Que Si, Quy Nhon
Miljonair in Vietnam
"Azië en ondergetekende, nee, dat wordt nimmer een setje waar de vonken vanaf zullen vliegen."
Dixit scribent dezes, met een snufje dichterlijke vrijheid weliswaar, toen mijn reiscarrière nog niet droog achter de oren was. Niet minder dan twee hemellichamen waren ervoor nodig om me mijn van welk fundament dan ook gespeende mening te laten herzien. Totale zonsverduisteringen lieten me kennisnemen van Anatolië en China, waarna de conclusie gerechtvaardigd was dat Cupido's bevallige pijl-en-boogje deksels scherp stond afgesteld. Bijzondere mensen, oogstrelende landschappen en gastronomische verwennerij te kust en te keur in dit reusachtige, rijk geschakeerde werelddeel dat Azië heet!
Een bezoek aan het van een geoliede toeristenindustrie behepte, maar desondanks nog vriendelijke en authentieke Vietnam hing al een poos in de lucht. Ik bereidde mij mentaal voor op mijn aanstaande tijdelijke status als miljonair – een dong doet zegge en schrijve vier duizendste eurocent –, werkte een programma af om de sluitspieren van mijn poriën in optimale vorm te brengen en stapte in de trein naar Schiphol.
Een bezoek aan het van een geoliede toeristenindustrie behepte, maar desondanks nog vriendelijke en authentieke Vietnam hing al een poos in de lucht. Ik bereidde mij mentaal voor op mijn aanstaande tijdelijke status als miljonair – een dong doet zegge en schrijve vier duizendste eurocent –, werkte een programma af om de sluitspieren van mijn poriën in optimale vorm te brengen en stapte in de trein naar Schiphol.
Dag 1 en 2: Alverna – Amsterdam – Ho Chi Minhstad
Zaterdag 17 en zondag 18 februari 2018
Dit weekend is de Huishoudbeurs voor geopend verklaard. Ofschoon het luide gegeit van de vrouwenkransjes mij zonder enige twijfel zou kunnen doen wennen aan de hectiek van een Aziatische metropool, heeft het mij behaagd mijn ov-chipkaart op te waarderen naar de eerste klas. Aldaar profiteren de beste reizigers naast de serene rust van een verwarming die al loeiend een spreekwoordelijke middelvinger opsteekt naar de lenteachtige omstandigheden buiten het rijtuig. Het tropische klimaat van zuidelijk Vietnam heeft aanstonds geen geheimen meer voor mij, daar durf ik mijn hand wel voor in het vuur te steken. In de stad die meer dan eens wordt geassocieerd met de Marijnisjes, Unox en de finale met de vallende stokken uit de Ted Show stapt een jongen in met een skateboard, een valhelm en een teddybeer die Roel van Velzen in diverse afmetingen met speels gemak overtreft. Hij wordt heimelijk op de gevoelige plaat vastgelegd door de conductrice.
Het is maar goed dat ik de mariene verlokkingen van de sushischuur bij de gate heb kunnen weerstaan, want het eten op de vlucht naar Istanbul is beter dan binnen te houden, gewoonweg lekker zelfs. En er is ook visuele vertroeteling; geen stralende glimlach van een stewardess, want het cabinepersoneel is hedenochtend collectief met het verkeerde been uit bed gestapt, en een rolprent op het persoonlijke entertainmentsysteem die je nog jaren bijblijft evenmin; neen, het is het ineenslaan der handen van de natuur en de mens dat de adem een weinig doet stokken. Uit het oogpunt van veiligheid wordt tijdens het inzetten van de landing het licht in het toestel gedoofd, waarna zich een superbe hemelkoepel aan het gezichtsorgaan ontsluit, alsook een dunne wolkendeken waar het licht van de eronder liggende kustplaatsjes met een oranje gloed doorheen schijnt. Als de kist een bocht maakt en boven het water komt, verschijnt de grootste stad van Turkije vanachter de wolkenbank. In de verte knipperen lichtjes van andere vliegtuigen.
Op de op vele fronten tekortschietende Atatürk-luchthaven herkent niemand me, hoewel ik er de laatste jaren kind aan huis was. Het is een afscheid zonder tranen: in het najaar wordt het nieuwe vliegveld van Istanbul ingezegend.
Na nog eens het equivalent van een kantoordag met een pak overwerk waar een paard de hik van krijgt in een vliegtuigstoel te hebben vertoefd, zet ik niet ultiem gesloopt wiel aan de grond in Ho Chi Minhstad, ofwel HCMC in het Lonely Planets. De naam Saigon is vanaf het moment dat de communisten het in het zuiden van Vietnam voor het zeggen kregen voorbehouden aan de rivier die door de stad stroomt, het stadsdeel dat het centrum omvat, het treinstation en, lest best, aan het lokale gerstenat. Op de luchthaven ontmoet ik de twintigkoppige groep en de jonge en naar zal blijken doortastende, steevast met een zonnig humeur behepte gids Quang.
Hoewel er beslist geen sprake kan zijn van een uitgestorven HCMC, worden mijn verwachtingen aangaande een hectische mierenhoop toch niet geheel en al ingelost. De oorzaak daarvan is gelegen in Tet, Vietnams kerst-nieuwjaar-verjaardagscombinatiegebeuren – ik leg het maar even uit, voor het geval dat Herman Brusselmans meeleest. Het is een feest dat hoofdzakelijk in familiekring wordt gevierd en vandaar gepaard gaat met een immense volksverhuizing naar het platteland. Dat laat onverlet dat er in de stad nog genoeg brommertjes overblijven om tijdens het oversteken ternauwernood niet door te worden geschept. Licht overprikkeld, maar levend bereiken mijn reismatties en ik een eetgelegenheid, waar de eerste kennismaking met de wereldvermaarde Vietnamese keuken doet snakken naar meer.
Dag 3: Ho Chi Minhstad – Cu Chitunnels – Ho Chi Minhstad
Maandag 19 februari 2018
Om half drie 's nachts word ik gewekt door kraaiende hanen – in een 8,6 miljoen inwoners tellende megalopolis, te deksel! – en de jetlag doet de rest totdat de wekker gaat. Het aansluitende ontbijtbuffet doet mijn gastronomische hartje kronkelen van genot: rijst, vis en balletjes met een hemels vulsel belanden op mijn bord, de westerse specialiteiten negerend.
De excursiecarrousel wordt terstond aangezwengeld door een ochtendlijk uitstapje naar de Cu Chitunnels, een fijnmazig netwerk van claustrofobie-inducerende gangen en ruimtes dat ten tijde van de Franse kolonisatie is aangelegd en in de jaren zestig is uitgebreid en vervolmaakt ter verschansing van menig guerrilla van de Vietcong, de verzetsbeweging uit het communistische Noord-Vietnam – en dat op spuugafstand van de toenmalige hoofdstad van het kapitalistische zuiden!
Zo gauw ons busje de vele kilometers lange uitvalsweg van het uitgestrekte HCMC op draait neemt Quang de microfoon ter hand. Over de moeizame relatie met de grote, machtige noorderbuur gaat het, en we krijgen snaakse tips over hoe je het beste een buffel achterop je brommer vervoert. Eén blik door het raam is inderdaad voldoende om de neiging van de Vietnamezen te onderkennen het inzetten van brommers voor personen- en goederenvervoer tot het uiterste door te drijven. Drie tot vijf personen op één brommer is eerder regel dan uitzondering, daarbij meegerekend hun nageslacht zogende moeders en doodgemoedereerd aan softijs likkende peuters zonder helm. Op een rijkelijk met pluimvee gevulde kooi, hooibaal of doos meer of minder wordt ook niet gekeken; voor minder dan de prijs van een professioneel verhuisbedrijf kun je een Vietnamees met zijn brommer laten overvliegen, die met twee ritjes je hele inboedel naar je nieuwe stulpje heeft gebracht. Langzaam maar zeker maken de buitenwijken plaats voor rijstvelden, die curieuzerwijs zijn besprenkeld met losse graven en kleinschalige begraafplaatsen.
Ondanks dat het startschot voor het hoogseizoen nog moet worden gegeven is het bij de Cu Chitunnels een komen en gaan van tourgroepen uit alle uithoeken van de wereld. Tussen het schuifelen door maken we kennis met de eenvoudige, doch uitgekiende camouflagetechnieken van de Vietcong, alsmede hun al even basale, maar effectieve boobytraps. Met hun vindingrijkheid waren de strijders uit het noorden de Amerikanen telkens een stap voor, hetgeen laatstgenoemden er ten langen leste toe bewoog het hele gebied dan maar bloot te stellen aan legio tapijtbombardementen met B-52-toestellen. De rondleiding voert ook langs enkele bomkraters. Voordat we optioneel een stukje door een – voor toeristische doeleinden verlichte en verbrede – tunnel mogen kruipen, lessen we onze dorst bij een uitspanning, die grenst aan een terrein waar liefhebbers tegen bijbetaling hun schietvaardigheid met een kalasjnikov kunnen aanscherpen; een populaire attractie, getuige het geknal dat op gezette tijden de relatieve rust in het bos verstoort.
In en rond Cu Chi vonden niet alleen een ontzaglijk aantal mensen de dood – hetzij door oorlogshandelingen, hetzij door de miserabele omstandigheden in het tunnelcomplex –, ook menig door de Amerikanen de tunnels in gejaagde Duitse herdershond werd het slachtoffer van deze of gene boobytrap, voor het opsporen waarvan de dieren niet waren getraind. Wellicht is dit de reden dat plenty hekwerken in deze contreien worden opgesmukt door een beeldje van onderhavige viervoeter.
Terug in de grootste stad van Vietnam worden we ontboden in de PHO 2000. Het gaat hier allicht niet om de gelijknamige schaafmachine van Bosch, maar om een horecapunt van het type vreetschuur, gespecialiseerd in pho, behept met een tl-balkachtige sfeer en een lopendebandachtige efficiëntie bovendien. Dit klinkt niet bepaald als een aanprijzing, maar gezegd moet worden dat Bill Clinton hier al eens slurpte aan een kom van het bekendste gerecht van de Vietnamese keuken, zijnde een soep met noedels en rundvlees dan wel kip, die aan het gezicht hoort te worden onttrokken door een jungle van verse kruiden. Pho wordt overigens niet uitgesproken als fo, maar als freule, maar dan zonder de r en de le; ook hoorden we bijwijlen Fa – van de wilde frisheid van limoenen, uitgestoten met een hete aardappel in de keel.
In mijn allenige uppie maak ik een middagwandeling langs een aantal van Ho Chi Minhstads bezienswaardigheden: het Herenigingspaleis, de deels in steigermateriaal gehulde Notre-Dame en het naburige hoofdpostkantoor, waarmee Gustave Eiffel hoegenaamd niets te schaften heeft, in tegenstelling tot wat tot vervelens toe wordt beweerd. Meer dan van de genoemde bouwsels smul ik van de dagelijkse gang van zaken op straat, hetgeen tot een climax komt bij het fraaie stadhuis en het standbeeld van Ho Chi Minh, die aan het hoofd staan van een aantrekkelijke flaneerboulevard. Menigeen laat zich vereeuwigen met ome Ho, wiens sokkel stevig verankerd staat in een bonte bloemenzee. Op de promenade waan ik me pas echt in de Keukenhof: tout Zuidoost-Azië is present en er lijkt geen einde te komen aan de trits bloemenkunstwerken, wier kitscherigheid ongeëvenaard is – als deze staaltjes van bloemschiknijverheid eetbaar waren geweest, was het glazuur van mijn bijtspijkers gesprongen. Welhaast zonder uitzondering worden de creaties opgeleukt met een roedel trouwe viervoeters: net als in China heeft het jaar van de hond een aanvang genomen in Vietnam. In wonderschone klederdracht dan wel ongehoord vloekende jurkjes zijn de bij-de-vlete aanwezigen in zoetsappige poses onledig met hun selfiesticks.
In kruip-door-sluip-doorstijl bereik ik de Bitexco Financial Tower, een wolkenkrabber van staal en glas die is uitgerust met een markant helikopterplatform vermomd als vliegende schotel en een uitzichtplatform, welk laatste ik tegen een alleszins acceptabele vergoeding per snelle lift beklim om de zonsondergang vanuit vogelperspectief waar te nemen. Als de duisternis invalt, goodnightsaigont Billy Joel door mijn hoofd.
De inwendige mens wordt versterkt bij Nha Hang Ngon – Ngon voor intimi – dat zich in de warme aanbeveling door een van mijn collega's mocht verheugen. En inderdaad smaken de voorschotelsels voortreffelijk, maar daarmee vertel ik menig toerist en autochtoon niets nieuws, getuige de rij wachtenden tot op het trottoir als Elvis dezes de building verlaat.
De excursiecarrousel wordt terstond aangezwengeld door een ochtendlijk uitstapje naar de Cu Chitunnels, een fijnmazig netwerk van claustrofobie-inducerende gangen en ruimtes dat ten tijde van de Franse kolonisatie is aangelegd en in de jaren zestig is uitgebreid en vervolmaakt ter verschansing van menig guerrilla van de Vietcong, de verzetsbeweging uit het communistische Noord-Vietnam – en dat op spuugafstand van de toenmalige hoofdstad van het kapitalistische zuiden!
Zo gauw ons busje de vele kilometers lange uitvalsweg van het uitgestrekte HCMC op draait neemt Quang de microfoon ter hand. Over de moeizame relatie met de grote, machtige noorderbuur gaat het, en we krijgen snaakse tips over hoe je het beste een buffel achterop je brommer vervoert. Eén blik door het raam is inderdaad voldoende om de neiging van de Vietnamezen te onderkennen het inzetten van brommers voor personen- en goederenvervoer tot het uiterste door te drijven. Drie tot vijf personen op één brommer is eerder regel dan uitzondering, daarbij meegerekend hun nageslacht zogende moeders en doodgemoedereerd aan softijs likkende peuters zonder helm. Op een rijkelijk met pluimvee gevulde kooi, hooibaal of doos meer of minder wordt ook niet gekeken; voor minder dan de prijs van een professioneel verhuisbedrijf kun je een Vietnamees met zijn brommer laten overvliegen, die met twee ritjes je hele inboedel naar je nieuwe stulpje heeft gebracht. Langzaam maar zeker maken de buitenwijken plaats voor rijstvelden, die curieuzerwijs zijn besprenkeld met losse graven en kleinschalige begraafplaatsen.
Ondanks dat het startschot voor het hoogseizoen nog moet worden gegeven is het bij de Cu Chitunnels een komen en gaan van tourgroepen uit alle uithoeken van de wereld. Tussen het schuifelen door maken we kennis met de eenvoudige, doch uitgekiende camouflagetechnieken van de Vietcong, alsmede hun al even basale, maar effectieve boobytraps. Met hun vindingrijkheid waren de strijders uit het noorden de Amerikanen telkens een stap voor, hetgeen laatstgenoemden er ten langen leste toe bewoog het hele gebied dan maar bloot te stellen aan legio tapijtbombardementen met B-52-toestellen. De rondleiding voert ook langs enkele bomkraters. Voordat we optioneel een stukje door een – voor toeristische doeleinden verlichte en verbrede – tunnel mogen kruipen, lessen we onze dorst bij een uitspanning, die grenst aan een terrein waar liefhebbers tegen bijbetaling hun schietvaardigheid met een kalasjnikov kunnen aanscherpen; een populaire attractie, getuige het geknal dat op gezette tijden de relatieve rust in het bos verstoort.
In en rond Cu Chi vonden niet alleen een ontzaglijk aantal mensen de dood – hetzij door oorlogshandelingen, hetzij door de miserabele omstandigheden in het tunnelcomplex –, ook menig door de Amerikanen de tunnels in gejaagde Duitse herdershond werd het slachtoffer van deze of gene boobytrap, voor het opsporen waarvan de dieren niet waren getraind. Wellicht is dit de reden dat plenty hekwerken in deze contreien worden opgesmukt door een beeldje van onderhavige viervoeter.
Terug in de grootste stad van Vietnam worden we ontboden in de PHO 2000. Het gaat hier allicht niet om de gelijknamige schaafmachine van Bosch, maar om een horecapunt van het type vreetschuur, gespecialiseerd in pho, behept met een tl-balkachtige sfeer en een lopendebandachtige efficiëntie bovendien. Dit klinkt niet bepaald als een aanprijzing, maar gezegd moet worden dat Bill Clinton hier al eens slurpte aan een kom van het bekendste gerecht van de Vietnamese keuken, zijnde een soep met noedels en rundvlees dan wel kip, die aan het gezicht hoort te worden onttrokken door een jungle van verse kruiden. Pho wordt overigens niet uitgesproken als fo, maar als freule, maar dan zonder de r en de le; ook hoorden we bijwijlen Fa – van de wilde frisheid van limoenen, uitgestoten met een hete aardappel in de keel.
In mijn allenige uppie maak ik een middagwandeling langs een aantal van Ho Chi Minhstads bezienswaardigheden: het Herenigingspaleis, de deels in steigermateriaal gehulde Notre-Dame en het naburige hoofdpostkantoor, waarmee Gustave Eiffel hoegenaamd niets te schaften heeft, in tegenstelling tot wat tot vervelens toe wordt beweerd. Meer dan van de genoemde bouwsels smul ik van de dagelijkse gang van zaken op straat, hetgeen tot een climax komt bij het fraaie stadhuis en het standbeeld van Ho Chi Minh, die aan het hoofd staan van een aantrekkelijke flaneerboulevard. Menigeen laat zich vereeuwigen met ome Ho, wiens sokkel stevig verankerd staat in een bonte bloemenzee. Op de promenade waan ik me pas echt in de Keukenhof: tout Zuidoost-Azië is present en er lijkt geen einde te komen aan de trits bloemenkunstwerken, wier kitscherigheid ongeëvenaard is – als deze staaltjes van bloemschiknijverheid eetbaar waren geweest, was het glazuur van mijn bijtspijkers gesprongen. Welhaast zonder uitzondering worden de creaties opgeleukt met een roedel trouwe viervoeters: net als in China heeft het jaar van de hond een aanvang genomen in Vietnam. In wonderschone klederdracht dan wel ongehoord vloekende jurkjes zijn de bij-de-vlete aanwezigen in zoetsappige poses onledig met hun selfiesticks.
In kruip-door-sluip-doorstijl bereik ik de Bitexco Financial Tower, een wolkenkrabber van staal en glas die is uitgerust met een markant helikopterplatform vermomd als vliegende schotel en een uitzichtplatform, welk laatste ik tegen een alleszins acceptabele vergoeding per snelle lift beklim om de zonsondergang vanuit vogelperspectief waar te nemen. Als de duisternis invalt, goodnightsaigont Billy Joel door mijn hoofd.
De inwendige mens wordt versterkt bij Nha Hang Ngon – Ngon voor intimi – dat zich in de warme aanbeveling door een van mijn collega's mocht verheugen. En inderdaad smaken de voorschotelsels voortreffelijk, maar daarmee vertel ik menig toerist en autochtoon niets nieuws, getuige de rij wachtenden tot op het trottoir als Elvis dezes de building verlaat.
Dag 4: Ho Chi Minhstad – Vinh Long
Dinsdag 20 februari 2018
In het uiterste zuiden van Vietnam, op circa drie uur per airconditioned bus van Ho Chi Minhstad, treffen we de Mekongdelta aan, een gebied zo groot als Nederland, met evenveel inwoners als Nederland. Net als in ons koude kikkerlandje is er veel water, niet zelden in door mensenhanden gegraven waterlopen, en hebben de mensen er leren leven met het water. Er zijn pontjes en lintdorpen, en reliëf wordt er niet bepaald op een presenteerblaadje aangeboden. Maar daar houdt, zoals terstond zal blijken, de vergelijking met het kleine West-Europese koninkrijk wel zo'n beetje op.
Zoals vrijwel alle grote rivieren in dit deel van de wereld ontspringt de Mekong in het Tibetaans Hoogland, om een slordige vierduizend kilometer verderop uit te monden in de Zuid-Chinese Zee. Onderweg neemt ze heel wat tonnetjes slib op sleeptouw, wat niet alleen de bruine kleur van het water verklaart, maar tevens zorgt voor een continue, lang niet misselijke landaanwas ter hoogte van de delta. Naast de geraniums op menig vensterbank mogen we dus ook in het geval van Vietnam gerust spreken van iets dat groeit, bloeit en altijd weer boeit.
Daar de Mekongdelta naast vlak en dichtbevolkt ook nog eens vruchtbaar is, strekken de rijstvelden zich uit van de vluchtstrook tot aan de horizon. Na circa twee uur gaans worden ze goeddeels aan het oog onttrokken door het reeds gememoreerde lint van afgeleefde huizen en winkels. Er is nog een lint dat vermelding behoeft, te weten het ononderbroken lint van scooters, motoren en brommertjes tussen Ho Chi Minhstad en de delta. De laatste dag van de Tet-vakantie is aangebroken, hetgeen eenieder terug doet keren naar de grote stad. De bagagedragers bezwijken welhaast onder de last van de koffers, rugzakken en deze en/of gene bijrijder.
In Cai Be stappen we over op een boot voor een tocht door de wateren van de Mekongdelta. De wel heel Fransige kerk is een vreemde eend in de bijt te midden van de opstallen aan de oevers, die op palen zijn gebouwd – wegens de nabijheid van de zee kent men hier eb en vloed. We bezoeken een aantal ambachtelijke werkplaatsen, waar we onder meer kennisnemen van het bestaan van slangen- en schorpioenenwijn. Later bevaren we een meer agrarisch gebied, waar we bij enkele fruitboomgaarden de benen strekken en proeven van tropische vruchten en rijstwijn. Bij een naar het lijkt gegoede familie valt een copieuze lunch ons ten deel, met onder meer olifantsoorvis. Ook een Vietnamese Intratuin ontsnapt niet aan onze aandacht. In de namiddag meren we aan bij onze direct aan het water gelegen homestay. Alvorens we aanschuiven richten we de slaapzalen in, brengen we de muskietennetten in stelling en wordt er een stevig robbertje met muggenspray gespoten. Tijdens de uitbuiksessie vergast de lokale toneelvereniging ons op muziek, dans en John Lanting-eske dialogen.
Zoals vrijwel alle grote rivieren in dit deel van de wereld ontspringt de Mekong in het Tibetaans Hoogland, om een slordige vierduizend kilometer verderop uit te monden in de Zuid-Chinese Zee. Onderweg neemt ze heel wat tonnetjes slib op sleeptouw, wat niet alleen de bruine kleur van het water verklaart, maar tevens zorgt voor een continue, lang niet misselijke landaanwas ter hoogte van de delta. Naast de geraniums op menig vensterbank mogen we dus ook in het geval van Vietnam gerust spreken van iets dat groeit, bloeit en altijd weer boeit.
Daar de Mekongdelta naast vlak en dichtbevolkt ook nog eens vruchtbaar is, strekken de rijstvelden zich uit van de vluchtstrook tot aan de horizon. Na circa twee uur gaans worden ze goeddeels aan het oog onttrokken door het reeds gememoreerde lint van afgeleefde huizen en winkels. Er is nog een lint dat vermelding behoeft, te weten het ononderbroken lint van scooters, motoren en brommertjes tussen Ho Chi Minhstad en de delta. De laatste dag van de Tet-vakantie is aangebroken, hetgeen eenieder terug doet keren naar de grote stad. De bagagedragers bezwijken welhaast onder de last van de koffers, rugzakken en deze en/of gene bijrijder.
In Cai Be stappen we over op een boot voor een tocht door de wateren van de Mekongdelta. De wel heel Fransige kerk is een vreemde eend in de bijt te midden van de opstallen aan de oevers, die op palen zijn gebouwd – wegens de nabijheid van de zee kent men hier eb en vloed. We bezoeken een aantal ambachtelijke werkplaatsen, waar we onder meer kennisnemen van het bestaan van slangen- en schorpioenenwijn. Later bevaren we een meer agrarisch gebied, waar we bij enkele fruitboomgaarden de benen strekken en proeven van tropische vruchten en rijstwijn. Bij een naar het lijkt gegoede familie valt een copieuze lunch ons ten deel, met onder meer olifantsoorvis. Ook een Vietnamese Intratuin ontsnapt niet aan onze aandacht. In de namiddag meren we aan bij onze direct aan het water gelegen homestay. Alvorens we aanschuiven richten we de slaapzalen in, brengen we de muskietennetten in stelling en wordt er een stevig robbertje met muggenspray gespoten. Tijdens de uitbuiksessie vergast de lokale toneelvereniging ons op muziek, dans en John Lanting-eske dialogen.
Dag 5: Vinh Long – Ho Chi Minhstad – Nha Trang
Woensdag 21 februari 2018
Het getjilp van vogels, het getjirp van krekels, het geronk van boten en het gestommel van de familie die zich over ons ontfermt. Ruim voordat de koperen ploert zijn kruin tot boven de kim laat klimmen kruipen we onder de klamboes vandaan en sjokken we ter veranda in doezelige afwachting van het ontbijt. Met de spijsverteringsstelsels aan het werk gezet en de cafeïnespiegels op niveau gebracht laten we ons rustig terugvaren naar Cai Be. Een deel van de route wordt op zijn Venetiaans afgelegd in kleine bootjes, eenieder getooid met een Vietnamese traditionele hoed.
De Mekongdelta staat bekend om de drijvende markten. Omdat de bereikbaarheid van de eilanden over de weg nogal te wensen overlaat, zoekt men zijn toevlucht tot het water. Op tientallen vaartuigen worden groenten, fruit en andere handelswaar aan de man gebracht, hetgeen garant staat voor het nodige spektakel. Wat er op een zekere boot wordt verkocht kan de potentiële klant zien aan een bescheiden selectie uit de koopwaar die bovenin een lange stok is gehangen.
Zo staat het althans tot op heden in de reisgidsen.
Onderweg hadden we al de nodige bruggen gezien; een aanwijzing dat de Vietnamese Rijkswaterstaat een inhaalslag aan het maken is in de Mekongdelta. De gevolgen laten zich raden: niet alleen de overvolle pontjes zullen binnen afzienbare tijd tot het verleden behoren; ook de traditie van de drijvende markten is aan erosie onderhevig. In Cai Be blijkt de markt gereduceerd tot niet meer dan een handvol boten.
Op de wal bezoeken we de happy room oftewel het toilet, en even verderop een zowel vanbuiten als vanbinnen krankzinnig bont gebedshuis. Is het een kerk? Een moskee? Een tempel dan misschien? Nee, het is een beetje van dit, een beetje van dat, een beetje zus en een beetje zo, zoals Vulcano in 1983 reeds aan het vinyl toevertrouwde. In het caodaïsme, dat in dit hapsnappe gebouw wordt beleden, zijn wat elementen uit het katholicisme, het boeddhisme en de islam op een hoop gegooid, en maken het eenoog en het hakenkruis (sic!) deel uit van het pakket aan symboliek.
In Ho Chi Minhstad is, alvorens we de nachttrein naar de volgende bestemming nemen, nog voldoende tijd voor het War Remnants Museum. Maar eerst dient er op krachten te worden gekomen in de streetfoodhal bij ons hotel om de hoek, waar volgens onze reisbegeleider louter locals aanschuiven. Die informatie blijkt ruimschoots achterhaald en de kwaliteit van het voedsel ligt beneden het tot nog toe genoten gemiddelde. De recensent in mij beoordeelt het aangebodene desondanks nog altijd met een dikke 6; daarenboven zijn de hongerprikkels tot nader order het zwijgen opgelegd. Het museum is gevestigd in een functionele blokkendoos aan een doorgaande weg met veel groen. Met C. slenter ik tussen de helikopters, straaljagers en ander oorlogsmaterieel door op het buitenterrein, alvorens we de collectie van indringende en niet zelden schokkende foto's op ons laten inwerken uit de Amerikaanse Oorlog, zoals de Vietnamoorlog hier genoemd wordt. De onderschriften zijn schaamteloos patriottisch en eenzijdig, maar het is interessant om te zien hoe het bloedige conflict wordt beleefd en becommentarieerd vanuit Vietnamees perspectief. We drinken een ijskoffie bij Highlands Coffee, een als twee druppels espresso op de Starbucksen van deze wereld lijkende keten.
We halen proviand bij een Franse bakker en nemen de slaaptrein naar Nha Trang. De wagens zijn new and luxurous, aldus Quang, maar de opschriften verraden dat het afdankertjes uit China zijn. Met te elfder ure bij de stationskiosk gescoorde chips en hopsmoothies, leesvoer en sterke verhalen wordt het desondanks een gezellige avond. De harde matrassen en de armzalige rij-eigenschappen van het materieel maken het vatten van de slaap tot een hachelijke onderneming.
De Mekongdelta staat bekend om de drijvende markten. Omdat de bereikbaarheid van de eilanden over de weg nogal te wensen overlaat, zoekt men zijn toevlucht tot het water. Op tientallen vaartuigen worden groenten, fruit en andere handelswaar aan de man gebracht, hetgeen garant staat voor het nodige spektakel. Wat er op een zekere boot wordt verkocht kan de potentiële klant zien aan een bescheiden selectie uit de koopwaar die bovenin een lange stok is gehangen.
Zo staat het althans tot op heden in de reisgidsen.
Onderweg hadden we al de nodige bruggen gezien; een aanwijzing dat de Vietnamese Rijkswaterstaat een inhaalslag aan het maken is in de Mekongdelta. De gevolgen laten zich raden: niet alleen de overvolle pontjes zullen binnen afzienbare tijd tot het verleden behoren; ook de traditie van de drijvende markten is aan erosie onderhevig. In Cai Be blijkt de markt gereduceerd tot niet meer dan een handvol boten.
Op de wal bezoeken we de happy room oftewel het toilet, en even verderop een zowel vanbuiten als vanbinnen krankzinnig bont gebedshuis. Is het een kerk? Een moskee? Een tempel dan misschien? Nee, het is een beetje van dit, een beetje van dat, een beetje zus en een beetje zo, zoals Vulcano in 1983 reeds aan het vinyl toevertrouwde. In het caodaïsme, dat in dit hapsnappe gebouw wordt beleden, zijn wat elementen uit het katholicisme, het boeddhisme en de islam op een hoop gegooid, en maken het eenoog en het hakenkruis (sic!) deel uit van het pakket aan symboliek.
In Ho Chi Minhstad is, alvorens we de nachttrein naar de volgende bestemming nemen, nog voldoende tijd voor het War Remnants Museum. Maar eerst dient er op krachten te worden gekomen in de streetfoodhal bij ons hotel om de hoek, waar volgens onze reisbegeleider louter locals aanschuiven. Die informatie blijkt ruimschoots achterhaald en de kwaliteit van het voedsel ligt beneden het tot nog toe genoten gemiddelde. De recensent in mij beoordeelt het aangebodene desondanks nog altijd met een dikke 6; daarenboven zijn de hongerprikkels tot nader order het zwijgen opgelegd. Het museum is gevestigd in een functionele blokkendoos aan een doorgaande weg met veel groen. Met C. slenter ik tussen de helikopters, straaljagers en ander oorlogsmaterieel door op het buitenterrein, alvorens we de collectie van indringende en niet zelden schokkende foto's op ons laten inwerken uit de Amerikaanse Oorlog, zoals de Vietnamoorlog hier genoemd wordt. De onderschriften zijn schaamteloos patriottisch en eenzijdig, maar het is interessant om te zien hoe het bloedige conflict wordt beleefd en becommentarieerd vanuit Vietnamees perspectief. We drinken een ijskoffie bij Highlands Coffee, een als twee druppels espresso op de Starbucksen van deze wereld lijkende keten.
We halen proviand bij een Franse bakker en nemen de slaaptrein naar Nha Trang. De wagens zijn new and luxurous, aldus Quang, maar de opschriften verraden dat het afdankertjes uit China zijn. Met te elfder ure bij de stationskiosk gescoorde chips en hopsmoothies, leesvoer en sterke verhalen wordt het desondanks een gezellige avond. De harde matrassen en de armzalige rij-eigenschappen van het materieel maken het vatten van de slaap tot een hachelijke onderneming.
Dag 6: Nha Trang
Donderdag 22 februari 2018
Om 4.30 uur besluit ik Klaas Vaak te bedanken voor bewezen, doch aan dovemansoren gerichte diensten en slaapdronken van het uitzicht te gaan genieten. Het ochtendgloren heeft recentelijk een aanvang genomen en geeft geleidelijk meer prijs van de rijstvelden en de van tropische begroeiing voorziene heuvels die tezamen de zuidelijke omstreken van de badplaats Nha Trang vormen. Het gebied is slechts drieënhalve maand geleden hard getroffen door een tyfoon, maar daar is zo op het oog hoegenaamd niets van te zien; evenmin in de stad, zoals de komende dagen zullen uitwijzen. Net voordat we uitstappen zien we de conductrice de lakens en dekens afhalen, opvouwen en weer klaarleggen voor de volgende patiënten. Meteen doemt het melodietje van de vlooienmars op vanuit de duistere krochten van mijn geheugen, en bovenal ervaar ik een enorme behoefte aan een doortimmerde douchebeurt.
Afgezien van ongewenste, maar relatief onschuldige beddengoedbewoners komen in Vietnam een aantal gevaarlijke diersoorten voor. Naast het in tropische oorden te doen gebruikelijke scala aan slangen, spinnen, schorpioenen, giftige insecten en killervissen is dat de straalbezopen Rus. Laatstgenoemde komt alleen in en rond Nha Trang voor en wordt bij bosjes met chartervluchten vanuit Moskou ingevlogen. Terwijl de laatste passagiers de koffers nog van de band moeten halen, gaat de Rus al aan boord van een beruchte booze cruise (буз круз?) om zijn reeds benevelde toestand eens fiks op te waarderen. Behalve op het water voelt hij zich ook thuis in downtown Nha Trang, waar hij struikelt over slaap-, eet- en drinkgelegenheden en waar alle opschriften, menu's en andere van pas komende teksten ook in het Russisch zijn opgesteld.
Het Benidorm van Vietnam mag zich ook verheugen in de warme belangstelling van menig Chinees. Zij worden vanuit Hongkong afgeleverd door die andere chartervlucht die het lokale vliegveld aandoet. De hoogbouw die het stadscentrum domineert mag weinig eigenzinnig ogen, de ligging van Nha Trang is spectaculair: in een amfitheater van beboste heuvels en aan een baai uit een vakantiefolder met talloze tropische eilandjes. Tussen de aantrekkelijke promenade en het blauwgroene water ligt het strand in een fotogenieke boog van zes kilometer. Op een van de grotere eilanden wordt een gigantisch pretpark uit de grond gestampt, dat vanaf het vasteland bereikbaar is met een kabelbaan.
Na een gedegen opfris- en insmeersessie – zoals elke dag bereikt het kwik met twee vingers in de neus waarden die in Nederland aan de definitie van tropisch voldoen – melden we ons in het haventje voor een bootexcursie in de baai. Het is meer dan gezellig druk op de kade en op het water is het totale anarchie: de mariene versie van de botsautootjes op de kermis is een wonderbaarlijk gezicht. Het uitstapje begint in een moordend tempo: in sneltreinvaart varen we naar het eerste het beste eiland, waar we in onze warme zwemvesten door een vissersdorpje marcheren, onderwijl bedolven wordend onder een lawine van non-informatie. O, het wordt dus zó'n excursie, doemdenk ik, en na een kwartier heb ik het helemaal gehad met Nha Trang in het algemeen en de gids en zijn boot in het bijzonder. Maar dan wordt teruggeschakeld naar de elfendertigste versnelling en dobberen we van baai naar baai en van eiland naar eiland. De uitzichten zijn fabuleus, een overvloedig en -heerlijk lunchbuffet wordt aan boord gebracht en we kunnen ons verlustigen in enkele uitvoerige zwemintermezzi, waarbij de al dan niet aanwezige stuurmanskunsten van concurrerende kapiteins ons scherp houden – en dit alles voor het dongequivalent van een grijpstuiver. Met een ernstig verbrande nek en rug, een langs een stuk koraal opengehaalde teen en een voldaan en tevreden gevoel komt de lome dag op zee, die zo ontgoochelend begon, tot een eind.
Op een groot, overdekt en populair dakterras gebruiken we de maaltijd, maar het vechten tegen de slaap belemmert mijn eetlust. Terug in het hotel ben ik in een poep en een scheet in dromenland.
Afgezien van ongewenste, maar relatief onschuldige beddengoedbewoners komen in Vietnam een aantal gevaarlijke diersoorten voor. Naast het in tropische oorden te doen gebruikelijke scala aan slangen, spinnen, schorpioenen, giftige insecten en killervissen is dat de straalbezopen Rus. Laatstgenoemde komt alleen in en rond Nha Trang voor en wordt bij bosjes met chartervluchten vanuit Moskou ingevlogen. Terwijl de laatste passagiers de koffers nog van de band moeten halen, gaat de Rus al aan boord van een beruchte booze cruise (буз круз?) om zijn reeds benevelde toestand eens fiks op te waarderen. Behalve op het water voelt hij zich ook thuis in downtown Nha Trang, waar hij struikelt over slaap-, eet- en drinkgelegenheden en waar alle opschriften, menu's en andere van pas komende teksten ook in het Russisch zijn opgesteld.
Het Benidorm van Vietnam mag zich ook verheugen in de warme belangstelling van menig Chinees. Zij worden vanuit Hongkong afgeleverd door die andere chartervlucht die het lokale vliegveld aandoet. De hoogbouw die het stadscentrum domineert mag weinig eigenzinnig ogen, de ligging van Nha Trang is spectaculair: in een amfitheater van beboste heuvels en aan een baai uit een vakantiefolder met talloze tropische eilandjes. Tussen de aantrekkelijke promenade en het blauwgroene water ligt het strand in een fotogenieke boog van zes kilometer. Op een van de grotere eilanden wordt een gigantisch pretpark uit de grond gestampt, dat vanaf het vasteland bereikbaar is met een kabelbaan.
Na een gedegen opfris- en insmeersessie – zoals elke dag bereikt het kwik met twee vingers in de neus waarden die in Nederland aan de definitie van tropisch voldoen – melden we ons in het haventje voor een bootexcursie in de baai. Het is meer dan gezellig druk op de kade en op het water is het totale anarchie: de mariene versie van de botsautootjes op de kermis is een wonderbaarlijk gezicht. Het uitstapje begint in een moordend tempo: in sneltreinvaart varen we naar het eerste het beste eiland, waar we in onze warme zwemvesten door een vissersdorpje marcheren, onderwijl bedolven wordend onder een lawine van non-informatie. O, het wordt dus zó'n excursie, doemdenk ik, en na een kwartier heb ik het helemaal gehad met Nha Trang in het algemeen en de gids en zijn boot in het bijzonder. Maar dan wordt teruggeschakeld naar de elfendertigste versnelling en dobberen we van baai naar baai en van eiland naar eiland. De uitzichten zijn fabuleus, een overvloedig en -heerlijk lunchbuffet wordt aan boord gebracht en we kunnen ons verlustigen in enkele uitvoerige zwemintermezzi, waarbij de al dan niet aanwezige stuurmanskunsten van concurrerende kapiteins ons scherp houden – en dit alles voor het dongequivalent van een grijpstuiver. Met een ernstig verbrande nek en rug, een langs een stuk koraal opengehaalde teen en een voldaan en tevreden gevoel komt de lome dag op zee, die zo ontgoochelend begon, tot een eind.
Op een groot, overdekt en populair dakterras gebruiken we de maaltijd, maar het vechten tegen de slaap belemmert mijn eetlust. Terug in het hotel ben ik in een poep en een scheet in dromenland.
Dag 7: Nha Trang
Vrijdag 23 februari 2018
Lang en diep geslapen. Als ik in de spiegel kijk, krijg ik een rood waas voor de ogen, zo een ben ik met de gemiddelde strandslaaf aan deze of gene costa. Ik ontbijt traag, met behoedzame bewegingen.
Achter Nha Trangs banale façade van hoteltorens, bars en restaurants gaat een provinciestad schuil waar door de permanente bevolking geleefd, gewerkt en gegeten wordt, en met ook een in een dagdeel te verhapstukken aantal heuse bezienswaardigheden. Ik waag er een wandeling aan, het verwachte omhoogschieten der temperatuur naast mij neerleggend.
Op de door diverse groenvoorziening en beeldentuintjes opgetuigde promenade parallel aan het strand doe ik waar een door diverse groenvoorziening en beeldentuintjes opgetuigde promenade parallel aan het strand voor bedoeld is, te weten slenteren. Slechts een enkeling heeft reeds een horizontale houding aangenomen op het Corendon-inspiratiemagazinezand en zelfs de ligstoelen zijn nog niet gereserveerd. Een uurtje later steek ik the bridge over the river Cai over en bereik ik de Po Nagar-tempel, die op een verhoging aan de oever is gelegen. Het complex is tussen de achtste en twaalfde eeuw opgetrokken en heden ten dage staan er nog vier van het oorspronkelijke aantal torens fier overeind, alsmede tien steunpilaren van wat ooit een ontvangsthal moet zijn geweest. Hoewel in het monument suprême religieuzen in relatieve rust hun religieuze gevoeg kunnen doen, is het rondom al een zogeheten gekkenhuis, met het bijbehorende arsenaal aan touringcars, souvenirstalletjes, gidsen en selfiesticks. Als ik op een bankje een intiem moment beleef met mijn blikje ijskoude cola, komt er prompt een Aziaat naast me zitten die door een zijner werelddeelgenoten samen met een ongeschoren, bezwete toerist met vaal T-shirt, drijfnatte pet, bergschoenen, broek met van die zakken aan de zijkant en in de jaren tachtig onwijs gave clip-onzonnebril wenst te worden vereeuwigd. Hij geeft me de vijf en verdwijnt voorgoed uit mijn leven. Deze contreien herbergen volkeren met bijzondere vaardigheden, zo wordt maar weer eens bevestigd.
Met gevaar voor eigen leven bewandel ik een tweede bridge over the river Cai en bezondig ik mij aan een kloeke tippel naar de Long Son-pagode. Ofschoon de route schittert door afwezigheid in de reisgidsen, kunnen de brommertjes, de winkeltjes en de inkijkjes mijn goedkeuring wegdragen. De prominent aanwezige slogans van de communistische partij en de rode vlaggen met hamer-en-sikkels slaan als een tang op het ultrakapitalistische varken van Nha Trang. Na het beklimmen van een amper onderhouden trappenpad sta ik oog in oog met een kolossaal, Dato-wit boeddhabeeld. In de schaduw van onderhavige goedmoedige dikkerd doe ik een fruitsapje, waarna ik afdaal naar de pagode.
Een eind kustwaarts vind ik een aanlokkelijk terras met weelderig gebladerte, waar ik een uurtje lees onder het genot van verse wortel-sinaasappelsapjes en ijsthee. Mijn rechtertrommelvlies wordt op de proef gesteld door het verkeerslawaai van een drukke doorgaande weg, het lieflijke geklater van watervalletjes en achtergrondmuziek kietelt mijn linker. De serveerster heft zo nu en dan binnensmonds een suikerzoete ballad aan en doet dat niet onverdienstelijk.
Niet onverdienstelijk gaat sneuerwijs niet op voor het diner. De Lonely Planet gidst mij naar een buurt uitpuilend van massagesalons en fastfoodrestaurants, waar zich behalve een contingent Russen een plukje gastronomische pareltjes zou moeten ophouden. In een vlaag van verstandsverbijstering laat ik mij door een onsmakelijke, dikke Russin een etablissement met een dakterras binnenloodsen. Halverwege de trap neemt een Vietnamees (onsmakelijke, dikke Russin met rokersstem: "Zies ies my boss") het van haar over. Het terras is bevolkt door louter Russen, maar de omgangsvormen zijn beschaafd en de ambiance had erger gekund, dus ik laat een menukaart aanrukken. Omdat ik echter niet in de stemming ben voor borsjtsj en andere hoogtepunten uit de Slavische keuken, zoek ik mijn heil bij een tentje even verderop dat veel goeds belooft: kleurige plastic afwasteiltjes vol verse zeevruchten als lokkertje en een groezelig, door tl-balken verlicht interieur met trashy meubilair, bezeten door autochtonen. Ondanks de bemoedigende voortekenen is het eten niet veel soeps.
Om de hoek spelen drie Vietnamezen Wonderwall van Oasis.
Achter Nha Trangs banale façade van hoteltorens, bars en restaurants gaat een provinciestad schuil waar door de permanente bevolking geleefd, gewerkt en gegeten wordt, en met ook een in een dagdeel te verhapstukken aantal heuse bezienswaardigheden. Ik waag er een wandeling aan, het verwachte omhoogschieten der temperatuur naast mij neerleggend.
Op de door diverse groenvoorziening en beeldentuintjes opgetuigde promenade parallel aan het strand doe ik waar een door diverse groenvoorziening en beeldentuintjes opgetuigde promenade parallel aan het strand voor bedoeld is, te weten slenteren. Slechts een enkeling heeft reeds een horizontale houding aangenomen op het Corendon-inspiratiemagazinezand en zelfs de ligstoelen zijn nog niet gereserveerd. Een uurtje later steek ik the bridge over the river Cai over en bereik ik de Po Nagar-tempel, die op een verhoging aan de oever is gelegen. Het complex is tussen de achtste en twaalfde eeuw opgetrokken en heden ten dage staan er nog vier van het oorspronkelijke aantal torens fier overeind, alsmede tien steunpilaren van wat ooit een ontvangsthal moet zijn geweest. Hoewel in het monument suprême religieuzen in relatieve rust hun religieuze gevoeg kunnen doen, is het rondom al een zogeheten gekkenhuis, met het bijbehorende arsenaal aan touringcars, souvenirstalletjes, gidsen en selfiesticks. Als ik op een bankje een intiem moment beleef met mijn blikje ijskoude cola, komt er prompt een Aziaat naast me zitten die door een zijner werelddeelgenoten samen met een ongeschoren, bezwete toerist met vaal T-shirt, drijfnatte pet, bergschoenen, broek met van die zakken aan de zijkant en in de jaren tachtig onwijs gave clip-onzonnebril wenst te worden vereeuwigd. Hij geeft me de vijf en verdwijnt voorgoed uit mijn leven. Deze contreien herbergen volkeren met bijzondere vaardigheden, zo wordt maar weer eens bevestigd.
Met gevaar voor eigen leven bewandel ik een tweede bridge over the river Cai en bezondig ik mij aan een kloeke tippel naar de Long Son-pagode. Ofschoon de route schittert door afwezigheid in de reisgidsen, kunnen de brommertjes, de winkeltjes en de inkijkjes mijn goedkeuring wegdragen. De prominent aanwezige slogans van de communistische partij en de rode vlaggen met hamer-en-sikkels slaan als een tang op het ultrakapitalistische varken van Nha Trang. Na het beklimmen van een amper onderhouden trappenpad sta ik oog in oog met een kolossaal, Dato-wit boeddhabeeld. In de schaduw van onderhavige goedmoedige dikkerd doe ik een fruitsapje, waarna ik afdaal naar de pagode.
Een eind kustwaarts vind ik een aanlokkelijk terras met weelderig gebladerte, waar ik een uurtje lees onder het genot van verse wortel-sinaasappelsapjes en ijsthee. Mijn rechtertrommelvlies wordt op de proef gesteld door het verkeerslawaai van een drukke doorgaande weg, het lieflijke geklater van watervalletjes en achtergrondmuziek kietelt mijn linker. De serveerster heft zo nu en dan binnensmonds een suikerzoete ballad aan en doet dat niet onverdienstelijk.
Niet onverdienstelijk gaat sneuerwijs niet op voor het diner. De Lonely Planet gidst mij naar een buurt uitpuilend van massagesalons en fastfoodrestaurants, waar zich behalve een contingent Russen een plukje gastronomische pareltjes zou moeten ophouden. In een vlaag van verstandsverbijstering laat ik mij door een onsmakelijke, dikke Russin een etablissement met een dakterras binnenloodsen. Halverwege de trap neemt een Vietnamees (onsmakelijke, dikke Russin met rokersstem: "Zies ies my boss") het van haar over. Het terras is bevolkt door louter Russen, maar de omgangsvormen zijn beschaafd en de ambiance had erger gekund, dus ik laat een menukaart aanrukken. Omdat ik echter niet in de stemming ben voor borsjtsj en andere hoogtepunten uit de Slavische keuken, zoek ik mijn heil bij een tentje even verderop dat veel goeds belooft: kleurige plastic afwasteiltjes vol verse zeevruchten als lokkertje en een groezelig, door tl-balken verlicht interieur met trashy meubilair, bezeten door autochtonen. Ondanks de bemoedigende voortekenen is het eten niet veel soeps.
Om de hoek spelen drie Vietnamezen Wonderwall van Oasis.
Dag 8: Nha Trang – Quy Nhon
Zaterdag 24 februari 2018
Vandaag en morgen staan in het teken van de reis naar Hoi An, vijfhonderd kilometer noordwaarts over de A2 van Vietnam. Deze 2.300 kilometer lange tolweg loopt langs de kust, van het diepe zuiden tot aan de grens met China. IJs, weder, brommertjes en sanitaire stops dienende is een gemiddelde van vijftig kilometer per uur haalbaar op deze infrastructurele levensader. (Voor lezer dezes die een idee wil verkrijgen over hoe ver 2.300 kilometer is: als ik vanuit mijn hood naar het oosten rijd, is 2.300 kilometer verderop het moment bijna daar dat ik frontaal in botsing kom met het ego van Vladimir Poetin.)
Zo gauw we de hoogbouw van Nha Trang achter ons hebben gelaten, komen we in een dunner bevolkt gedeelte van het land, gezien de subiet opdrogende verkeersstromen. Overdadig groene hellingen en rijstvelden aan de linkerhand, een ketting van oogverblindend mooie baaien met badkamerblauwe vissersschuiten, karakteristieke ronde bamboebootjes, eilandjes en verlaten strandjes aan de rechter; ik geef mijn ogen zo de kost dat ze er welhaast van moeten kokhalzen. We strekken de benen bij een vissershaventje, waar een marktje is en reusachtige blokken ijs per fiets worden aangevoerd om via de shredder de heerlijkheden uit zee voor stante pede bederf te behoeden. De lunch geschiedt bij een raststätte met strand, dat idyllisch zou zijn als de storende hoeveelheden zwerfafval niet zo alomtegenwoordig waren.
Halverwege de middag arriveren we te Quy Nhon, dat een verbeterde versie is van Nha Trang, want geen torenflats en geen Russen. Verder kan het allemaal worden afgevinkt: een kilometerslang strand in een flauwe boog, een cirkelsegment van heuvels en een promenade ter flanering. Ons deftige onderkomen ligt pal aan het strand, al moet er voor een verfrissende duik in zee wel een fietspad worden overgestoken waar menig brommertje max blaf overheen knettert. Nadat ik heb geconstateerd dat het water in het minizwembad koud is, ga ik in de Torremolinos-stand aan gene zijde van voornoemd racecircuit.
Omdat we ons ver van het centrum ophouden, eten we gezamenlijk in het hotel en verkassen we aansluitend naar het dak, waar de Smile Bar een waslijst aan bizar gedoopte cocktails op de kaart heeft staan. Bij wijze van slaapmutsje kantel ik een zogeheten Japanese slipper achterover.
Zo gauw we de hoogbouw van Nha Trang achter ons hebben gelaten, komen we in een dunner bevolkt gedeelte van het land, gezien de subiet opdrogende verkeersstromen. Overdadig groene hellingen en rijstvelden aan de linkerhand, een ketting van oogverblindend mooie baaien met badkamerblauwe vissersschuiten, karakteristieke ronde bamboebootjes, eilandjes en verlaten strandjes aan de rechter; ik geef mijn ogen zo de kost dat ze er welhaast van moeten kokhalzen. We strekken de benen bij een vissershaventje, waar een marktje is en reusachtige blokken ijs per fiets worden aangevoerd om via de shredder de heerlijkheden uit zee voor stante pede bederf te behoeden. De lunch geschiedt bij een raststätte met strand, dat idyllisch zou zijn als de storende hoeveelheden zwerfafval niet zo alomtegenwoordig waren.
Halverwege de middag arriveren we te Quy Nhon, dat een verbeterde versie is van Nha Trang, want geen torenflats en geen Russen. Verder kan het allemaal worden afgevinkt: een kilometerslang strand in een flauwe boog, een cirkelsegment van heuvels en een promenade ter flanering. Ons deftige onderkomen ligt pal aan het strand, al moet er voor een verfrissende duik in zee wel een fietspad worden overgestoken waar menig brommertje max blaf overheen knettert. Nadat ik heb geconstateerd dat het water in het minizwembad koud is, ga ik in de Torremolinos-stand aan gene zijde van voornoemd racecircuit.
Omdat we ons ver van het centrum ophouden, eten we gezamenlijk in het hotel en verkassen we aansluitend naar het dak, waar de Smile Bar een waslijst aan bizar gedoopte cocktails op de kaart heeft staan. Bij wijze van slaapmutsje kantel ik een zogeheten Japanese slipper achterover.
Dag 9: Quy Nhon – Hoi An
Zondag 25 februari 2018
Onder bewolkte condities en relatieve thermische bescheidenheid vervolgen we in een gezapig tempo de rit naar Hoi An. Rijstvelden, dorpjes met karaokebars, bonsaibomenkwekerijen en heuvels met tempeltjes trekken in bonte afwisseling aan ons voorbij. Een vrouw bemest, slechts gewapend met een schop, haar akker, een andere geeft achterop de brommer haar kind de fles.
In My Lai knijpt onze chauffeur in de remmen. De toenmalige inwoners van dit dorpje waren op 16 maart 1968 het lijdend voorwerp van een van de gruwelijkste misdaden tijdens de Vietnamoorlog. In de kennelijke veronderstelling dat My Lai een schuilplaats bood aan menigvuldig Vietcong-rapalje, richtten volkomen mataglap geworden Amerikanen een slachting aan onder de onschuldige, ongewapende bevolking, werden woningen in brand gestoken, meisjes en vrouwen verkracht en vee omgebracht. 504 dorpelingen vonden de dood tijdens de wreedheden, waaronder veel ouderen, vrouwen en kinderen; er waren elf overlevenden, mede dankzij de helikopterpiloot Hugh Thompson, die een aantal vrouwen en kinderen wist te redden, en tevens een van de klokkenluiders was die ervoor zorgde dat de zinloze moordpartij in de openbaarheid kwam.
Vijftig jaar na dato heerst er een wat ongemakkelijke serene rust in de voormalige plattelandsnederzetting. Er is een indrukwekkend herdenkingsmonument van een vrouw met een dood kind in haar linkerarm en een gebalde rechterhand in de lucht. In het museum wordt een aflevering van KRO Reporter uit 1993 vertoond, gepresenteerd door Fons de Poel – toentertijd een snotneus met schoudervullingen. Hierin keert Hugh Thompson terug naar Vietnam en heeft hij een emotioneel weerzien met enkele overlevenden. Stilletjes en onder de indruk loopt iedereen langs de schokkende foto's die tijdens het bloedbad werden genomen door een Amerikaanse legerfotograaf. Lijken liggen opeengestapeld op een weg en in een sloot, hutten gaan in vlammen op, een familie kijkt de dood in de ogen, luttele seconden voordat ze worden neergeschoten. Wat ooit een dorp was, is nu een lommerrijk plantsoen met de fundamenten en restanten van de huizen. Voor elke woning staat een bordje met de namen van de bewoners. In de wandelpaden staan de afdrukken van legerkistjes, en van de blote voeten van mensen die aan een wisse dood trachtten te ontkomen.
Na een picknicklunch vervolgen we onze weg naar Hoi An, doorheen een wat rommelig, vlak landbouwgebied. Later doorkruisen we een landschap dat doet denken aan de Veluwe, met afwisselend open stukken, bos en zandverstuivingen. Een attractiepark in aanbouw overtreft kinderpretpark Julianatoren vele malen in zowel omvang als kitscherigheid.
Op loopafstand van het centrum van Hoi An betrekken we een luxe resort met kamers die wat oppervlakte betreft weinig onderdoen voor mijn appartement. Tevens is er een buitenzwembad met ligbedjes, een bar en een fontein in de vorm van een drietal speels uit het water opspringende dolfijnen. Ik vind het geen straf dat een eventuele eco-ervaring met smoezelige matrasjes, gat in de grond en huisbuffel nog ten minste drie nachten op zich laat wachten en trek een paar baantjes in het verkoelende water.
Hoi An wordt in de reislectuur geafficheerd als de stad van de lampionnen en dat laten vele duizenden schuifelende en fotograferende toeristen zich na het invallen van de duisternis geen twee keer vertellen. Het is een feeëriek schouwspel, het zij gezegd, maar de metaforische mierenhoop en het surplus aan souvenirwinkeltjes en kleermakers stuiten me algauw tegen de borst. We komen in een restaurant terecht dat al evenzeer een internationale clientèle aantrekt, maar het eten is voortreffelijk.
In My Lai knijpt onze chauffeur in de remmen. De toenmalige inwoners van dit dorpje waren op 16 maart 1968 het lijdend voorwerp van een van de gruwelijkste misdaden tijdens de Vietnamoorlog. In de kennelijke veronderstelling dat My Lai een schuilplaats bood aan menigvuldig Vietcong-rapalje, richtten volkomen mataglap geworden Amerikanen een slachting aan onder de onschuldige, ongewapende bevolking, werden woningen in brand gestoken, meisjes en vrouwen verkracht en vee omgebracht. 504 dorpelingen vonden de dood tijdens de wreedheden, waaronder veel ouderen, vrouwen en kinderen; er waren elf overlevenden, mede dankzij de helikopterpiloot Hugh Thompson, die een aantal vrouwen en kinderen wist te redden, en tevens een van de klokkenluiders was die ervoor zorgde dat de zinloze moordpartij in de openbaarheid kwam.
Vijftig jaar na dato heerst er een wat ongemakkelijke serene rust in de voormalige plattelandsnederzetting. Er is een indrukwekkend herdenkingsmonument van een vrouw met een dood kind in haar linkerarm en een gebalde rechterhand in de lucht. In het museum wordt een aflevering van KRO Reporter uit 1993 vertoond, gepresenteerd door Fons de Poel – toentertijd een snotneus met schoudervullingen. Hierin keert Hugh Thompson terug naar Vietnam en heeft hij een emotioneel weerzien met enkele overlevenden. Stilletjes en onder de indruk loopt iedereen langs de schokkende foto's die tijdens het bloedbad werden genomen door een Amerikaanse legerfotograaf. Lijken liggen opeengestapeld op een weg en in een sloot, hutten gaan in vlammen op, een familie kijkt de dood in de ogen, luttele seconden voordat ze worden neergeschoten. Wat ooit een dorp was, is nu een lommerrijk plantsoen met de fundamenten en restanten van de huizen. Voor elke woning staat een bordje met de namen van de bewoners. In de wandelpaden staan de afdrukken van legerkistjes, en van de blote voeten van mensen die aan een wisse dood trachtten te ontkomen.
Na een picknicklunch vervolgen we onze weg naar Hoi An, doorheen een wat rommelig, vlak landbouwgebied. Later doorkruisen we een landschap dat doet denken aan de Veluwe, met afwisselend open stukken, bos en zandverstuivingen. Een attractiepark in aanbouw overtreft kinderpretpark Julianatoren vele malen in zowel omvang als kitscherigheid.
Op loopafstand van het centrum van Hoi An betrekken we een luxe resort met kamers die wat oppervlakte betreft weinig onderdoen voor mijn appartement. Tevens is er een buitenzwembad met ligbedjes, een bar en een fontein in de vorm van een drietal speels uit het water opspringende dolfijnen. Ik vind het geen straf dat een eventuele eco-ervaring met smoezelige matrasjes, gat in de grond en huisbuffel nog ten minste drie nachten op zich laat wachten en trek een paar baantjes in het verkoelende water.
Hoi An wordt in de reislectuur geafficheerd als de stad van de lampionnen en dat laten vele duizenden schuifelende en fotograferende toeristen zich na het invallen van de duisternis geen twee keer vertellen. Het is een feeëriek schouwspel, het zij gezegd, maar de metaforische mierenhoop en het surplus aan souvenirwinkeltjes en kleermakers stuiten me algauw tegen de borst. We komen in een restaurant terecht dat al evenzeer een internationale clientèle aantrekt, maar het eten is voortreffelijk.
Dag 10: Hoi An
Maandag 26 februari 2018
Het tegenwoordige toeristenwalhalla Hoi An was in vroeger tijden een van de bedrijvigste havens van Zuidoost-Azië, mede dankzij de ligging aan de rivier de Thu Bon. Tal van nationaliteiten kwamen aan wal, maar de Chinezen en Japanners waren er kind aan huis. Vermits ze maandenlang in Hoi An bleven hangen – daar de voor de terugreis noodzakelijke wind in de rug nog niet was opgestoken – drukten ze hun stempel op de stad: er ontstond een opmerkelijke potpourri van Japanse koopmanshuizen en Chinese tempels.
Tegen het einde van de negentiende eeuw was de monding van de Thu Bon echter dermate ondiep geworden door de opeenhoping van slib, dat grote schepen niet meer in Hoi An konden worden ontvangen en uitweken naar het iets noordelijker gelegen Danang. Hoi An was in de Vietnamoorlog inmiddels zo ver weggezakt in het moeras der vergetelheid, dat de strijdende partijen pardoes vergaten de havenstad in ruste plat te bombarderen. Een nieuwe kentering vond plaats in de jaren negentig van de twintigste eeuw: het authentieke, ongeschonden provinciestadje verscheen in de bijbels van rugzaktoeristen als nog onontdekte parel van Centraal-Vietnam – en de rest is geschiedenis. Wederom domineren tal van nationaliteiten het straatbeeld, zij het dat ze niet per schip arriveren, maar per touringcar. Het compacte, auto- en brommertjesvrije centrum is een openluchtmuseum geworden, waarvoor inmiddels entree wordt geheven. Vrijwel alle tempels en koopmanshuizen zijn toegankelijk voor publiek en worden onderhouden met financiële steun van UNESCO.
Tot zover de matig promotionele achtergrondinformatie die lezer dezes evenzogoed in uitvoeriger en leesbaarder vorm uit een reisgids had kunnen halen en mijn eerste, moeizame kennismaking met Hoi An gisteravond. Vandaag en morgen zullen namelijk uitmonden in een feestje en twee volle dagen zullen te weinig blijken te zijn, zoveel is er te zien en te doen in en om het dorp naar Vietnamese maatstaven en de middelgrote stad naar Nederlandse.
Ik heb me aangemeld voor een ochtendje kookles en loop samen met mijn cursusgenoten naar een café in hartje Hoi An, vanwaar we onder leiding van de chef-kokkin een rondje over de markt doen. Het is nog vroeg en bovendien regent het zo nu en dan, waarmee de vraag waar alle dagjesmensen zijn is beantwoord. Zonder mensenmassa's en met daglicht blijkt het centrum een feest voor het oog. Alle panden zijn anders, maar passen perfect bij elkaar en zijn geschilderd in warme, gele tinten. Ook op de deels overdekte markt worden de staafjes en kegeltjes in de watten gelegd. We steken er het nodige op over de belangrijkste ingrediënten die in de lokale keuken worden gebruikt. Opvallend is het ontbreken van vliegen; de dieren worden 's nachts door de mannen des huizes geslacht, waarna het dagverse vlees 's ochtends door de vrouwen aan de man wordt gebracht.
Per boot worden we bij de cooking school even buiten de bebouwde kom afgeleverd, waar we een rondleiding door de kruidentuin krijgen en vervolgens met de potten en pannen aan de slag gaan. Aan de hand van recepten en strak geregisseerde demonstraties fabrieken we onder meer rijstpapier – de basis van de in Vietnam alomtegenwoordige springroll, op zijn beurt de inspiratiebron voor de oer-Nederlandse Vietnamese loempia –, springrolls met groenten, garnalen en een bijpassende dipsaus, en noedels met kip. Ter garnering worden we aangemoedigd ingenieuze dingen te doen met komkommer en wortel, hetgeen in plaats van komkommer- en wortelkunstwerkjes louter ontaardt in een mix van hilariteit en onkunde. De diverse beledigingen voor de verfijnde kookkunst der Vietnamezen worden aan onze spijsverteringsstelsels overgedragen, waarna we een koddige ervaring rijker en met een strakgetrokken maagwand terug naar Hoi An worden gezonden.
's Middags gaan we het gevecht tegen de calorieën aan middels een tochtje per fiets. Het ontwijken van brommertjes en andere verkeersdeelnemers vereist de nodige acrobatiek en concentratie, maar algauw brengt een pontje ons uit deze heksenketel. Het ontwijken van deze of gene scooter daargelaten, is het aangenaam peddelen te midden van de rijstvelden en de waterpartijen. Nu eens zwaait een olijke dorpsgek ons gedag, dan weer worden we enthousiast verwelkomd door een horde door het dolle hene schoolkinderen. Onderweg bezoeken we een aantal ambachtslieden. Een oude man, die in Cambodja heeft gevochten en daarbij een been is verloren, heeft zich toegelegd op het produceren van rijstwijn. In een andere nederzetting houdt een echtpaar zich onledig met het weven van kleurrijke matten. Tien buffels verderop zet een doorleefde vrouw ons op het gebied van het maken van rijstpapier even op onze plaats – alsof dit nog nodig was. Het is hier dat ook deze activiteit eindigt met het nuttigen van een vullende maaltijd. Vanavond op restaurant gaan wordt daarom geschrapt ten faveure van een royale dosis waterpret inclusief bezoek aan de zwembadcocktailbar.
Tegen het einde van de negentiende eeuw was de monding van de Thu Bon echter dermate ondiep geworden door de opeenhoping van slib, dat grote schepen niet meer in Hoi An konden worden ontvangen en uitweken naar het iets noordelijker gelegen Danang. Hoi An was in de Vietnamoorlog inmiddels zo ver weggezakt in het moeras der vergetelheid, dat de strijdende partijen pardoes vergaten de havenstad in ruste plat te bombarderen. Een nieuwe kentering vond plaats in de jaren negentig van de twintigste eeuw: het authentieke, ongeschonden provinciestadje verscheen in de bijbels van rugzaktoeristen als nog onontdekte parel van Centraal-Vietnam – en de rest is geschiedenis. Wederom domineren tal van nationaliteiten het straatbeeld, zij het dat ze niet per schip arriveren, maar per touringcar. Het compacte, auto- en brommertjesvrije centrum is een openluchtmuseum geworden, waarvoor inmiddels entree wordt geheven. Vrijwel alle tempels en koopmanshuizen zijn toegankelijk voor publiek en worden onderhouden met financiële steun van UNESCO.
Tot zover de matig promotionele achtergrondinformatie die lezer dezes evenzogoed in uitvoeriger en leesbaarder vorm uit een reisgids had kunnen halen en mijn eerste, moeizame kennismaking met Hoi An gisteravond. Vandaag en morgen zullen namelijk uitmonden in een feestje en twee volle dagen zullen te weinig blijken te zijn, zoveel is er te zien en te doen in en om het dorp naar Vietnamese maatstaven en de middelgrote stad naar Nederlandse.
Ik heb me aangemeld voor een ochtendje kookles en loop samen met mijn cursusgenoten naar een café in hartje Hoi An, vanwaar we onder leiding van de chef-kokkin een rondje over de markt doen. Het is nog vroeg en bovendien regent het zo nu en dan, waarmee de vraag waar alle dagjesmensen zijn is beantwoord. Zonder mensenmassa's en met daglicht blijkt het centrum een feest voor het oog. Alle panden zijn anders, maar passen perfect bij elkaar en zijn geschilderd in warme, gele tinten. Ook op de deels overdekte markt worden de staafjes en kegeltjes in de watten gelegd. We steken er het nodige op over de belangrijkste ingrediënten die in de lokale keuken worden gebruikt. Opvallend is het ontbreken van vliegen; de dieren worden 's nachts door de mannen des huizes geslacht, waarna het dagverse vlees 's ochtends door de vrouwen aan de man wordt gebracht.
Per boot worden we bij de cooking school even buiten de bebouwde kom afgeleverd, waar we een rondleiding door de kruidentuin krijgen en vervolgens met de potten en pannen aan de slag gaan. Aan de hand van recepten en strak geregisseerde demonstraties fabrieken we onder meer rijstpapier – de basis van de in Vietnam alomtegenwoordige springroll, op zijn beurt de inspiratiebron voor de oer-Nederlandse Vietnamese loempia –, springrolls met groenten, garnalen en een bijpassende dipsaus, en noedels met kip. Ter garnering worden we aangemoedigd ingenieuze dingen te doen met komkommer en wortel, hetgeen in plaats van komkommer- en wortelkunstwerkjes louter ontaardt in een mix van hilariteit en onkunde. De diverse beledigingen voor de verfijnde kookkunst der Vietnamezen worden aan onze spijsverteringsstelsels overgedragen, waarna we een koddige ervaring rijker en met een strakgetrokken maagwand terug naar Hoi An worden gezonden.
's Middags gaan we het gevecht tegen de calorieën aan middels een tochtje per fiets. Het ontwijken van brommertjes en andere verkeersdeelnemers vereist de nodige acrobatiek en concentratie, maar algauw brengt een pontje ons uit deze heksenketel. Het ontwijken van deze of gene scooter daargelaten, is het aangenaam peddelen te midden van de rijstvelden en de waterpartijen. Nu eens zwaait een olijke dorpsgek ons gedag, dan weer worden we enthousiast verwelkomd door een horde door het dolle hene schoolkinderen. Onderweg bezoeken we een aantal ambachtslieden. Een oude man, die in Cambodja heeft gevochten en daarbij een been is verloren, heeft zich toegelegd op het produceren van rijstwijn. In een andere nederzetting houdt een echtpaar zich onledig met het weven van kleurrijke matten. Tien buffels verderop zet een doorleefde vrouw ons op het gebied van het maken van rijstpapier even op onze plaats – alsof dit nog nodig was. Het is hier dat ook deze activiteit eindigt met het nuttigen van een vullende maaltijd. Vanavond op restaurant gaan wordt daarom geschrapt ten faveure van een royale dosis waterpret inclusief bezoek aan de zwembadcocktailbar.
Dag 11: Hoi An – My Son – Hoi An
Dinsdag 27 februari 2018
My Son (niet op zijn Engels uitspreken) ligt op dagexcursieafstand van Hoi An, in de overgangszone van kustvlakte naar berglandschap. Het is het omvangrijkste complex van hindoetempels in Vietnam; nog steeds, ondanks alles, dient daaraan te worden toegevoegd, aangezien de Amerikanen het aantal gebouwen danig hebben gedecimeerd. Omdat de Vietcong onder meer in My Son was gelegerd, is het merendeel van het tegenwoordige werelderfgoed op weinig subtiele wijze door Uncle Sam met de grond gelijkgemaakt.
Toch staan nog circa twintig van de tussen de vierde en twaalfde eeuw gerealiseerde bouwwerken overeind, hetgeen kennelijk enige toeristische infrastructuur en busladingen dagjesmensen rechtvaardigt. Maar wij melden ons al als de kaartjesverkopers nog slaperig nippen van hun ochtendthee en de chauffeurs staan te trappelen van ongeduld om ons met hun gifgroene, elektrische karretjes in vliegende vaart over de nagelnieuwe betonplatenweg door het bos bij de tempels af te leveren. Daar is rust vooralsnog troef, maar het programma voorziet eerst in het bijwonen van een muziek- en dansvoorstelling. Ik zie mezelf al zitten bij een goedbedoelde show die het niveau van cruiseschipanimatie echter nauwelijks weet te ontstijgen, terwijl de ene na de andere kudde Chinezen rechtstreeks naar de monumenten snelt om daar even later mijn uitzicht en foto's te versjteren. Derhalve kies ik eieren voor mijn geld en laat het volkstheater schieten, ten faveure van hetgeen waarvoor ik hier eigenlijk ben. Zonder storende elementen laat ik de vervallen, maar rijk gedetailleerde gebouwen op me inwerken, daarbij geholpen door de bijzonder sfeervolle en intieme setting in een vochtig dal te midden van nevelige, welig met tropische jungleflora begroeide hellingen. Als ten langen leste mijn reisgenoten samen met de terecht door mij gevreesde kuddes buiktasjes arriveren, heb ik al gegeten en gedronken.
's Middags neem ik ruimschoots de tijd om het historische centrum van Hoi An de aandacht te geven die het verdient. Met voeten als rauwe biefstukken, badend in het zweet en bovendien verzadigd door een overvloed aan superbe optrekjes en tempels laat ik me in de namiddag loom in het zwembad zakken. Na zonsondergang vieren we de verjaardag van C. in een puik etablissement, waar ik me de mix van lokale gerechten goed laat bekomen.
Toch staan nog circa twintig van de tussen de vierde en twaalfde eeuw gerealiseerde bouwwerken overeind, hetgeen kennelijk enige toeristische infrastructuur en busladingen dagjesmensen rechtvaardigt. Maar wij melden ons al als de kaartjesverkopers nog slaperig nippen van hun ochtendthee en de chauffeurs staan te trappelen van ongeduld om ons met hun gifgroene, elektrische karretjes in vliegende vaart over de nagelnieuwe betonplatenweg door het bos bij de tempels af te leveren. Daar is rust vooralsnog troef, maar het programma voorziet eerst in het bijwonen van een muziek- en dansvoorstelling. Ik zie mezelf al zitten bij een goedbedoelde show die het niveau van cruiseschipanimatie echter nauwelijks weet te ontstijgen, terwijl de ene na de andere kudde Chinezen rechtstreeks naar de monumenten snelt om daar even later mijn uitzicht en foto's te versjteren. Derhalve kies ik eieren voor mijn geld en laat het volkstheater schieten, ten faveure van hetgeen waarvoor ik hier eigenlijk ben. Zonder storende elementen laat ik de vervallen, maar rijk gedetailleerde gebouwen op me inwerken, daarbij geholpen door de bijzonder sfeervolle en intieme setting in een vochtig dal te midden van nevelige, welig met tropische jungleflora begroeide hellingen. Als ten langen leste mijn reisgenoten samen met de terecht door mij gevreesde kuddes buiktasjes arriveren, heb ik al gegeten en gedronken.
's Middags neem ik ruimschoots de tijd om het historische centrum van Hoi An de aandacht te geven die het verdient. Met voeten als rauwe biefstukken, badend in het zweet en bovendien verzadigd door een overvloed aan superbe optrekjes en tempels laat ik me in de namiddag loom in het zwembad zakken. Na zonsondergang vieren we de verjaardag van C. in een puik etablissement, waar ik me de mix van lokale gerechten goed laat bekomen.
Dag 12: Hoi An – Hue
Woensdag 28 februari 2018
"En we zwaaien met z'n allen naar Hoi An," had het vanuit onze bus kunnen klinken, ware het niet dat velen nog de slaap uit de ogen aan het wrijven zijn. In een poep en een scheet bereiken we Danang, de zowel aan zee, baai als rivier gelegen metropool die een eeuw of anderhalf geleden kirrend van opwinding de functie van belangrijkste haven van Centraal-Vietnam overnam van Hoi An. Het contrast tussen beide buursteden had nauwelijks groter kunnen zijn: Danang is een even uitgestrekte als zielloze batterij al dan niet glimmende torenflats aan de oevers van de Han, welke rivier wordt overspannen door een paar Ben van Berkel-eske bruggen; een stad derhalve, waarvan er in China en aanpalende Zuidoost-Aziatische landen tientallen, zo niet honderden uit de grond zijn gestampt. In één opzicht onderscheidt Danang zich echter van zijn urbane mede-kraak-en-smaaklozen, te weten in de bedenkelijke hoedanigheid van 's werelds grootste partner in Intratuin-boeddhabeelden. Die status is te danken aan vijf hompen kalksteen aan de rand van de bebouwde kom die in het VVV's Marble Mountains heten en door autochtonen zonder opleiding aan de hogeschool voor toerisme vrij vertaald de Bergen der Vijf Elementen worden genoemd. De hoogste heuvel is uitgerust met faciliteiten die een toppoging ondersteunen: ik prefereer qua avontuurlijkheid de serie zweetklierstimulerend steile trappen boven de wanstaltige lift die menig sovjetarchitect tot zijn oeuvre had willen rekenen. Een trits tempels, pagodes en grotten komt de amusementswaarde van de klim ten goede, alvorens een smal, rotsig pad uitkomt op een plateautje. Het aldaar geboden panorama omvat onder meer de vier collega-marmerbergen en een buitenwijk tjokvol boeddhabeeldenwarenhuizen. Overigens komt het hoofdbestanddeel van de aldare koopwaar heden ten dage uit China, aangezien het winnen van marmer uit de Marble Mountains aan banden is gelegd.
Direct na het verlaten van het goeddeels vlakke grondgebied van Danang dient via een ketting van haarspeldbochten een bergrug overgestoken te worden die in de vijftiende eeuw de natuurlijke grens vormde tussen Vietnam in het noorden en het tempelmaffe koninkrijk Champa in het zuiden. Daarenboven is het uit de kluiten gewassen neefje van de Utrechtse Heuvelrug de scheidslijn tussen jaarjaarlijks hoogtropisch weer – met in de woorden van Quang een heet en een heel heet seizoen – en gematigder omstandigheden met ten tijde van onze winter meer bewolking en relatief koele noordenwinden. Deze markante klimatologische overgang speelt hedenochtend echter verstoppertje: aan beide zijden van de Hai Vanpas (496 meter boven zeeniveau schoon aan de haak) is het dichte mist wat de klok slaat, en naar het beloofde adembenemende uitzicht kunnen we dan ook spreekwoordelijk fluiten. Het selfiestickgebruik onder de aanwezige Aziatische toeristen doorbreekt in weerwil van onderhavige tegenvaller als vanouds de geluidsbarrière.
Na een zo zoetjesaan vertrouwde mengelmoes van happy rooms, gezellige ratjetoes die voor dorpjes doorgaan, rijstvelden en heuvels karren we vroeg in de middag Hue binnen, naast de residentie van de laatste keizers van Vietnam toch vooraleerst de geboorte- en woonplaats van onze reisbegeleider Quang. Hij heeft kennissen – of vrienden van kennissen van de penningmeester van de voormalig keizerlijke korfbalvereniging, dat was scribent dezes niet geheel duidelijk – bereid gevonden een potje voor ons te kokkerellen. Dat wil zeggen, bij aankomst is de vrouw des huizes nog druk doende in haar eentje een verlate achtgangenlunch te realiseren voor twintig hongerige reizigers en een dito gids. In afwachting op wat komen gaat slenteren we door het uitbundig gedecoreerde stulpje en nemen ten slotte plaats aan een lange tafel in de woonkamer. Het eten is overdadig en hoogtepunt na hoogtepunt volgt elkaar in rap tempo op: onder andere pompoensoep met pinda's, springrolls, een kleipotgerecht met tofoe, varkensvlees met rijst, nog maar eens een soepje en vers fruit passeren in chronologische volgorde de revue en onze slokdarmen.
Boerend brengen we bliksembezoekjes aan het aan een kunstmatig meer gelegen mausoleum van keizer Tu Duc en de uit 1601 stammende, zeven verdiepingen tellende Thien Mu-pagode, welke laatste het officieuze symbool van de stad is. De zonsondergang beleven we op een drijvende snuisterijenwinkel annex boot tijdens een tochtje over de brede Parfumrivier. Een bescheiden avondmaal nuttig ik in een backpackerstentje dat wordt bestierd door een fotograaf die als Mr. Cu door het artiestenleven gaat. Het eetcafé doet tevens dienst als zijn expositieruimte en tijdens het verorberen van mijn gerecht naar keuze werk ik me door een lijvig album met prachtige platen van het leven van alledag in Hue.
Het hotel ligt in een wat groezelig buurtje op een kwartier lopen van het centrum en is vergeleken met het resort in Hoi An drie stappen terug. De kamers zijn kaal en gedateerd en op het dak bevindt zich een parodie op een zwembad.
Direct na het verlaten van het goeddeels vlakke grondgebied van Danang dient via een ketting van haarspeldbochten een bergrug overgestoken te worden die in de vijftiende eeuw de natuurlijke grens vormde tussen Vietnam in het noorden en het tempelmaffe koninkrijk Champa in het zuiden. Daarenboven is het uit de kluiten gewassen neefje van de Utrechtse Heuvelrug de scheidslijn tussen jaarjaarlijks hoogtropisch weer – met in de woorden van Quang een heet en een heel heet seizoen – en gematigder omstandigheden met ten tijde van onze winter meer bewolking en relatief koele noordenwinden. Deze markante klimatologische overgang speelt hedenochtend echter verstoppertje: aan beide zijden van de Hai Vanpas (496 meter boven zeeniveau schoon aan de haak) is het dichte mist wat de klok slaat, en naar het beloofde adembenemende uitzicht kunnen we dan ook spreekwoordelijk fluiten. Het selfiestickgebruik onder de aanwezige Aziatische toeristen doorbreekt in weerwil van onderhavige tegenvaller als vanouds de geluidsbarrière.
Na een zo zoetjesaan vertrouwde mengelmoes van happy rooms, gezellige ratjetoes die voor dorpjes doorgaan, rijstvelden en heuvels karren we vroeg in de middag Hue binnen, naast de residentie van de laatste keizers van Vietnam toch vooraleerst de geboorte- en woonplaats van onze reisbegeleider Quang. Hij heeft kennissen – of vrienden van kennissen van de penningmeester van de voormalig keizerlijke korfbalvereniging, dat was scribent dezes niet geheel duidelijk – bereid gevonden een potje voor ons te kokkerellen. Dat wil zeggen, bij aankomst is de vrouw des huizes nog druk doende in haar eentje een verlate achtgangenlunch te realiseren voor twintig hongerige reizigers en een dito gids. In afwachting op wat komen gaat slenteren we door het uitbundig gedecoreerde stulpje en nemen ten slotte plaats aan een lange tafel in de woonkamer. Het eten is overdadig en hoogtepunt na hoogtepunt volgt elkaar in rap tempo op: onder andere pompoensoep met pinda's, springrolls, een kleipotgerecht met tofoe, varkensvlees met rijst, nog maar eens een soepje en vers fruit passeren in chronologische volgorde de revue en onze slokdarmen.
Boerend brengen we bliksembezoekjes aan het aan een kunstmatig meer gelegen mausoleum van keizer Tu Duc en de uit 1601 stammende, zeven verdiepingen tellende Thien Mu-pagode, welke laatste het officieuze symbool van de stad is. De zonsondergang beleven we op een drijvende snuisterijenwinkel annex boot tijdens een tochtje over de brede Parfumrivier. Een bescheiden avondmaal nuttig ik in een backpackerstentje dat wordt bestierd door een fotograaf die als Mr. Cu door het artiestenleven gaat. Het eetcafé doet tevens dienst als zijn expositieruimte en tijdens het verorberen van mijn gerecht naar keuze werk ik me door een lijvig album met prachtige platen van het leven van alledag in Hue.
Het hotel ligt in een wat groezelig buurtje op een kwartier lopen van het centrum en is vergeleken met het resort in Hoi An drie stappen terug. De kamers zijn kaal en gedateerd en op het dak bevindt zich een parodie op een zwembad.
Dag 13: Hue
Donderdag 1 maart 2018
Onder drukkende condities steek ik samen met zillioenen brommertjes via een vakwerkbrug de Parfumrivier over en nadat ik geconstateerd heb dat Vietnamezen met twaalf vingers in de neus tientallen stalen rossen kunnen vervoeren met een bakfiets en hun scooter in een winkel parkeren alsof dat de normaalste zaak van de wereld is, sta ik oog in oog met de omwalling van de citadel van Hue.
De vroeg-negentiende-eeuwse citadel is in opdracht van keizer Gia Long opgetrokken en wordt omgeven door een robuuste stenen muur met een totale lengte van tien kilometer en evenzovele toegangspoorten, plus nog een dertig meter brede gracht. Hierbinnen is de Keizerlijke Stad gesitueerd, die op zijn beurt is omsloten door een nog dikkere muur en een gracht – een citadel in een citadel als het ware. Middenin de Keizerlijke Stad ligt de Verboden Paarse Stad, die is gemodelleerd naar de wereldberoemde Verboden Stad in Beijing en vermoedelijk de enige citadel in een citadel in een citadel ter wereld is. Daar de vroegere grens tussen Noord- en Zuid-Vietnam op een steenworp afstand ligt, was Hue in het algemeen en de Keizerlijke Stad in het bijzonder in de jaren zestig het toneel van onophoudelijke gevechten en bombardementen. Van de oorspronkelijke 148 rijkversierde paleizen, tempels, paviljoens, toegangspoorten en andere bouwkundige pareltjes staan er tegenwoordig nog maar een twintigtal overeind. De Verboden Paarse Stad, het privédomein van de keizer, is gereduceerd tot een vierkante, overwoekerde hoop bakstenen, en ook elders is de ruïne- en onkruiddichtheid niet te onderschatten.
Maar ook in het keizerlijke Hue is het glas halfvol: dat wat er nog wél staat het aanzien alleszins waard is, is nog een understatement. Het restauratiewerk is om door een ringetje te halen en ik raak niet uitgekeken op de details, die her en der lijken ontsproten aan het brein van Gaudí. Voorts is er een royale, deftig onderhouden tuin met vijvers, weinig schaduw biedende bonsaiboompjes en enkele uit-de-zonne paviljoens, waar het ontspannen zitten, lezen, drinken en snacken geblazen is. Het ontbreken van brommertjes is verkwikkend; behoudens de belangrijkste bezienswaardigheden, waar menig tourgroep met golfkarretjes wordt rondgereden, is de Keizerlijke Stad überhaupt een oase van rust. Zo drentel ik tot tegen de avond rond en pik ik te elfder ure om vijf uur 's middags nog een officieel ogend optreden mee van een orkestje in traditionele kledij met dito instrumentarium.
Elders in de citadel vind ik een eenvoudige eetgelegenheid, waar ik uit de twee lokale gerechten op de kaart kies voor banh khoai: een knapperig pannenkoekje gevuld met varkensvlees en garnalen, geserveerd met pindasaus en een kruiden- en konijnenvoeroerwoud. Uitbuikend houd ik halt bij een museum, op het buitenterrein waarvan enig Vietnamees en Amerikaans oorlogstuig staat uitgestald en kinderen rondtuffen in zuurstokkleurige elektrische autootjes met aanmerkelijk meer verlichting dan wettelijk wordt verordend. Aan gene zijde van de stalen vakwerkbrug neem ik plaats op een van de vele plastic krukjes, die zo laag zijn dat mijn knieën mijn neusgaten penetreren. Bij een straatstalletje neem ik bunh thit nuong, ofwel gegrild varkensvlees met noedels en verse kruiden.
Na de laatste drie van de vandage tachtig aanbiedingen op een lift per brommer dan wel cyclo – een soort kruising tussen een tuk-tuk en een driewieler – te hebben afgeslagen, meld ik me bij de receptie van het hotel. In de bar is een groot familiefeest ter ere van de doop van een jongen gaande, met veel witte en blauwe ballonnen, eten, karaoke en joviaal geklop op schouders.
De vroeg-negentiende-eeuwse citadel is in opdracht van keizer Gia Long opgetrokken en wordt omgeven door een robuuste stenen muur met een totale lengte van tien kilometer en evenzovele toegangspoorten, plus nog een dertig meter brede gracht. Hierbinnen is de Keizerlijke Stad gesitueerd, die op zijn beurt is omsloten door een nog dikkere muur en een gracht – een citadel in een citadel als het ware. Middenin de Keizerlijke Stad ligt de Verboden Paarse Stad, die is gemodelleerd naar de wereldberoemde Verboden Stad in Beijing en vermoedelijk de enige citadel in een citadel in een citadel ter wereld is. Daar de vroegere grens tussen Noord- en Zuid-Vietnam op een steenworp afstand ligt, was Hue in het algemeen en de Keizerlijke Stad in het bijzonder in de jaren zestig het toneel van onophoudelijke gevechten en bombardementen. Van de oorspronkelijke 148 rijkversierde paleizen, tempels, paviljoens, toegangspoorten en andere bouwkundige pareltjes staan er tegenwoordig nog maar een twintigtal overeind. De Verboden Paarse Stad, het privédomein van de keizer, is gereduceerd tot een vierkante, overwoekerde hoop bakstenen, en ook elders is de ruïne- en onkruiddichtheid niet te onderschatten.
Maar ook in het keizerlijke Hue is het glas halfvol: dat wat er nog wél staat het aanzien alleszins waard is, is nog een understatement. Het restauratiewerk is om door een ringetje te halen en ik raak niet uitgekeken op de details, die her en der lijken ontsproten aan het brein van Gaudí. Voorts is er een royale, deftig onderhouden tuin met vijvers, weinig schaduw biedende bonsaiboompjes en enkele uit-de-zonne paviljoens, waar het ontspannen zitten, lezen, drinken en snacken geblazen is. Het ontbreken van brommertjes is verkwikkend; behoudens de belangrijkste bezienswaardigheden, waar menig tourgroep met golfkarretjes wordt rondgereden, is de Keizerlijke Stad überhaupt een oase van rust. Zo drentel ik tot tegen de avond rond en pik ik te elfder ure om vijf uur 's middags nog een officieel ogend optreden mee van een orkestje in traditionele kledij met dito instrumentarium.
Elders in de citadel vind ik een eenvoudige eetgelegenheid, waar ik uit de twee lokale gerechten op de kaart kies voor banh khoai: een knapperig pannenkoekje gevuld met varkensvlees en garnalen, geserveerd met pindasaus en een kruiden- en konijnenvoeroerwoud. Uitbuikend houd ik halt bij een museum, op het buitenterrein waarvan enig Vietnamees en Amerikaans oorlogstuig staat uitgestald en kinderen rondtuffen in zuurstokkleurige elektrische autootjes met aanmerkelijk meer verlichting dan wettelijk wordt verordend. Aan gene zijde van de stalen vakwerkbrug neem ik plaats op een van de vele plastic krukjes, die zo laag zijn dat mijn knieën mijn neusgaten penetreren. Bij een straatstalletje neem ik bunh thit nuong, ofwel gegrild varkensvlees met noedels en verse kruiden.
Na de laatste drie van de vandage tachtig aanbiedingen op een lift per brommer dan wel cyclo – een soort kruising tussen een tuk-tuk en een driewieler – te hebben afgeslagen, meld ik me bij de receptie van het hotel. In de bar is een groot familiefeest ter ere van de doop van een jongen gaande, met veel witte en blauwe ballonnen, eten, karaoke en joviaal geklop op schouders.
Dag 14: Hue – Hanoi
Vrijdag 2 maart 2018
De ochtend staat in het teken van een door Vietnam Airlines uitgevoerde korte binnenlandse vlucht naar Hanoi, onze uitvalsbasis de aankomende week. Hoewel de vervoerder naar verluidt ook wel smalend Sorry Airlines wordt genoemd, is onderhavige reiservaring wat mij betreft dikke prima tot en met. Dat het inflight magazine is ingeruild voor een modeblad zou nog een kanttekening kunnen zijn, ware het niet dat ik toch al haast niet bij het kotszakvakje kan komen, zo veel beenruimte is er, wat op zijn minst opmerkelijk is voor een Aziatische luchtvaartmaatschappij.
We nemen onze intrek in een hotel middenin de oude wijk, ook wel de wijk van de 36 straatjes genoemd. In het Nederlands wordt te pas en te onpas gebruikgemaakt van verkleinwoorden, maar in dit geval is het geen overbodige luxe: waar de infrastructuur in miljoenensteden als Ho Chi Minhstad en Danang wordt gedomineerd door brede avenues, is er in de oude wijk van Hanoi sprake van een doolhof van smalle wegen en stegen. Helaas is in Vietnam het aantal brommertjes en voor de deur kokende en etende bewoners niet recht evenredig met de breedte van de verkeersaders. Meer nog dan welke stad ook is Hanoi dus een mierenhoop in het kwadraat, waar voetgangers hun heil moeten zoeken op het toch al overbelaste asfalt, aangezien de stoep, indien aanwezig, dienstdoet als parkeerplaats, kitchenette, eettafel, rookhok, dorpskroeg en bejaardensoos. Overprikkeling van alle mogelijke en ook enige onmogelijke zintuigen ligt hier luidkeels op de loer en na een middagwandeling door de buurt moet ik dan ook even relaxen op mijn hotelkamer.
De oude wijk van Hanoi doet in weinig tot geen opzichten denken aan een gemiddelde oude wijk in een Europese stad. Voor aficionado's van middeleeuwse kathedralen, weelderige gevels, sfeervolle grachten, lommerrijke pleinen en feeëriek geïllumineerde bruggen is het dan ook kwaad kersen eten met de tweede stad van Vietnam. Toeristen treffen hier een veredelde krottenwijk aan, waar de enige opsmuk bestaat uit een spaghetti van elektriciteitskabels. De restaurantjes en backpackershotels buitelen over elkaar heen en het winkelaanbod is van extragalactische proporties. Enkele kleine tempeltjes vormen de vredige slagroom op de kakofonische taart. Niettemin ontdek ik tijdens het ommetje algauw structuur: het gros van de winkeltjes is thematisch gerangschikt in de wijk. Zo is er een straat met louter lampenzaken, een straat met alleen maar speelgoedwinkels, een straat met enkel boeddhabeeldenoutlets, een straat met uitsluitend witgoedtoko's – enfin, u vat 'm. Daarbij zijn de straten vernoemd naar de aldaar aan de man gebrachte goederen. Zoek je dus een verse stortbak voor je toilet, dan moet je bij een van de vierenzeventig stortbakkenuitbaters in de Stortbakstraat wezen.
We worden in de lobby ontboden voor een streetfood tour. Ik word met een achttal reisgenoten op sleeptouw genomen door het 22-jarige giechelpoppetje Lily. Bij een stuk of zeven gelegenheden, waarvan je soms niet zou vermoeden dat er sprake is van horeca, worden we vergast op liflafjes met honderd procent smulgarantie. De smaakpapillen zijn nog nauwelijks bekomen van alles wat het verteringsproces recht in de ogen kijkt, of een demonstratie eierkoffie zetten culmineert in het proeven van het merkwaardige goedje, dat nog het meeste wegheeft van espresso met gesmolten tiramisu.
Een deel van het centrum is 's avonds verboden terrein voor gemotoriseerd verkeer, ten faveure van een nachtmarkt. Om de spijsvertering aan te wakkeren lopen we nog een rondje langs de kramen, om ten slotte uit te komen op een plein, waar tientallen jongeren, oudere jongeren en ouderen traag dansen op Vietnamees Op Volle Toeren-repertoire.
We nemen onze intrek in een hotel middenin de oude wijk, ook wel de wijk van de 36 straatjes genoemd. In het Nederlands wordt te pas en te onpas gebruikgemaakt van verkleinwoorden, maar in dit geval is het geen overbodige luxe: waar de infrastructuur in miljoenensteden als Ho Chi Minhstad en Danang wordt gedomineerd door brede avenues, is er in de oude wijk van Hanoi sprake van een doolhof van smalle wegen en stegen. Helaas is in Vietnam het aantal brommertjes en voor de deur kokende en etende bewoners niet recht evenredig met de breedte van de verkeersaders. Meer nog dan welke stad ook is Hanoi dus een mierenhoop in het kwadraat, waar voetgangers hun heil moeten zoeken op het toch al overbelaste asfalt, aangezien de stoep, indien aanwezig, dienstdoet als parkeerplaats, kitchenette, eettafel, rookhok, dorpskroeg en bejaardensoos. Overprikkeling van alle mogelijke en ook enige onmogelijke zintuigen ligt hier luidkeels op de loer en na een middagwandeling door de buurt moet ik dan ook even relaxen op mijn hotelkamer.
De oude wijk van Hanoi doet in weinig tot geen opzichten denken aan een gemiddelde oude wijk in een Europese stad. Voor aficionado's van middeleeuwse kathedralen, weelderige gevels, sfeervolle grachten, lommerrijke pleinen en feeëriek geïllumineerde bruggen is het dan ook kwaad kersen eten met de tweede stad van Vietnam. Toeristen treffen hier een veredelde krottenwijk aan, waar de enige opsmuk bestaat uit een spaghetti van elektriciteitskabels. De restaurantjes en backpackershotels buitelen over elkaar heen en het winkelaanbod is van extragalactische proporties. Enkele kleine tempeltjes vormen de vredige slagroom op de kakofonische taart. Niettemin ontdek ik tijdens het ommetje algauw structuur: het gros van de winkeltjes is thematisch gerangschikt in de wijk. Zo is er een straat met louter lampenzaken, een straat met alleen maar speelgoedwinkels, een straat met enkel boeddhabeeldenoutlets, een straat met uitsluitend witgoedtoko's – enfin, u vat 'm. Daarbij zijn de straten vernoemd naar de aldaar aan de man gebrachte goederen. Zoek je dus een verse stortbak voor je toilet, dan moet je bij een van de vierenzeventig stortbakkenuitbaters in de Stortbakstraat wezen.
We worden in de lobby ontboden voor een streetfood tour. Ik word met een achttal reisgenoten op sleeptouw genomen door het 22-jarige giechelpoppetje Lily. Bij een stuk of zeven gelegenheden, waarvan je soms niet zou vermoeden dat er sprake is van horeca, worden we vergast op liflafjes met honderd procent smulgarantie. De smaakpapillen zijn nog nauwelijks bekomen van alles wat het verteringsproces recht in de ogen kijkt, of een demonstratie eierkoffie zetten culmineert in het proeven van het merkwaardige goedje, dat nog het meeste wegheeft van espresso met gesmolten tiramisu.
Een deel van het centrum is 's avonds verboden terrein voor gemotoriseerd verkeer, ten faveure van een nachtmarkt. Om de spijsvertering aan te wakkeren lopen we nog een rondje langs de kramen, om ten slotte uit te komen op een plein, waar tientallen jongeren, oudere jongeren en ouderen traag dansen op Vietnamees Op Volle Toeren-repertoire.
Dag 15: Hanoi – Sapa
Zaterdag 3 maart 2018
We laten de verkeerschaos van Hanoi achter ons en nemen een heuse autosnelweg – inclusief op- en afritten, vluchtstrook, tolstations en twee nachtmerrie-raststätten, waar unheimische truckersworstjes en kitscherige schilderijen van Ho Chi Minh van de hand worden gedaan – naar het bergachtige noordwesten van Vietnam. Deze streek is welbeschouwd een voortzetting van het van minderheden en rijstterrassen wemelende zuiden van China. Niet ver voor de douanepost vervolgen we de reis via een even golvende als panoramische opeenvolging van scherpe bochten, waar de versnellingsbak het leven van de bestuurder zuur maakt en het ontbreken van het lemma hellingproef in 's mans woordenboek de zaak nog verder op de spits drijft. Ergens in de middag staan we dan toch levend, zonder bacterieel malheur en met behoud van schadevrije jaren voor de chauffeur in de lobby van ons luxueuze hotel, waar ik een fraaie kamer betrek met dito uitzicht op het Valkenburg van Indochina en de achterliggende bergen.
Sapa leidde tot voor kort een anoniem bestaan als een van de tientallen bergdorpjes in deze uithoek van Vietnam, maar de oorspronkelijk drie straatjes tellende negorij is door bouwvoorschriften negerende projectontwikkelaars herschapen in een toeristenfuik waar elk lapje vlakke grond is voorbestemd als fundament voor weer een hoteltoren. Waar brommertjes het rijk voorheen alleen hadden, wordt het straatbeeld heden ten dage mede bepaald door busjes en touringcars. Net als in het Limburgse Valkenburg komen de bezoekers echter niet voor de plaats zelf en zijn uitwassen van massatoerisme, maar voor de aantrekkelijke omgeving, die uitnodigt tot wandelen. De zogeheten Sapatrekking is voorbestemd een van de hoogtepunten van mijn vakantie te worden.
Ter recuperatie van de lange busrit zoek ik de wellnessunit van het hotel op om wat baantjes te trekken in het zwembad. De vloer is levensgevaarlijk glad en het lawaai van Chinese kinderen galmt dermate door de ruimte dat ik mijn portie algauw aan Fikkie geef.
In een zijstraat van het centrale marktplein vind ik een eetgelegenheid, waar traditionele gerechten van de Hmong-minderheid met de allure van een Michelinrestaurant worden opgediend. De reepjes varkensvlees met limoen en springrolls met een vulling van regenboogforel en paddenstoelen zijn om de vingers bij af te likken.
Sapa leidde tot voor kort een anoniem bestaan als een van de tientallen bergdorpjes in deze uithoek van Vietnam, maar de oorspronkelijk drie straatjes tellende negorij is door bouwvoorschriften negerende projectontwikkelaars herschapen in een toeristenfuik waar elk lapje vlakke grond is voorbestemd als fundament voor weer een hoteltoren. Waar brommertjes het rijk voorheen alleen hadden, wordt het straatbeeld heden ten dage mede bepaald door busjes en touringcars. Net als in het Limburgse Valkenburg komen de bezoekers echter niet voor de plaats zelf en zijn uitwassen van massatoerisme, maar voor de aantrekkelijke omgeving, die uitnodigt tot wandelen. De zogeheten Sapatrekking is voorbestemd een van de hoogtepunten van mijn vakantie te worden.
Ter recuperatie van de lange busrit zoek ik de wellnessunit van het hotel op om wat baantjes te trekken in het zwembad. De vloer is levensgevaarlijk glad en het lawaai van Chinese kinderen galmt dermate door de ruimte dat ik mijn portie algauw aan Fikkie geef.
In een zijstraat van het centrale marktplein vind ik een eetgelegenheid, waar traditionele gerechten van de Hmong-minderheid met de allure van een Michelinrestaurant worden opgediend. De reepjes varkensvlees met limoen en springrolls met een vulling van regenboogforel en paddenstoelen zijn om de vingers bij af te likken.
Dag 16: Sapa – Ta Van
Zondag 4 maart 2018
Mijn fleecetrui, lange broek en regenjas hebben nog weinig meer gezien dan de binnenkant van mijn rugzak, maar die trend zou in theorie vandaag doorbroken kunnen worden. Hoewel ook het noordwesten van Vietnam in de tropen ligt, lijkt het winterweer er enigszins op dat van Nederland: niet zelden grijs, druilerig en mistig met bescheiden temperaturen. Maar we boffen: Sapa en omstreken maken een zonnige en aangenaam warme episode door die garant zal staan voor onbelemmerde vergezichten.
We worden opgepikt door onze in traditionele Hmong-kledij gestoken gids, die slechts twee maanden geleden een kind heeft gebaard en nu alweer dag in, dag uit met toeristen door het terrassenlandschap loopt te sjouwen. Na enig gelaveer tussen het gemotoriseerd verkeer slaan we aan het eind van de bebouwde kom een smal, vervaarlijk dalend paadje in, waar nog een roedel vrouwen in klederdracht aansluit. Ze zullen de hele Sapatrekking aanwezig zijn als wespen rond een foeyonghai-kokosbroodpannenkoek en nu eens een helpende hand toesteken als de hellingspercentages de pan uitrijzen en dan weer hun slachtoffers op volhardende wijze tot het kopen van hun toeristenkleedjes en -sieraden trachten te bewegen.
We lopen onderlangs Sapa een vallei in, over een ongemarkeerd pad langs en door de rijstterrassen. De uitzichten zijn spectaculair, maar stevige windstoten met opdwarrelend stof verhinderen ons lang stil te blijven staan. We drinken wat bij een overdekt barretje aan de rand van het ravijn. Er scharrelen armoedige, ongewassen kinderen in vuile kleren rond met wonden die beter gisteren dan vandaag verzorging behoeven. Ook bij hen kan de verzameling armbandjes en kettinkjes uit verre landen worden uitgebreid. Even verderop wandelen we het dorpje Lao Chai binnen, waar we een eenvoudige doch voedzame noedelmaaltijd nuttigen.
Een verhard weggetje voert langs krakkemikkige boerderijen en stallen, en na een hangbuikzwijn of vijf en een verdwaalde buffel bereiken we al even na 14.00 uur Ta Van, een gehucht dat haar authenticiteit heeft ingeruild voor ecotoeristische terrasjes en homestays. De loungemuziek en aanverwante elektronische tracks ontbreken nog, maar dat lijkt een kwestie van tijd. Ons slaapvertrek delen we met een groep jongeren. De rest van de dag slaan we stuk met rummikuppen en gemberthee en bier drinken. De overvloed waarop we vrijwel dagelijks tijdens het diner worden vergast verrast na ruim twee weken niet meer, maar wennen doet het nooit. En ook vanavond heeft de kok weer een pico bello prestatie geleverd.
We worden opgepikt door onze in traditionele Hmong-kledij gestoken gids, die slechts twee maanden geleden een kind heeft gebaard en nu alweer dag in, dag uit met toeristen door het terrassenlandschap loopt te sjouwen. Na enig gelaveer tussen het gemotoriseerd verkeer slaan we aan het eind van de bebouwde kom een smal, vervaarlijk dalend paadje in, waar nog een roedel vrouwen in klederdracht aansluit. Ze zullen de hele Sapatrekking aanwezig zijn als wespen rond een foeyonghai-kokosbroodpannenkoek en nu eens een helpende hand toesteken als de hellingspercentages de pan uitrijzen en dan weer hun slachtoffers op volhardende wijze tot het kopen van hun toeristenkleedjes en -sieraden trachten te bewegen.
We lopen onderlangs Sapa een vallei in, over een ongemarkeerd pad langs en door de rijstterrassen. De uitzichten zijn spectaculair, maar stevige windstoten met opdwarrelend stof verhinderen ons lang stil te blijven staan. We drinken wat bij een overdekt barretje aan de rand van het ravijn. Er scharrelen armoedige, ongewassen kinderen in vuile kleren rond met wonden die beter gisteren dan vandaag verzorging behoeven. Ook bij hen kan de verzameling armbandjes en kettinkjes uit verre landen worden uitgebreid. Even verderop wandelen we het dorpje Lao Chai binnen, waar we een eenvoudige doch voedzame noedelmaaltijd nuttigen.
Een verhard weggetje voert langs krakkemikkige boerderijen en stallen, en na een hangbuikzwijn of vijf en een verdwaalde buffel bereiken we al even na 14.00 uur Ta Van, een gehucht dat haar authenticiteit heeft ingeruild voor ecotoeristische terrasjes en homestays. De loungemuziek en aanverwante elektronische tracks ontbreken nog, maar dat lijkt een kwestie van tijd. Ons slaapvertrek delen we met een groep jongeren. De rest van de dag slaan we stuk met rummikuppen en gemberthee en bier drinken. De overvloed waarop we vrijwel dagelijks tijdens het diner worden vergast verrast na ruim twee weken niet meer, maar wennen doet het nooit. En ook vanavond heeft de kok weer een pico bello prestatie geleverd.
Dag 17: Ta Van – Sapa
Maandag 5 maart 2018
Tijdens een van zijn Fidel Castro-achtige toespraken onderweg heeft Quang kond gedaan van de Vietnamese verworvenheid een natie te zijn van vroeg-uit-de-veren-handen-uit-de-mouwen. In de inheemse kantoortuinen schijnen op een onchristelijke tijdstip alle flexplekken reeds geconfisqueerd te zijn. En degenen op zoek naar een nieuwe uitdaging hebben al praatclubjes op straat gevormd als de gemiddelde Nederlander er nog niet over piekert de zure lappen te verruilen voor sanitaire geneugten. Zulks geldt ook voor onze gids, die glimmend van trots haar recentste aanwinst showt, en onze door J. zo betitelde chaperonnes, die al naaiend de laatste hand leggen aan de te verpatsen kleedjes. Maar de keukenprinses is aanvankelijk in geen velden of wegen te bekennen. Niet wetende dat we vandaag slechts een uur of twee zullen lopen – de term trekking impliceert immers het ten minste zeven of acht uur ondergaan van legio ontberingen – verorberen we pas rond 9.00 uur onze pannenkoeken.
Wederom is een onbewolkte hemel ons deel; de wind echter grossiert in absentie, zodat de eenvoudige schuilhutten onderweg een traktatie zijn. De wandeling is dus kort, maar wel krachtig door de gemeen steile afdalingen over glibberige, kleiige paadjes door de rijstterrassen. Bamboebossen zorgen voor de nodige afwisseling. Het noenmaal bestaat uit noedelsoep, gepaard gaand met de laatste uiterste inspanningen van de neringdoenden hun handwerkjes aan ons te slijten. Ik druk mijn persoonlijke Saparonne, die meermaals een welkome aanvulling was op mijn wandelstokken, een fooi in haar gegroefde handen met het uitdrukkelijke verzoek mij niet lastig te vallen, opdat een ontspannen opstarten van het spijsverteringsproces wordt gegarandeerd.
De retourrit per bus over een smalle, onverharde, extreem brakke wasbordweg langs een peilloze diepte is een schedelklever. De uitzichten zijn zo gedenkwaardig dat een bruidspaar midden op de weg een fotoreportage laat schieten. De rest van de middag besteed ik aan het fatsoeneren van mijn rugzak, dutjes, lezen en het actualiseren van dit dagboek.
's Avonds dineren we in een gezellig hotpot-restaurant. Hotpot, in Vietnam lau genaamd, is de oosterse variant op fonduen, waarbij de diverse ingrediënten door de eters zelf worden gekookt in een grote pan bouillon. Achter ons zit een grote groep autochtonen, die woeste kreten slaken alvorens hun rijstwijn adje te trekken.
M. en ik besluiten nog een nachtelijk ommetje te maken en komen algauw uit bij een meer, waar stelletjes romantisch peddelen op waterfietsen in de vorm van een zwaan, en waar we aan de overkant een kijkje nemen bij een gecombineerde avondmarkt en kermis, gelokt door de pompende dreunen uit de boomboxen. Bij een tweede markt even verderop raken we gedesoriënteerd en komen we in een donker, luguber buitenwijkje terecht. Na de nodige vijven en zessen vinden we het centrale plein van Sapa terug, dat in het bezit is genomen van sportende jongeren.
Wederom is een onbewolkte hemel ons deel; de wind echter grossiert in absentie, zodat de eenvoudige schuilhutten onderweg een traktatie zijn. De wandeling is dus kort, maar wel krachtig door de gemeen steile afdalingen over glibberige, kleiige paadjes door de rijstterrassen. Bamboebossen zorgen voor de nodige afwisseling. Het noenmaal bestaat uit noedelsoep, gepaard gaand met de laatste uiterste inspanningen van de neringdoenden hun handwerkjes aan ons te slijten. Ik druk mijn persoonlijke Saparonne, die meermaals een welkome aanvulling was op mijn wandelstokken, een fooi in haar gegroefde handen met het uitdrukkelijke verzoek mij niet lastig te vallen, opdat een ontspannen opstarten van het spijsverteringsproces wordt gegarandeerd.
De retourrit per bus over een smalle, onverharde, extreem brakke wasbordweg langs een peilloze diepte is een schedelklever. De uitzichten zijn zo gedenkwaardig dat een bruidspaar midden op de weg een fotoreportage laat schieten. De rest van de middag besteed ik aan het fatsoeneren van mijn rugzak, dutjes, lezen en het actualiseren van dit dagboek.
's Avonds dineren we in een gezellig hotpot-restaurant. Hotpot, in Vietnam lau genaamd, is de oosterse variant op fonduen, waarbij de diverse ingrediënten door de eters zelf worden gekookt in een grote pan bouillon. Achter ons zit een grote groep autochtonen, die woeste kreten slaken alvorens hun rijstwijn adje te trekken.
M. en ik besluiten nog een nachtelijk ommetje te maken en komen algauw uit bij een meer, waar stelletjes romantisch peddelen op waterfietsen in de vorm van een zwaan, en waar we aan de overkant een kijkje nemen bij een gecombineerde avondmarkt en kermis, gelokt door de pompende dreunen uit de boomboxen. Bij een tweede markt even verderop raken we gedesoriënteerd en komen we in een donker, luguber buitenwijkje terecht. Na de nodige vijven en zessen vinden we het centrale plein van Sapa terug, dat in het bezit is genomen van sportende jongeren.
Dag 18: Sapa – Hanoi
Dinsdag 6 maart 2018
Terug naar Hanoi – ook aan de andere kant van de snelweg zijn er maagwandverslindende truckersworstjes te koop, evenals portretten van Ho Chi Minh die het rijke oeuvre van Bob Ross in smakeloosheid doen verbleken. Een rouwstoet en een brommertje met als lading grote zakken water met goudvissen hadden we echter nog niet gezien. In het hotel doe ik me tegoed aan een banh mietje, de Vietnamees-Fransige, culinair verantwoorde variant op het even oer-Hollandse als kleffe broodje warm vlees.
Werkte het onbedoelde shared-space-principe van de oude wijk en het onophoudelijke geclaxonneer een paar dagen geleden nog danig op mijn zenuwen, inmiddels is het oversteken van straten te midden van evenveel brommertjes als er sterren in het melkwegstelsel zijn noedeltje-loempiaatje geworden. En ondertussen ben ik qua multitasking ook nog op zoek naar de plek waar een hoofdspoorlijn een smalle corridor tussen huizenblokken penetreert. Dat baanvak is met het voorhanden kaartmateriaal fluks gevonden. Naar verluidt passeert de eerstvolgende Friendship Express pas vanavond; in de tussentijd fungeert het spoor als trottoir, keuken, wasmolen, dorpspomp, tuin, kippenren en kattenvoedermekka.
Via de Rouwkransenstraat en een set uitvalswegen met, u leest het goed, brede trottoirs loop ik naar het bouwwerk dat bepaald niet op de postume bucketlist van Ho Chi Minh stond, te weten zijn mausoleum. (Ome Ho wenste een huis-tuin-en-keukencrematie.) Het is in een voor mausolea van hoge piefen kenmerkende stijl opgetrokken: kolossaal en massief, met veel marmer en een trap waarbij de showtrap uit de Showbizzquiz volledig in het niet valt. Voor het architectonische gedrocht bevindt zich een voor militaire parades in sovjetstijl geschikte boulevard en een groot plantsoen met grasvelden in schaakbordmotief. Het kauwen van kauwgom is uit den boze, welk verbod wordt gehandhaafd door een peloton agenten en militairen. In het park aan gene zijde van het praalgraf is een herbouwde elfde-eeuwse pagode en het Ho Chi Minh-museum, dat in geen enkel schoolboek over brutalisme ontbreekt.
Ik kuier terug door de ambassadewijk met royale avenues, dito villa's en overdadig gebladerte, alvorens ik me met C. en J. vervoeg tot een phoschuur niet ver van het hotel. Op een buitenterrasje hoog boven het getoeter en aanverwante stadse fratsen sluiten we de dag af met koffie, ijs en cocktails.
Werkte het onbedoelde shared-space-principe van de oude wijk en het onophoudelijke geclaxonneer een paar dagen geleden nog danig op mijn zenuwen, inmiddels is het oversteken van straten te midden van evenveel brommertjes als er sterren in het melkwegstelsel zijn noedeltje-loempiaatje geworden. En ondertussen ben ik qua multitasking ook nog op zoek naar de plek waar een hoofdspoorlijn een smalle corridor tussen huizenblokken penetreert. Dat baanvak is met het voorhanden kaartmateriaal fluks gevonden. Naar verluidt passeert de eerstvolgende Friendship Express pas vanavond; in de tussentijd fungeert het spoor als trottoir, keuken, wasmolen, dorpspomp, tuin, kippenren en kattenvoedermekka.
Via de Rouwkransenstraat en een set uitvalswegen met, u leest het goed, brede trottoirs loop ik naar het bouwwerk dat bepaald niet op de postume bucketlist van Ho Chi Minh stond, te weten zijn mausoleum. (Ome Ho wenste een huis-tuin-en-keukencrematie.) Het is in een voor mausolea van hoge piefen kenmerkende stijl opgetrokken: kolossaal en massief, met veel marmer en een trap waarbij de showtrap uit de Showbizzquiz volledig in het niet valt. Voor het architectonische gedrocht bevindt zich een voor militaire parades in sovjetstijl geschikte boulevard en een groot plantsoen met grasvelden in schaakbordmotief. Het kauwen van kauwgom is uit den boze, welk verbod wordt gehandhaafd door een peloton agenten en militairen. In het park aan gene zijde van het praalgraf is een herbouwde elfde-eeuwse pagode en het Ho Chi Minh-museum, dat in geen enkel schoolboek over brutalisme ontbreekt.
Ik kuier terug door de ambassadewijk met royale avenues, dito villa's en overdadig gebladerte, alvorens ik me met C. en J. vervoeg tot een phoschuur niet ver van het hotel. Op een buitenterrasje hoog boven het getoeter en aanverwante stadse fratsen sluiten we de dag af met koffie, ijs en cocktails.
Dag 19: Hanoi – Halongbaai
Woensdag 7 maart 2018
Sommige groepsreizen hebben de neiging als een nachtkaars uit te gaan, omdat er nu eenmaal moet worden teruggevlogen en het gebied rondom de luchthaven niet altijd is gezegend met natuurschoon of door de mens gerealiseerde pronkjuwelen. Maar de ligging van Hanoi en diens vliegveld biedt de niet te missen kans om het lekkerste van een trip door Vietnam tot het laatst te bewaren: de iconische Halongbaai.
Ironisch genoeg is het landschap tussen de hoofdstad en de grauwe kluit woontorens genaamd Halongstad slaapverwekkend saai. Het zwerk in vijftig tinten grijs werkt ook niet echt mee. Om de treurnis nog wat extra aan te zetten stoppen we halverwege, net als alle andere vijf miljoen miljard toeristenbussen, in wat in touroperatortaal een "keramiekdorp" heet voor een rondleiding bij een volstrekt oninteressante pottenbakkerij. Er is een happy room, dat wel. Na een uur of vier gaans komen eindelijk de eerste silhouetten van de karsteilandjes boven de einder uit.
Gebieden met kalksteenheuvels zijn er overal ter wereld, en vele zijn op zijn minst de moeite waard (de Viñalesvallei in het westen van Cuba) en als het maximaal meezit onvergetelijk (Yangshuo en omstreken in het zuiden van China), maar de Halongbaai is uniek. De van een loverpruik voorziene monolieten zijn hier namelijk verzonken in de Golf van Tonkin en vormen aldus vele honderden eilanden en eilandjes. Volgens de Vietnamezen zijn het er precies 1.969, niet toevallig het sterfjaar van Ho Chi Minh.
Het programma voorziet in een overnachting op de boot, middenin het werelderfgoed. Omdat het milieu ernstig te lijden heeft onder de tsunami van overnight cruises en de UNESCO begint te morren, heeft het er alle schijn van dat dit verschijnsel geen lang leven meer is beschoren. Projectontwikkelaars lopen daarom op de zaken vooruit door een nieuwe haven uit de grond te stampen, omringd door tientallen hotelcomplexen en winkelcentra. We constateren dat het nu nog een naargeestige spookstad is.
In tegenstelling tot de nachttrein van twee weken geleden is onze boot niet bepaald een afdankertje uit China. Alle hutten zijn voorzien van eigen sanitair, de tafels zijn mooi gedekt, er is een voortreffelijke geoutilleerde bar en een karaoke-installatie ontbreekt ook al niet. Met de prima de luxe lunch en het fantastische uitzicht ligt overprikkeling der zintuigen duchtig op de loer.
Van de 1.969 eilandjes is er zegge en schrijve één met een uitzichtpunt en een opgespoten zandstrand, en het mag geen verbazing wekken dat alle vaartuigen daar plegen aan te meren. Het kost wat confrontaties met Amerikaanse priemellebogen en Aziatische klotsoksels, maar het panorama vanaf de top neutraliseert deze beproeving wonderwel. Ook een beproeving is een duik in het zeer bescheiden opgewarmde water van Halong Bay.
Onderhavige trekpleister heet in het Vietnamees Dao Ti Top en is merkwaardig genoeg vernoemd naar German Titov, de Russische kosmonaut die er op uitnodiging van toenmalige kameraad Ho Chi Minh een bezoek aan bracht. Hij is na Joeri Gagarin de tweede kosmonaut die in een baan om de aarde is gebracht en tot op de dag van vandaag de jongste ruimtereiziger ooit. Op het eiland is een standbeeld van Titov te bewonderen – hij zal zich allerminst omdraaien in zijn graf, aangezien hij na zijn ruimtevaartcarrière niet vies was van wat divagedrag.
Later in de middag schepen we in voor een tochtje per kajak. Ik peddel met gemengde gevoelens: de rust, de uitzichten en de te bezoeken grot zijn plus-plus, doch de plasticpho is min-min.
Na de andermaal kostelijke avondmaaltijd en de zowel bij de bemanning als mijn vrouwelijke reisgenoten succesvolle sieradenverkoop vindt er een karaokefestijn plaats, waarbij scribent dezes een even gloedvolle als valse vertolking van Born in the USA te berde brengt.
Ironisch genoeg is het landschap tussen de hoofdstad en de grauwe kluit woontorens genaamd Halongstad slaapverwekkend saai. Het zwerk in vijftig tinten grijs werkt ook niet echt mee. Om de treurnis nog wat extra aan te zetten stoppen we halverwege, net als alle andere vijf miljoen miljard toeristenbussen, in wat in touroperatortaal een "keramiekdorp" heet voor een rondleiding bij een volstrekt oninteressante pottenbakkerij. Er is een happy room, dat wel. Na een uur of vier gaans komen eindelijk de eerste silhouetten van de karsteilandjes boven de einder uit.
Gebieden met kalksteenheuvels zijn er overal ter wereld, en vele zijn op zijn minst de moeite waard (de Viñalesvallei in het westen van Cuba) en als het maximaal meezit onvergetelijk (Yangshuo en omstreken in het zuiden van China), maar de Halongbaai is uniek. De van een loverpruik voorziene monolieten zijn hier namelijk verzonken in de Golf van Tonkin en vormen aldus vele honderden eilanden en eilandjes. Volgens de Vietnamezen zijn het er precies 1.969, niet toevallig het sterfjaar van Ho Chi Minh.
Het programma voorziet in een overnachting op de boot, middenin het werelderfgoed. Omdat het milieu ernstig te lijden heeft onder de tsunami van overnight cruises en de UNESCO begint te morren, heeft het er alle schijn van dat dit verschijnsel geen lang leven meer is beschoren. Projectontwikkelaars lopen daarom op de zaken vooruit door een nieuwe haven uit de grond te stampen, omringd door tientallen hotelcomplexen en winkelcentra. We constateren dat het nu nog een naargeestige spookstad is.
In tegenstelling tot de nachttrein van twee weken geleden is onze boot niet bepaald een afdankertje uit China. Alle hutten zijn voorzien van eigen sanitair, de tafels zijn mooi gedekt, er is een voortreffelijke geoutilleerde bar en een karaoke-installatie ontbreekt ook al niet. Met de prima de luxe lunch en het fantastische uitzicht ligt overprikkeling der zintuigen duchtig op de loer.
Van de 1.969 eilandjes is er zegge en schrijve één met een uitzichtpunt en een opgespoten zandstrand, en het mag geen verbazing wekken dat alle vaartuigen daar plegen aan te meren. Het kost wat confrontaties met Amerikaanse priemellebogen en Aziatische klotsoksels, maar het panorama vanaf de top neutraliseert deze beproeving wonderwel. Ook een beproeving is een duik in het zeer bescheiden opgewarmde water van Halong Bay.
Onderhavige trekpleister heet in het Vietnamees Dao Ti Top en is merkwaardig genoeg vernoemd naar German Titov, de Russische kosmonaut die er op uitnodiging van toenmalige kameraad Ho Chi Minh een bezoek aan bracht. Hij is na Joeri Gagarin de tweede kosmonaut die in een baan om de aarde is gebracht en tot op de dag van vandaag de jongste ruimtereiziger ooit. Op het eiland is een standbeeld van Titov te bewonderen – hij zal zich allerminst omdraaien in zijn graf, aangezien hij na zijn ruimtevaartcarrière niet vies was van wat divagedrag.
Later in de middag schepen we in voor een tochtje per kajak. Ik peddel met gemengde gevoelens: de rust, de uitzichten en de te bezoeken grot zijn plus-plus, doch de plasticpho is min-min.
Na de andermaal kostelijke avondmaaltijd en de zowel bij de bemanning als mijn vrouwelijke reisgenoten succesvolle sieradenverkoop vindt er een karaokefestijn plaats, waarbij scribent dezes een even gloedvolle als valse vertolking van Born in the USA te berde brengt.
Dag 20: Halongbaai – Hanoi
Donderdag 8 maart 2018
Voordat de grote toeristenstromen op gang komen gaan we uit de veren ter bezichtiging van een tweede verzameling stalagmieten en stalactieten. Het is Nederlands herfstweer, wat wil zeggen bewolkt, fris en regenachtig. Op de nuchtere maag varen we in ons kleine bootje naar de grot, maar onze bemanning is niet de enige die op het lumineuze idee is gekomen in alle vroegte op pad te gaan. Zo lopen we toch nog met diverse andere gezelschappen – waarvan sommige zijn gehuld in belachelijke frietgele poncho's – de trap naar de twee zalen op. Als we een uurtje of anderhalf uur later aan het ontbijt zitten, kunnen we bogen op een alleraardigste, maar niet onvergetelijke excursie naar de grot. Vele malen indrukwekkender is de tocht langs de karsteilandjes, alvorens we weer aanmeren in de haven en afscheid nemen van de crew.
Onderweg naar Hanoi stoppen we bij een sociale werkplaats, waar schilderijen, sieraden en tuinornamenten worden gemaakt door mensen die een handicap hebben opgelopen als gevolg van het gebruik van het ontbladeringsmiddel Agent Orange in de Vietnamoorlog. Ik probeer een ontspannen ommetje door de intens smakeloze beeldentuin te maken, maar al snel krijg ik een vrouw in uniform achter me aan in de hoop me een kunstwerk aan te kunnen smeren. Ik antwoord dat ik geen tuin heb, hetgeen geheel niet bezijden de waarheid is. De vooruitgang komt hier wel ongenadig aan de oppervlakte: waar het nog immer een mysterie is hoe de inwoners van Paaseiland de wereldvermaarde moai-beelden hebben verplaatst naar hun definitieve locatie, shipt deze toko naar anywhere in the world, aldus een reclamespandoek.
De aankomst in de hoofdstad halverwege de middag voelt vertrouwd; datzelfde geldt voor het lawaai en de verkeerschaos. Een kleine week geleden ergerde ik me aan de brommertjes, na de Sapatrekking was ik aan ze gewend en gedoogde ik ze; nu kan ik niet onder het feit uit dat ik er met volle teugen van geniet.
Quang heeft nog kaartjes kunnen regelen voor een voorstelling in het waterpoppentheater. Er worden korte, geestige sketches uitgevoerd door houten poppen in een vijver, die met behulp van een bamboestok worden bediend door onzichtbare poppenspelers. Een tienkoppig traditioneel orkest draagt zorg voor de stemmen en de muzikale omlijsting. Ofschoon ik er niets van versta, is het audiovisuele spektakel op zijn minst onderhoudend.
Onderweg naar Hanoi stoppen we bij een sociale werkplaats, waar schilderijen, sieraden en tuinornamenten worden gemaakt door mensen die een handicap hebben opgelopen als gevolg van het gebruik van het ontbladeringsmiddel Agent Orange in de Vietnamoorlog. Ik probeer een ontspannen ommetje door de intens smakeloze beeldentuin te maken, maar al snel krijg ik een vrouw in uniform achter me aan in de hoop me een kunstwerk aan te kunnen smeren. Ik antwoord dat ik geen tuin heb, hetgeen geheel niet bezijden de waarheid is. De vooruitgang komt hier wel ongenadig aan de oppervlakte: waar het nog immer een mysterie is hoe de inwoners van Paaseiland de wereldvermaarde moai-beelden hebben verplaatst naar hun definitieve locatie, shipt deze toko naar anywhere in the world, aldus een reclamespandoek.
De aankomst in de hoofdstad halverwege de middag voelt vertrouwd; datzelfde geldt voor het lawaai en de verkeerschaos. Een kleine week geleden ergerde ik me aan de brommertjes, na de Sapatrekking was ik aan ze gewend en gedoogde ik ze; nu kan ik niet onder het feit uit dat ik er met volle teugen van geniet.
Quang heeft nog kaartjes kunnen regelen voor een voorstelling in het waterpoppentheater. Er worden korte, geestige sketches uitgevoerd door houten poppen in een vijver, die met behulp van een bamboestok worden bediend door onzichtbare poppenspelers. Een tienkoppig traditioneel orkest draagt zorg voor de stemmen en de muzikale omlijsting. Ofschoon ik er niets van versta, is het audiovisuele spektakel op zijn minst onderhoudend.
Dag 21 en 22: Hanoi – Amsterdam – Alverna
Vrijdag 9 en zaterdag 10 maart 2018
's Ochtends is er nog tijd om voor een laatste keer de benen te strekken in de oude wijk van Hanoi. Al dwalend kom ik uit bij een grote overdekte markt waar voornamelijk kleding en gedroogde etenswaren worden verkocht. Rondom zijn ook stalletjes met groente, fruit en vleeswaren, en in de nauwe straatjes het is oppassen geblazen om niet alsnog te worden geschept door een brommertje. In de buurt van het hotel drink ik yoghurtkoffie.
De lange, lange reis huiswaarts, met tussenstops in Ho Chi Minhstad en Istanbul, wint aan spanning door een hevig onweer boven de grootste stad van Vietnam, waardoor we moeten uitwijken naar Phnom Penh in Cambodja en dientengevolge een flinke vertraging oplopen. Met het nodige gehaast en gejaag halen we niettemin de aansluitende vlucht naar Amsterdam.
De lange, lange reis huiswaarts, met tussenstops in Ho Chi Minhstad en Istanbul, wint aan spanning door een hevig onweer boven de grootste stad van Vietnam, waardoor we moeten uitwijken naar Phnom Penh in Cambodja en dientengevolge een flinke vertraging oplopen. Met het nodige gehaast en gejaag halen we niettemin de aansluitende vlucht naar Amsterdam.