Spätzle, Spaß und spazieren
Wandelen in het Zwarte Woud
G. en ik hadden een zevendaags wandelarrangement in het Zwarte Woud geboekt bij Travellers. Het werd een uitermate geslaagde vakantie. Hieronder het verslag.
Dag 1: Nijmegen – Bärental
Dinsdag 22 augustus 2006
Met de ICE reizen we naar Freiburg. Tegenover ons zit een stel dat naar Zwitserland gaat, aan de andere kant van het gangpad een groepje van drie vrouwen en een alleengaande man die leeg voor zich uit staart en zich schijnbaar te pletter verveelt. In het Ruhrgebied heerst de ouderwetse Kohlenpott-sfeer: grijs en druilerig weer, Plattenbau, overwoekerde rangeerterreinen en vervallen fabriekscomplexen. Verder zien we heuvels, autosnelwegen en graffiti-arme geluidsschermen. Een gitzwarte lucht boven de Dom van Keulen. Op het kinderkanaal van de ICE-radio wordt een hoorspel van die Biene Maja gedraaid. O, jeugdsentiment! Het aftitelingsmuziekje kan ik nog zo meezingen, hoewel het minstens een kwart eeuw geleden moet zijn dat ik het voor het laatst gehoord heb. G. fotografeert bovenleidingsportalen.
In Freiburg kopen we fruit voor morgen en verbazen we ons over de ondoorgrondelijke kaartautomaten, die welbeschouwd geen kaartautomaten maar routeplanners blijken te zijn. Met behulp van een medewerker van Die Bahn, die speciaal is aangenomen om domme, onwetende toeristen te helpen met zoiets simpels als het kopen van een kaartje, halen we kaartjes voor Feldberg-Bärental uit een helse machine die een heuse kaartautomaat blijkt te zijn. Een mooie boemelrit langs beboste heuvels en door tunnels. Station Himmelreich. We stijgen en draaien, kedeng-kedengen langs de Titisee en arriveren ten slotte op Feldberg-Bärental, het hoogstgelegen station van Duitsland. Het is opgeklaard.
Korte beschrijving van het dorp Bärental: koeien met bellen om hun nek (dat is ontzettend Heidi), een bakker, een pizzeria, restaurants, hotels, restaurant-hotels en een Schnaps-museum.
Hotel Diana. De naam vermoedt een wilde seksclub, maar het is een keurig, zelfverklaard Bärenstarkpension met zwembad en sauna waar we meteen maar gebruik van maken. Onze kamer heeft prachtig uitzicht op de Titisee. Het eten is eenvoudig, maar heel smakelijk. We worden bediend door een vriendelijk, maar erg schuchter meisje. We drinken koffie en thee in het dorp. Wanneer we teruglopen naar het hotel is het doodstil. We geven een kat wat aandacht.
In Freiburg kopen we fruit voor morgen en verbazen we ons over de ondoorgrondelijke kaartautomaten, die welbeschouwd geen kaartautomaten maar routeplanners blijken te zijn. Met behulp van een medewerker van Die Bahn, die speciaal is aangenomen om domme, onwetende toeristen te helpen met zoiets simpels als het kopen van een kaartje, halen we kaartjes voor Feldberg-Bärental uit een helse machine die een heuse kaartautomaat blijkt te zijn. Een mooie boemelrit langs beboste heuvels en door tunnels. Station Himmelreich. We stijgen en draaien, kedeng-kedengen langs de Titisee en arriveren ten slotte op Feldberg-Bärental, het hoogstgelegen station van Duitsland. Het is opgeklaard.
Korte beschrijving van het dorp Bärental: koeien met bellen om hun nek (dat is ontzettend Heidi), een bakker, een pizzeria, restaurants, hotels, restaurant-hotels en een Schnaps-museum.
Hotel Diana. De naam vermoedt een wilde seksclub, maar het is een keurig, zelfverklaard Bärenstarkpension met zwembad en sauna waar we meteen maar gebruik van maken. Onze kamer heeft prachtig uitzicht op de Titisee. Het eten is eenvoudig, maar heel smakelijk. We worden bediend door een vriendelijk, maar erg schuchter meisje. We drinken koffie en thee in het dorp. Wanneer we teruglopen naar het hotel is het doodstil. We geven een kat wat aandacht.
Dag 2: Bärental – Seebuck – Bärental
Woensdag 23 augustus 2006
De eerste wandeling, een tocht van 13 kilometer die naar de top van de Seebuck voert, de op een na hoogste berg van het Zwarte Woud. We lopen naar het station, doen inkopen bij de bakker en volgen daarna door gele en rode wybertjes bewegwijzerde, brede boswegen zonder al te veel klimmen en dalen. We horen het geluid van klaterende beekjes en iets minder klaterende kettingzagen. Het is prachtig weer met vriendelijke wolken. Het landschap is open, glooiend en besprenkeld met kolossale boerderijen, waar voor elk raam een vrolijke bloembak hangt. Op de weg naar het meertje Mathisleweiher komen we langs een respectabel aantal mierenhopen, die door piramidevormige constructies van kippengaas beschermd zijn. De krioelende beestjes trekken zich daar niks van aan en bouwen hun buitenwijken vrolijk buiten de piramides. Een lieflijk, spiegelglad meertje.
In de Raimartihof beleggen we onze lunchpauze. Het is er druk en ook op het pad naar de Feldsee is het filelopen geblazen. De Feldsee is een volmaakt rond meer met uitzichten op de Seebuck en de Feldberg en op steile rotswanden. De klim naar de Seebuck verloopt eerst heel geleidelijk door het bos, maar na het kabelbaanstation en het winkelcentrum (waar men vossenhuiden aan de man probeert te brengen) neemt het hellingspercentage gestaag toe. Langzaam klimmen we naar het Bismarckdenkmal, een fallusvormige erectie van grote stenen, waar we verpletterend uitzicht zouden moeten hebben op de Alpen, inclusief de Mont Blanc. Daar is het nu echter te heiig voor, maar met het panorama dat we nu voor ons zien zijn we zeker ook tevreden. Een flinke afdaling naar de grote weg, waar we eerst iets drinken in een door schlagermuziek bezwangerde skihut alvorens we de bus naar Bärental nemen. Bij het winkelcentrum staat een enorme mensenmassa bij de bushalte. Een stuk of twintig moeten er een extra uur zien door te komen. Het eten is wederom erg lekker.
In de Raimartihof beleggen we onze lunchpauze. Het is er druk en ook op het pad naar de Feldsee is het filelopen geblazen. De Feldsee is een volmaakt rond meer met uitzichten op de Seebuck en de Feldberg en op steile rotswanden. De klim naar de Seebuck verloopt eerst heel geleidelijk door het bos, maar na het kabelbaanstation en het winkelcentrum (waar men vossenhuiden aan de man probeert te brengen) neemt het hellingspercentage gestaag toe. Langzaam klimmen we naar het Bismarckdenkmal, een fallusvormige erectie van grote stenen, waar we verpletterend uitzicht zouden moeten hebben op de Alpen, inclusief de Mont Blanc. Daar is het nu echter te heiig voor, maar met het panorama dat we nu voor ons zien zijn we zeker ook tevreden. Een flinke afdaling naar de grote weg, waar we eerst iets drinken in een door schlagermuziek bezwangerde skihut alvorens we de bus naar Bärental nemen. Bij het winkelcentrum staat een enorme mensenmassa bij de bushalte. Een stuk of twintig moeten er een extra uur zien door te komen. Het eten is wederom erg lekker.
Dag 3: Bärental – Feldberg – Wiedener Eck
Donderdag 24 augustus 2006
Een blauwe lucht met wat wolken, maar er worden onweersbuien verwacht. We nemen de bus naar de Feldberger Hof – zo blijkt het spuuglelijke complex van hotel, winkelcentrum en kabelbaan te heten – en nemen daar, om het gedonder voor te zijn, de kabelbaan naar de top van de Seebuck. Daar is het fris en uitgestorven. Vandaag volgen de de rode ruitjes van de Westweg en klimmen door naar de top van de Feldberg, met 1493 meter de hoogste berg van Duitsland buiten de Alpen. Tijdens het klimmen geven G. en ik elkaar voortdurend complimentjes over de zojuist geleverde prestatie aangaande het bestijgen van de Seebuck. De top, die ontsierd wordt door een antenne en een weerstation, blijkt meer een plateau, waardoor het uitzicht er stukken minder is dan vanaf de belendende Seebuck. In de richting van de Vogezen zien we dat er een donkere lucht komt aanzetten. We dalen. Na een minuut of tien passeren we de Sankt Wilhelmshütte, maar we besluiten er niet te pauzeren en door te lopen. Weer een paar honderd meter verderop wordt het firmament opeens inktzwart en begint het te rommelen. De donderslagen worden snel harder en daarom besluiten we terug te keren naar de hut. Het begint te stortregenen. In de hut trekken we onze regenkleding uit, drinken we thee en koffie en bekijken we hoe het weer zich ontwikkelt. De scherpe randjes zijn er algauw vanaf, maar er komt wel mist opzetten. Het zicht blijft echter goed en na een half uur besluiten we verder te lopen. Terwijl het langzaam wat opklaart volgen we een breed, golvend pad over een bergkam. Een open plek bij een crucifix in bladgoud biedt uitzicht op een dal en de grijze wolkenflarden die langs de donkere hellingbossen jagen. We komen uit in het gehucht Notschrei, waar we halt houden voor de lunch. Omdat het weer is opgeknapt gaan we buiten op het terras van een hotel zitten, maar even later wordt het weer dreigend. Het blijft droog. G. neemt een braadworst met gebakken aardappeltjes en ik een vesperplatte, een plank met brood, worst en dikke plakken ham en spek.
Na een klein uurtje gaan we verder westwaarts over een ruime zandweg die eerst langs een beek voert en daarna door een afwisseling van dennenbos en rommelige, open vlaktes. De lucht is nog steeds dreigend, maar juist wanneer het lichter wordt, barst de bui los. Onder het bladerdak trekken we onze regenkleding aan. Het pad stijgt. Aan de bosrand is het weer droog. Ons rest een steile afdaling dwars door de weilanden, waar koeien en paarden staan. Fenomenale uitzichten over de bergen. Vlak voor Wiedener Eck, waar ons hotel staat, zien we vier buizerds.
Een groot maar gezellig viersterrenhotel. Een vriendelijk meisje vertelt ons dat de gewone tweepersoonskamers allemaal bezet zijn en vraagt of we het erg vinden als we in een luxe tweepersoonskamer gestopt worden. Natuurlijk niet! We hebben een zee van ruimte, een balkon, een bad, een zithoek met stoelen en een bank, rode vloerbedekking en bloemetjesbehang. We denken dat we het hier wel twee dagen uit kunnen houden, en anders gaan we gewoon naar het zwembad of de sauna. Of allebei. Het eten is echt voortreffelijk: buffetsalade en soep, een stoofpotje van hert en ree met spätzleen een stukje vlaai, koffie en thee toe. Het noodweer buiten, de stroomstoring en de hevig smakkende man naast ons kunnen dit genot niet bederven.
Na een klein uurtje gaan we verder westwaarts over een ruime zandweg die eerst langs een beek voert en daarna door een afwisseling van dennenbos en rommelige, open vlaktes. De lucht is nog steeds dreigend, maar juist wanneer het lichter wordt, barst de bui los. Onder het bladerdak trekken we onze regenkleding aan. Het pad stijgt. Aan de bosrand is het weer droog. Ons rest een steile afdaling dwars door de weilanden, waar koeien en paarden staan. Fenomenale uitzichten over de bergen. Vlak voor Wiedener Eck, waar ons hotel staat, zien we vier buizerds.
Een groot maar gezellig viersterrenhotel. Een vriendelijk meisje vertelt ons dat de gewone tweepersoonskamers allemaal bezet zijn en vraagt of we het erg vinden als we in een luxe tweepersoonskamer gestopt worden. Natuurlijk niet! We hebben een zee van ruimte, een balkon, een bad, een zithoek met stoelen en een bank, rode vloerbedekking en bloemetjesbehang. We denken dat we het hier wel twee dagen uit kunnen houden, en anders gaan we gewoon naar het zwembad of de sauna. Of allebei. Het eten is echt voortreffelijk: buffetsalade en soep, een stoofpotje van hert en ree met spätzleen een stukje vlaai, koffie en thee toe. Het noodweer buiten, de stroomstoring en de hevig smakkende man naast ons kunnen dit genot niet bederven.
Dag 4: Wiedener Eck – Belchen – Wiedener Eck
Vrijdag 25 augustus 2006
Vanuit het hotel maken we een rondwandeling via de op twee na hoogste top van het Zwarte Woud, de Belchen. Het is fris en winderig, met naarmate de tocht vordert steeds meer zon. We stijgen geleidelijkerwijs over smalle bospaadjes, zo nu en dan een stroompje kruisend. Wanneer er even geen bomen zijn hebben we mooie uitzichten naar het westen. We zien de Rijn en de Vogezen. Er is echter een klein probleempje, namelijk dat de routebeschrijving in het geheel niet strookt met de kaart. Maar we weten dat we door simpelweg de rode wybertjes van de Westweg te volgen ook op de Belchen geraken, dus dat doen we dan maar. De terugweg naar het hotel is dan van latere zorg. Ik vind bossen niet bijster interessant om doorheen te lopen, maar G. des te meer: ze ziet buizerds, paddestoelen, raven en hagedissen. In een stuk bos is het groen tot een bepaalde hoogte ondergespoten met een soort van wit poeder. Waar dat nou weer goed voor is? Het moet er nog niet zo lang op zitten, want je haalt het er zo af met je vinger en ook hier heeft het de laatste tijd veel geregend. We lopen verder over een beboomworteld, smal pad dat zonder stijgen of dalen om een heuvel heen draait. Erlangs is een aantal stoeltjes uit boomstammen gehakt. Na een nogal stenige afdaling met vergezichten over de Belchen volgt een lange, geleidelijke klim tot bij het Belchenhaus en het kabelbaanstation. In de verte zien we de Seebuck en de Feldberg duidelijk liggen met hun uitkijktorens en antennes. Tijdens de lunch bestuderen we de routebeschrijving en de kaart en komen tot de ontdekking dat ze wel met elkaar stroken, maar dat de wandelrichting precies omgekeerd is. We lopen tegen de wijzers van de klok in, terwijl dat met de wijzers van de klok mee had gemoeten. We besluiten verkeerd om verder te wandelen, want met de overvloedige markeringen en de duidelijke kaart zou dat geen problemen moeten opleveren.
Een lange afdaling via haarspeldbochten die mijn fragiele humeur op de proef stelt. Waar ik de betere klimmer van het stel ben, is G. de kundiger afdaler. Afdalen dient nergens toe, denk ik in mezelf, louter dan weer beneden te geraken. Klimmen heeft een doel: het uitzicht dat je boven hebt, of de klim an sich als – bijna wil ik uitdaging zeggen. Nee, dat dalen is maar een nutteloos fenomeen. Dat het prachtig weer is, uit de wind raken en langs allerhande mooie rotspartijen komen kan me op dat moment niks bommen. Ik ben blij als we op een kruispunt linksaf slaan en weer lekker gaan klimmen. Een tijdlang lopen we over brede, zacht glooiende boswegen. Zoekend naar een doorsteek die wel op kaart staat, maar er in werkelijkheid niet is, zien we een driedimensionale eekhoorn en een tweedimensionale mol. In Multen (een handvol boerderijen en een bushalte) drinken en eten we wat. Het laatste deel van de wandeling voert eerst door een fraai open landschap langs een beek en dan door het bos via een flinke klim – waar G. vanuit alle poriën uitstraalt dat ze het niet geheel naar haar zin heeft – en een lange afdaling. Probleemloos vinden we zo Wiedener Eck weer terug.
In het hotel maken we gebruik van het zwembad en de verrassend grote en luxe sauna en krijgen we vervolgens een copieus warm en koud buffet voorgeschoteld. Op onze kamer schrijven we kaartjes.
Een lange afdaling via haarspeldbochten die mijn fragiele humeur op de proef stelt. Waar ik de betere klimmer van het stel ben, is G. de kundiger afdaler. Afdalen dient nergens toe, denk ik in mezelf, louter dan weer beneden te geraken. Klimmen heeft een doel: het uitzicht dat je boven hebt, of de klim an sich als – bijna wil ik uitdaging zeggen. Nee, dat dalen is maar een nutteloos fenomeen. Dat het prachtig weer is, uit de wind raken en langs allerhande mooie rotspartijen komen kan me op dat moment niks bommen. Ik ben blij als we op een kruispunt linksaf slaan en weer lekker gaan klimmen. Een tijdlang lopen we over brede, zacht glooiende boswegen. Zoekend naar een doorsteek die wel op kaart staat, maar er in werkelijkheid niet is, zien we een driedimensionale eekhoorn en een tweedimensionale mol. In Multen (een handvol boerderijen en een bushalte) drinken en eten we wat. Het laatste deel van de wandeling voert eerst door een fraai open landschap langs een beek en dan door het bos via een flinke klim – waar G. vanuit alle poriën uitstraalt dat ze het niet geheel naar haar zin heeft – en een lange afdaling. Probleemloos vinden we zo Wiedener Eck weer terug.
In het hotel maken we gebruik van het zwembad en de verrassend grote en luxe sauna en krijgen we vervolgens een copieus warm en koud buffet voorgeschoteld. Op onze kamer schrijven we kaartjes.
Dag 5: Wiedener Eck – Menzenschwand
Zaterdag 26 augustus 2006
Een lange tocht met veel hoogteverschillen. Over veel asfalt en wat graspaden dalen we tot in de vallei waar het dorpje Wieden ligt. Zoals overal liggen er grote stapels hout voor de deur, zijn de brandkranen bont beschilderd en staat er op elke straathoek een wegkruis.
Onvermijdelijkerwijs volgt er een lange klim het dal uit, wederom met mooie uitzichten, maar dat verveelt nooit. Een ominente rochel kietelt het trommelvlies van mijn linkeroor: G. heeft een vlieg ingeslikt. Pal naast het pad is een boer een vuurtje aan het stoken, met een indrukwekkende rookontwikkeling als gevolg. Waar de zon door de rook schijnt ontstaat een mooie stralenkrans, een kans op een kekke effectfoto die ik met beide handen aangrijp. Tot mijn verrassing klimmen we verder door loofbos. Boven is een grote weide met picknickbanken en hebben we andermaal geen weids panorama tot over de Alpen. In een paar kilometer dalen we nu ruim 500 meter tot in Todtnau. Hevig zigzaggende bospaadjes, afgewisseld door het asfalt van een vakantiepark. In de verte zien we de Todtnauer Wasserfall, de hoogste waterval van Duitsland. Afdaaltechnisch begin ik in vorm te komen: als een kwieke berggems huppel ik naar beneden en mijn goede humeur is onverwoestbaar. In Todtnau, een wat groter plaatsje met echte winkels, een markt en een aardige kerk, lunchen we op een terras. G. is niet te spreken over haar salade, de pannenkoek bevalt mij prima. De lucht betrekt, waarna het weer opklaart.
Om G. een danig aantal hoogtemeters te besparen, nemen we de kabelbaan naar boven. Het zijn open stoeltjes en in het licht van onze hoogtevrees gaan dit niet de fijnste momenten van de dag worden. Terwijl we elkaars zweterige handen samenknijpen, zien we beneden ons de rodelbaan waar mensen iets meer plezier hebben dan wij. We zijn blij als we weer vaste grond onder de voeten hebben. We volgen de bordjes Bernauerkreutz, terwijl het pad verder stijgt, soms via vals plat, soms steil. Veel bos en een mooi, drassig gebiedje. De lucht wordt opnieuw donker en net voorbij het hoogste punt begint het gestaag te regenen. We trekken onze regenkleding aan en dalen voorzichtig af over een rotspaadje dat al aardig glibberig geworden is. Een lange, dalende bosweg brengt ons tot bij het hotel in Menzenschwand (algauw tot Menschenschwanz omgedoopt), waar we als verzopen katjes aankomen. Het is een knus, ouderwets pension met veel hout en grote tapijten op de vloer. Op onze kamer ligt het gebruikelijke assortiment afgedankte boeken en tijdschriften, waaronder een Reader's Digest, een aantal reisgidsen over Frankrijk en het meesterwerk Liebesgeschichten aus Irland. Het eten is goed. G. babbelt even met een Belgisch stel dat ook vandaag is gearriveerd en hier al twaalf jaar komt. We hebben geluk met het weer, zeggen ze. In heel Duitsland is het al dagen slecht, behalve hier. Ze vertellen over een groep Britten die hier een aantal jaren geleden was en elke dag in de stromende regen liep.
's Nachts word ik een paar keer wakker door de stortregen.
Onvermijdelijkerwijs volgt er een lange klim het dal uit, wederom met mooie uitzichten, maar dat verveelt nooit. Een ominente rochel kietelt het trommelvlies van mijn linkeroor: G. heeft een vlieg ingeslikt. Pal naast het pad is een boer een vuurtje aan het stoken, met een indrukwekkende rookontwikkeling als gevolg. Waar de zon door de rook schijnt ontstaat een mooie stralenkrans, een kans op een kekke effectfoto die ik met beide handen aangrijp. Tot mijn verrassing klimmen we verder door loofbos. Boven is een grote weide met picknickbanken en hebben we andermaal geen weids panorama tot over de Alpen. In een paar kilometer dalen we nu ruim 500 meter tot in Todtnau. Hevig zigzaggende bospaadjes, afgewisseld door het asfalt van een vakantiepark. In de verte zien we de Todtnauer Wasserfall, de hoogste waterval van Duitsland. Afdaaltechnisch begin ik in vorm te komen: als een kwieke berggems huppel ik naar beneden en mijn goede humeur is onverwoestbaar. In Todtnau, een wat groter plaatsje met echte winkels, een markt en een aardige kerk, lunchen we op een terras. G. is niet te spreken over haar salade, de pannenkoek bevalt mij prima. De lucht betrekt, waarna het weer opklaart.
Om G. een danig aantal hoogtemeters te besparen, nemen we de kabelbaan naar boven. Het zijn open stoeltjes en in het licht van onze hoogtevrees gaan dit niet de fijnste momenten van de dag worden. Terwijl we elkaars zweterige handen samenknijpen, zien we beneden ons de rodelbaan waar mensen iets meer plezier hebben dan wij. We zijn blij als we weer vaste grond onder de voeten hebben. We volgen de bordjes Bernauerkreutz, terwijl het pad verder stijgt, soms via vals plat, soms steil. Veel bos en een mooi, drassig gebiedje. De lucht wordt opnieuw donker en net voorbij het hoogste punt begint het gestaag te regenen. We trekken onze regenkleding aan en dalen voorzichtig af over een rotspaadje dat al aardig glibberig geworden is. Een lange, dalende bosweg brengt ons tot bij het hotel in Menzenschwand (algauw tot Menschenschwanz omgedoopt), waar we als verzopen katjes aankomen. Het is een knus, ouderwets pension met veel hout en grote tapijten op de vloer. Op onze kamer ligt het gebruikelijke assortiment afgedankte boeken en tijdschriften, waaronder een Reader's Digest, een aantal reisgidsen over Frankrijk en het meesterwerk Liebesgeschichten aus Irland. Het eten is goed. G. babbelt even met een Belgisch stel dat ook vandaag is gearriveerd en hier al twaalf jaar komt. We hebben geluk met het weer, zeggen ze. In heel Duitsland is het al dagen slecht, behalve hier. Ze vertellen over een groep Britten die hier een aantal jaren geleden was en elke dag in de stromende regen liep.
's Nachts word ik een paar keer wakker door de stortregen.
Dag 6: Menzenschwand – Bärental
Zondag 27 augustus 2006
Grijs weer, rafelige wolkenplukken steken af tegen de donkere hellingen, kletsnatte straten. We hullen ons in onze regenkleding, maken in het dorp een paar foto's en beginnen vervolgens te klimmen. Het graspad loopt algauw hoog boven het dorp. De weide ziet paars van de her en der bloeiende heide. Het bos in. Het is een heel mooi, groen pad langs een wildstromende beek. Maar G. kan er niet van genieten, ze heeft de dip aller dips. Ze heeft de tocht van gisteren nog in de benen, het is haar te nat en te stijgend en de wandelstokken doen niet wat ze wil. Haar humeur verbetert als we op een mooi uitzichtpunt belanden, het droog wordt en een schuchter zonnetje doorbreekt. Na een open stuk slaan we rechtsaf en lopen we recht af op het stuwmeer de Schluchsee. Het is een vrij saaie, brede bosweg. We komen een groep wandelaars en een aantal mountainbikers tegen. In het bos liggen grote stapels boomstammen, die alle genummerd zijn. Volgens G. is dat om aan te geven aan wie het hout toebehoort. Uitzicht over de Schluchsee. Het weer verslechtert en het begint een beetje te druppen. We lopen door naar het station van Aha, waar we juist op tijd zijn voor de trein naar Feldberg-Bärental. Hotel Diana. Net als we binnen zijn begint het te gieten. We zwemmen, zitten in de sauna, douchen en spelen Kolonisten en Set, terwijl buiten de ene na de andere stortbui valt. Het eten is vertrouwd goed.
Dag 7: Bärental – Nijmegen
Maandag 28 augustus 2006
Grijs weer met regen, lage bewolking. Een goede dag derhalve om terug naar Nederland te gaan. We pakken de tassen en in afwachting op onze trein van 14.00 uur spelen we spelletjes in de lobby. De hoteleigenaar brengt ons naar het station. Het is koud en winderig. De stationsrestauratie is gesloten. Er staat een tafelvoetbalspel, maar we kunnen geen muntjes krijgen, want de stationsrestauratie is gesloten. Op een bankje ligt de nieuwe catalogus van de Duitse IKEA. In arren moede bladeren we die door. De trein naar Freiburg. Het weer wordt steeds slechter en in Freiburg stortregent het. Ik eet wat op het station. Beroerd voedsel. In de ICE zitten we helemaal vooraan en kunnen we in de machinistencabine kijken en zo ook naar buiten. Inktzwarte bloemkoolwolken die zich spectaculair ontsluiten. In Mannheim stappen een oude vrouw en haar lelijke, slecht geklede en vermoedelijk vrijgezelle zoon in. Koot en Bie.