West-Canada
Een Orkutverslag in zeven posts avant la lettre
Van 27 juni tot en met 18 juli 2004 ben ik met Discover Reizen op vakantie geweest in West-Canada. Op gezette tijden heb ik vanuit een internetcafé een verslag op Orkut (Facebook –7.0 voor de jongere lezers) gezet. Enig knip- en plakwerk en wat bescheiden tekstuele aanpassingen en verfraaiingen leverden het onderstaande op.
Dag 1 en 2: Amsterdam – Toronto – Calgary
Zondag 27 en maandag 28 juni 2004
Hier mijn eerste berichtje vanuit Calgary. Ik ben dus heelhuids aangekomen in Canada. Na elf uur zuivere vliegtijd (en nog ruim drie uur overstaptijd in Toronto, waar we de voetbalwedstrijd Tsjechië–Denemarken hebben gezien) zijn we gisteravond om 19.30 uur plaatselijke tijd aangekomen in Calgary. Omdat het gekkenwerk was om nog anderhalf uur door te rijden naar Banff, hebben we overnacht op de campus van de universiteit. Dat was in 1988 het Olympisch dorp. De Olympic Oval ligt pal achter ons appartementencomplex.
Vandaag rijden we door naar Banff National Park. Gisteravond was ik helemaal bekaf, maar ik heb vannacht goed doorgeslapen en voel me nu lekker. Het eerste dat opvalt aan Canada is dat alles groot en schoon is. De grasperken zijn keurig gemaaid, de grassprietjes drieënhalve millimeter hoog. De openbare gebouwen hier op de campus zijn allemaal gewoon open; je kunt overal zo binnenkomen. En nergens een junk of zwerver te bekennen. Ook nergens graffiti of een verschaaldepislucht. Net even de Olympic Oval bekeken die momenteel helemaal verbouwd wordt. Verder hebben ze hier grote huizen en straten die achterlijk breed zijn, zelfs voor die enorme sloepen waar ze hier in rondrijden.
Maar goed, vandaag gaan we dus echt de natuur in en zullen we geen universiteitsbibliotheken meer tegenkomen waar je op een van de 10.000 terminals gratis kan internetten. De groep is een behoorlijk gemêleerd gezelschap qua leeftijd: die varieert van 28 tot 60. En allemaal mannen, op een na. De oorspronkelijke reisbegeleidster is ziek geworden, zodat we nu ook nog eens een reisbegeleider hebben.
Vandaag rijden we door naar Banff National Park. Gisteravond was ik helemaal bekaf, maar ik heb vannacht goed doorgeslapen en voel me nu lekker. Het eerste dat opvalt aan Canada is dat alles groot en schoon is. De grasperken zijn keurig gemaaid, de grassprietjes drieënhalve millimeter hoog. De openbare gebouwen hier op de campus zijn allemaal gewoon open; je kunt overal zo binnenkomen. En nergens een junk of zwerver te bekennen. Ook nergens graffiti of een verschaaldepislucht. Net even de Olympic Oval bekeken die momenteel helemaal verbouwd wordt. Verder hebben ze hier grote huizen en straten die achterlijk breed zijn, zelfs voor die enorme sloepen waar ze hier in rondrijden.
Maar goed, vandaag gaan we dus echt de natuur in en zullen we geen universiteitsbibliotheken meer tegenkomen waar je op een van de 10.000 terminals gratis kan internetten. De groep is een behoorlijk gemêleerd gezelschap qua leeftijd: die varieert van 28 tot 60. En allemaal mannen, op een na. De oorspronkelijke reisbegeleidster is ziek geworden, zodat we nu ook nog eens een reisbegeleider hebben.
Dag 3 en 4: Calgary – Banff
Dinsdag 29 en woensdag 30 juni 2004
Eerst maar even de standaardvakantiepraat afhandelen: het is hier mooi weer en erg warm. Alleen gisteravond hebben we een beetje regen gehad.
Na Calgary zijn we naar Banff National Park gereden, midden in de Rockies. Hier hebben we de tenten opgezet en daarna zijn we naar Johnston's Canyon geweest, een canyon, zoals de naam al doet vermoeden, en een mooie ook.
Gisteren heb ik dan eindelijk de wandelstokken uit het vet gehaald. Eerst zijn we naar Lake Moraine geweest, een gletsjermeer dat geflankeerd wordt door heel hoge bergen. Daarna heb ik een wandeling van twaalf kilometer gemaakt bij Lake Louise, een gletsjermeer dat geflankeerd wordt door heel hoge bergen. Aan het meer staat een monsterlijk hotel. Canadezen hebben de gewoonte om op elke mooie plek een monsterlijk hotel neer te zetten. Enfin, eerst ben ik langs het meer gelopen en dan omhoog gegaan naar een theehuis. Hier ben ik nog verder geklommen naar de Plain of the Six Glaciers. (Canadezen zijn ook heel goed in het verzinnen van zelfverklarende namen.) Dan weer terug naar het theehuis en via een route door het bos met mooi uitzicht op het meer weer terug naar onze (krappe) bus.
Vandaag zijn we richting Jasper National Park gereden over de Icefields Parkway, een lange stunning view van 250 kilometer. Je ziet bergen, gletsjers en fluorescerend blauwe meren. Vanochtend heb ik een gletsjertocht gemaakt over Athabasca Glacier, een heel mooie, maar ook koude belevenis. Beneden was het 25 graden of zo, maar een halfuurtje later had ik mijn handschoenen al aan. We hadden een gids die natuurlijk zijn hele arsenaal aan standaardgrappen te berde bracht en de werking van een gletsjer uitlegde aan de hand van een Mars.
O ja, in Banff stikt het van de toeristen. Half Japan viert hier vakantie en daar komen morgen nog een hele hoop Canadezen bij, want dan is de nationale feestdag en krijgt iedereen vakantie. Voor ons wordt het vanaf nu wat rustiger. Jasper is al veel rustiger dan Banff.
Na Calgary zijn we naar Banff National Park gereden, midden in de Rockies. Hier hebben we de tenten opgezet en daarna zijn we naar Johnston's Canyon geweest, een canyon, zoals de naam al doet vermoeden, en een mooie ook.
Gisteren heb ik dan eindelijk de wandelstokken uit het vet gehaald. Eerst zijn we naar Lake Moraine geweest, een gletsjermeer dat geflankeerd wordt door heel hoge bergen. Daarna heb ik een wandeling van twaalf kilometer gemaakt bij Lake Louise, een gletsjermeer dat geflankeerd wordt door heel hoge bergen. Aan het meer staat een monsterlijk hotel. Canadezen hebben de gewoonte om op elke mooie plek een monsterlijk hotel neer te zetten. Enfin, eerst ben ik langs het meer gelopen en dan omhoog gegaan naar een theehuis. Hier ben ik nog verder geklommen naar de Plain of the Six Glaciers. (Canadezen zijn ook heel goed in het verzinnen van zelfverklarende namen.) Dan weer terug naar het theehuis en via een route door het bos met mooi uitzicht op het meer weer terug naar onze (krappe) bus.
Vandaag zijn we richting Jasper National Park gereden over de Icefields Parkway, een lange stunning view van 250 kilometer. Je ziet bergen, gletsjers en fluorescerend blauwe meren. Vanochtend heb ik een gletsjertocht gemaakt over Athabasca Glacier, een heel mooie, maar ook koude belevenis. Beneden was het 25 graden of zo, maar een halfuurtje later had ik mijn handschoenen al aan. We hadden een gids die natuurlijk zijn hele arsenaal aan standaardgrappen te berde bracht en de werking van een gletsjer uitlegde aan de hand van een Mars.
O ja, in Banff stikt het van de toeristen. Half Japan viert hier vakantie en daar komen morgen nog een hele hoop Canadezen bij, want dan is de nationale feestdag en krijgt iedereen vakantie. Voor ons wordt het vanaf nu wat rustiger. Jasper is al veel rustiger dan Banff.
Dag 5 en 6: Banff – Jasper
Donderdag 1 en vrijdag 2 juli 2004
De afgelopen twee dagen zijn we in Jasper National Park geweest. Dat grenst rechtstreeks aan Banff National Park en ligt nog steeds middenin de Rockies. Gisteren was het Canada Day, de nationale feestdag. Officieel is het om te vieren dat Canada 138 jaar geleden een eigen regering kreeg, maar voor de Canadezen is het vooral om te vieren dat ze geen Amerikanen zijn. De sfeer is hier bijzonder anti-Amerikaans. De Canadezen vinden het bijvoorbeeld helemaal geweldig dat de Amerikanen behoorlijk in de penarie zitten in Irak. Canada Day is eigenlijk gewoon een kopie van Independence Day in de Verenigde Staten, maar dat moet je hier vooral niet hardop zeggen. Canada Day is niet te vergelijken met Koninginnedag in Nederland. 's Middags was er hier een optocht, waarin het hele dorp meeloopt: de brandweer (mooie wagens!), de politie, de North Face-outdoorzaak, de scoutingclub en de plaatselijke aquajoggingvereniging. 's Avonds was het niet drukker dan anders. Er was voldoende plaats in het restaurant en in de Ierse pub was het gewoon gezellig, dus niet stamp- en stampvol.
Het plaatsje Jasper, waar we twee nachten op de camping hebben gestaan, ligt in het dal van de Athabasca River (een gletsjerrivier) en eromheen zijn allerlei bergruggen. Gistermorgen zijn we eerst bij een paar meertjes gedropt, waarna we met z'n vieren via bossen en een mooi uitzichtpunt naar het dorp zijn teruggelopen. Hier waren we keurig op tijd om de optocht te zien. Later in de middag hebben we nog een wandeling gemaakt met nog mooier uitzicht.
Vanmorgen zijn we met een gondel Whistler's Mountain op geweest voor het stunningste view in town. De berg heet Whistler's Mountain vanwege de marmotten die er leven, die maken namelijk een fluitachtig geluid. Vanmiddag rijden we verder naar de omgeving van Mount Robson, de hoogste berg van de Canadian Rockies (3.954 meter). Het aantal internetcafés zal nu gestaag minder worden, dus zal ik wat minder berichtjes gaan sturen. Waar we de komende twee dagen gaan staan is alleen een benzinepomp met een klein winkeltje en twee campings.
Canadezen stellen trouwens niet erg veel prijs op hun privacy, als je naar hun toiletten kijkt. De deuren zijn erg laag (zelfs ik zou er zo overheen kunnen kijken) en de wandjes tussen de toiletten zijn erg dun. Laatst moest ik erg nodig, maar twee of drie toiletten verderop zat een Engelsman erg te genieten: pfffrrrpffrrrrt... plons... oooooooohhhhhhh!!! En dat dan een stuk of zeven keer. En mijn eigen darmflora en -fauna waren toch al niet helemaal je van het. Daarom maar een ander toiletblok opgezocht... Verder nog niet veel wildlife gezien tot nu toe. Wel een heleboel chipmunks en andere merken eekhoorns, maar nog geen beren. Wel een edelhert, maar dat was er volgens mij door de plaatselijke VVV neergezet, want er stonden iets van zeven touringcars en een veelvoud daarvan aan Japanners omheen.
Nou, tot zover maar weer. Misschien dat er over drie dagen weer een gelegenheid is om te internetten, maar dat weet ik niet zeker.
Het plaatsje Jasper, waar we twee nachten op de camping hebben gestaan, ligt in het dal van de Athabasca River (een gletsjerrivier) en eromheen zijn allerlei bergruggen. Gistermorgen zijn we eerst bij een paar meertjes gedropt, waarna we met z'n vieren via bossen en een mooi uitzichtpunt naar het dorp zijn teruggelopen. Hier waren we keurig op tijd om de optocht te zien. Later in de middag hebben we nog een wandeling gemaakt met nog mooier uitzicht.
Vanmorgen zijn we met een gondel Whistler's Mountain op geweest voor het stunningste view in town. De berg heet Whistler's Mountain vanwege de marmotten die er leven, die maken namelijk een fluitachtig geluid. Vanmiddag rijden we verder naar de omgeving van Mount Robson, de hoogste berg van de Canadian Rockies (3.954 meter). Het aantal internetcafés zal nu gestaag minder worden, dus zal ik wat minder berichtjes gaan sturen. Waar we de komende twee dagen gaan staan is alleen een benzinepomp met een klein winkeltje en twee campings.
Canadezen stellen trouwens niet erg veel prijs op hun privacy, als je naar hun toiletten kijkt. De deuren zijn erg laag (zelfs ik zou er zo overheen kunnen kijken) en de wandjes tussen de toiletten zijn erg dun. Laatst moest ik erg nodig, maar twee of drie toiletten verderop zat een Engelsman erg te genieten: pfffrrrpffrrrrt... plons... oooooooohhhhhhh!!! En dat dan een stuk of zeven keer. En mijn eigen darmflora en -fauna waren toch al niet helemaal je van het. Daarom maar een ander toiletblok opgezocht... Verder nog niet veel wildlife gezien tot nu toe. Wel een heleboel chipmunks en andere merken eekhoorns, maar nog geen beren. Wel een edelhert, maar dat was er volgens mij door de plaatselijke VVV neergezet, want er stonden iets van zeven touringcars en een veelvoud daarvan aan Japanners omheen.
Nou, tot zover maar weer. Misschien dat er over drie dagen weer een gelegenheid is om te internetten, maar dat weet ik niet zeker.
Dag 7 en 8: Jasper – Mount Robson – Clearwater
Zaterdag 3 en zondag 4 juli 2004
Verder gereden door de bergen naar Mount Robson. Het klimaat is hier erg wisselvallig met elke dag wel regen of een bui, wat we hebben gemerkt, want zeven seconden nadat ik in het vorige bericht schreef dat het mooi weer was in Canada begon het te hozen.
In de buurt van Mount Robson heb ik een deel gelopen van de Berg Lake Trail. Ik begon de eerste kilometers langs een wild stromende gletsjerrivier door het bos. Daar stonden ook heel grote bomen. Toen kwam ik bij een schitterend meer uit waar ik helemaal omheen gelopen ben. Dan werd de wandeling echt mooi met watervallen en nog meer watervallen. Enige nadeel was dat ik het hele eind weer terug moest lopen naar de camping.
Vanmorgen hebben we de Rockies verlaten en zijn we in wat meer heuvelachtig gebied terechtgekomen, nabij het Wells Gray Park. Dat gaan we de komende twee dagen verkennen. We kamperen in het dorpje Clearwater. Onze chauffeur zei dat er een heel leuke pub is en dat het er erg droog is en het gras geel. Wel, de pub is afgebrand en het gras is groen. En waarom het gras groen is, daar kwamen we gauw achter, want al snel begon het te regenen. Gelukkig schijnt nu de zon weer, dus misschien zo een frisse duik in het meer bij de camping. Overigens hebben we nog steeds geen beer gezien, wel een eland en honderd ton paardenstront.
In de buurt van Mount Robson heb ik een deel gelopen van de Berg Lake Trail. Ik begon de eerste kilometers langs een wild stromende gletsjerrivier door het bos. Daar stonden ook heel grote bomen. Toen kwam ik bij een schitterend meer uit waar ik helemaal omheen gelopen ben. Dan werd de wandeling echt mooi met watervallen en nog meer watervallen. Enige nadeel was dat ik het hele eind weer terug moest lopen naar de camping.
Vanmorgen hebben we de Rockies verlaten en zijn we in wat meer heuvelachtig gebied terechtgekomen, nabij het Wells Gray Park. Dat gaan we de komende twee dagen verkennen. We kamperen in het dorpje Clearwater. Onze chauffeur zei dat er een heel leuke pub is en dat het er erg droog is en het gras geel. Wel, de pub is afgebrand en het gras is groen. En waarom het gras groen is, daar kwamen we gauw achter, want al snel begon het te regenen. Gelukkig schijnt nu de zon weer, dus misschien zo een frisse duik in het meer bij de camping. Overigens hebben we nog steeds geen beer gezien, wel een eland en honderd ton paardenstront.
Dag 9 t/m 12: Clearwater – Xats'ull – Williams Lake
Maandag 5 t/m donderdag 8 juli 2004
Hier mijn avonturen in het Wells Gray Provincial Park. Volgens onze reisbegeleider is het het droogste gebied van British Columbia, maar helaas hebben we erg veel regen gehad. De eerste dag hebben we een Zonnebloem-tour gedaan door het park: busje in, rijden, busje uit, fotootje nemen, busje in, et cetera. Als eerste gingen we naar een uitzichtpunt, hetgeen niet erg veel goeds leek te beloven: we zagen alleen maar wat heuvelachtig bos en in de verte een enkele besneeuwde berg. Naarmate de dag vorderde bleek het park echter vele hidden gems te bevatten, waaronder enkele schitterende watervallen. Het weer was toen nog wel oké, dus ik heb hier enkele mooie kiekjes genomen (denk ik). Een verademing was het ook dat hier nauwelijks toeristen komen. Op de terugweg hebben we eindelijk een zwarte beer gezien, een kleintje van naar schatting twee jaar oud.
We sliepen op een camping in het dorpje Clearwater, aan een meer waarin je ook kunt zwemmen. Het dorpje zelf is een vrij trieste bedoening. Iedereen werkte hier in de houtindustrie, maar omdat steeds meer door machines wordt gedaan is de werkloosheid hier ongelofelijk hoog: tot zestig procent. We zagen dan ook veel dichtgetimmerde huizen en krotten. Tot overmaat van ramp was de lokale pub afgebrand. De eerste avond hebben we gegeten in een wegrestaurant, waar ook de EK-finale werd uitgezonden. Eerlijk voedsel: een vette burger en beroerde french fries. Naast ons was er niemand en er werd van die ruige leren-jassen-benen-wijd-rampetamp-truckersmuziek gedraaid.
De tweede dag zou ik met de twee andere min of meer fanatieke wandelaars in de groep een wandeling gaan maken over alpiene bergweides, maar helaas regende het al de hele nacht pijpenstelen. Die ochtend hebben we een beetje op de camping rondgehangen: boekje lezen, wasje draaien, kaartje schrijven. Later klaarde het op en besloten we de Clearwater River Trail te gaan doen, een korte wandeling langs de rivier. Ook een mooie wandeling. Na een kilometer of drie moesten we van de markering af om weer op de camping te komen en toen werd het spannend, want in de verte hoorden we al wat gerommel. Ik wilde zo snel mogelijk het bos uit, maar tijdens onze zoektocht naar de camping raakten we hopeloos verdwaald en werd de lucht steeds zwarter en het gedonder steeds luider. Na een hele tijd (ik begon al een beetje in mijn broek te poepen) kwamen we gelukkig bij een huisje uit. Desgevraagd bleek het nog tien minuten lopen naar de camping te zijn. Dit hebben we met 7 km/u gelopen/gerend en we waren precies op tijd onder de shelter op de camping toen de bui losbarstte. De bui duurde maar een kwartier, maar het was echt zo'n Discovery Channel-fähig hagelinferno, met stenen als kanonskogels. Nog nooit zoiets meegemaakt. De rest van de middag bleef het een komen en gaan van buien, dus verder hebben we niks meer gedaan. 's Avonds hebben we lekker gegeten aan het meer, toen het weer wat rustiger was.
Gisteren zijn we een dag bij de indianen geweest, in het Xats'ull Heritage Village. Daar hebben we geslapen in tipi's, een soort tent dat daar in de streek eigenlijk niet thuishoort, maar goed. Daar kregen we te horen hoe zielig ze zijn en zo. 's Avonds hebben we een soort van bonensoep gehad met salade, ook niet echt onvergetelijk. 's Avonds was er wel iets interessants, namelijk de zogeheten zweethutceremonie. Poreuze stenen worden eerst in het vuur verhit. Die worden dan in het midden van een tent gelegd, en iedereen gaat eromheen zitten. De tent gaat dicht, dus je zit helemaal in het donker. Af en toe wordt er water op de stenen gegooid, dus je kunt je voorstellen dat het behoorlijk warm wordt. Nou ja warm... Zeg maar kokend heet. In vier sessies worden allerlei gebeden en Jerry's final thoughts te berde gebracht en wordt er gezongen. Na twee sessies was mijn luie kantoorzweet er wel uit en callde ik het a day, maar niet voordat we hadden genoten van een vers gevangen zalm.
Zometeen gaan we rijden naar Nimpo Lake, waar we met een watervliegtuigje vertrekken naar het Turner Lake. Daar blijven we twee dagen.
We sliepen op een camping in het dorpje Clearwater, aan een meer waarin je ook kunt zwemmen. Het dorpje zelf is een vrij trieste bedoening. Iedereen werkte hier in de houtindustrie, maar omdat steeds meer door machines wordt gedaan is de werkloosheid hier ongelofelijk hoog: tot zestig procent. We zagen dan ook veel dichtgetimmerde huizen en krotten. Tot overmaat van ramp was de lokale pub afgebrand. De eerste avond hebben we gegeten in een wegrestaurant, waar ook de EK-finale werd uitgezonden. Eerlijk voedsel: een vette burger en beroerde french fries. Naast ons was er niemand en er werd van die ruige leren-jassen-benen-wijd-rampetamp-truckersmuziek gedraaid.
De tweede dag zou ik met de twee andere min of meer fanatieke wandelaars in de groep een wandeling gaan maken over alpiene bergweides, maar helaas regende het al de hele nacht pijpenstelen. Die ochtend hebben we een beetje op de camping rondgehangen: boekje lezen, wasje draaien, kaartje schrijven. Later klaarde het op en besloten we de Clearwater River Trail te gaan doen, een korte wandeling langs de rivier. Ook een mooie wandeling. Na een kilometer of drie moesten we van de markering af om weer op de camping te komen en toen werd het spannend, want in de verte hoorden we al wat gerommel. Ik wilde zo snel mogelijk het bos uit, maar tijdens onze zoektocht naar de camping raakten we hopeloos verdwaald en werd de lucht steeds zwarter en het gedonder steeds luider. Na een hele tijd (ik begon al een beetje in mijn broek te poepen) kwamen we gelukkig bij een huisje uit. Desgevraagd bleek het nog tien minuten lopen naar de camping te zijn. Dit hebben we met 7 km/u gelopen/gerend en we waren precies op tijd onder de shelter op de camping toen de bui losbarstte. De bui duurde maar een kwartier, maar het was echt zo'n Discovery Channel-fähig hagelinferno, met stenen als kanonskogels. Nog nooit zoiets meegemaakt. De rest van de middag bleef het een komen en gaan van buien, dus verder hebben we niks meer gedaan. 's Avonds hebben we lekker gegeten aan het meer, toen het weer wat rustiger was.
Gisteren zijn we een dag bij de indianen geweest, in het Xats'ull Heritage Village. Daar hebben we geslapen in tipi's, een soort tent dat daar in de streek eigenlijk niet thuishoort, maar goed. Daar kregen we te horen hoe zielig ze zijn en zo. 's Avonds hebben we een soort van bonensoep gehad met salade, ook niet echt onvergetelijk. 's Avonds was er wel iets interessants, namelijk de zogeheten zweethutceremonie. Poreuze stenen worden eerst in het vuur verhit. Die worden dan in het midden van een tent gelegd, en iedereen gaat eromheen zitten. De tent gaat dicht, dus je zit helemaal in het donker. Af en toe wordt er water op de stenen gegooid, dus je kunt je voorstellen dat het behoorlijk warm wordt. Nou ja warm... Zeg maar kokend heet. In vier sessies worden allerlei gebeden en Jerry's final thoughts te berde gebracht en wordt er gezongen. Na twee sessies was mijn luie kantoorzweet er wel uit en callde ik het a day, maar niet voordat we hadden genoten van een vers gevangen zalm.
Zometeen gaan we rijden naar Nimpo Lake, waar we met een watervliegtuigje vertrekken naar het Turner Lake. Daar blijven we twee dagen.
Dag 13 t/m 17: Williams Lake – Turner Lake – Bella Coola – Campbell River
Vrijdag 9 t/m dinsdag 13 juli 2004
Eindelijk weer een internetcomputer.
Ik was gebleven bij Tweedsmuir Provincial Park. We zijn nu echt in de wildernis beland, via een totaal niet-toeristische route. Het is een gebied waar maar één weg doorheen gaat. Vanaf Nimpo Lake zijn we met een watervliegtuig afgezet bij Turner Lake, in de wildernis. We hadden geluk dat we er überhaupt heen konden, want vanwege de droogte waren er een hoop bosbranden geweest. De dag voordat we erheen vlogen werd het park pas weer heropend. De vlucht met het watervliegtuig was fantastisch. Eerst vlogen we over bossen en daarna over Monarch Icefield, met enorm veel gletsjers, ruige bergkammen en gletsjermeren met ijsschotsen. Wauw! Daarna zaten we twee dagen in houten hutten aan het verlaten Turner Lake. Dat was even primitief, zeg! We hadden net geen breedbeeld-kleurentelevisie bij ons, maar wel bier, wijn en chips. We hebben er op het meer gekajakt en zijn gewandeld naar een waterval van 260 meter hoog, Hunlen Falls. Aan gene zijde van het meer was de schade van de bosbranden goed zichtbaar: de hele heuvel was helemaal platgebrand. Het enige vervelende waren de vele muggen; ik ben levend opgegeten. Maar volgens de beheerder, George, die twee maanden per jaar aan het meer woont en voor de rest zwaar into the Lord is, viel het reuze mee dit jaar.
Een dag later zijn we weer opgepikt door het watervliegtuig en zijn we over de Rainbow Mountains gevlogen, een vulkanisch gebergte. Daarna zijn we naar de Anahim Lake Stampede geweest; het is de tijd van de rodeo's in Canada. Hierna zijn we doorgereden naar de Bella Coola-vallei, een smalle vallei geflankeerd door enorme bergen. Hier heb ik gewandeld, maar je ziet dat het toerisme hier nog in de kinderschoenen staat. De wandelpaden zijn slecht gemarkeerd en niet onderhouden. Ik moest dan ook regelmatig over een chaos aan boomstammen klauteren en vaak was het pad overgroeid.
Vanaf Bella Coola was het nog maar een klein stukje naar de fjordenkust. Hier hebben we de boot genomen naar Vancouver Island, een tocht van veertien uur. De eerste vijf uur voeren we door een fjord. We hebben dolfijnen en bultruggen gezien.
Vandaag zijn we op een whalewatch-tour geweest. We hebben vele orka's, bultruggen en zeearenden gezien. En eindelijk was het weer eens redelijk goed weer, want de afgelopen tijd hebben we veel regen gehad.
Morgen rijden we een flink stuk naar het zuiden op Vancouver Island en de volgende dag nemen we de veerboot naar Vancouver. Daar hebben we dan nog anderhalve dag voordat we terugvliegen naar Nederland.
Ik was gebleven bij Tweedsmuir Provincial Park. We zijn nu echt in de wildernis beland, via een totaal niet-toeristische route. Het is een gebied waar maar één weg doorheen gaat. Vanaf Nimpo Lake zijn we met een watervliegtuig afgezet bij Turner Lake, in de wildernis. We hadden geluk dat we er überhaupt heen konden, want vanwege de droogte waren er een hoop bosbranden geweest. De dag voordat we erheen vlogen werd het park pas weer heropend. De vlucht met het watervliegtuig was fantastisch. Eerst vlogen we over bossen en daarna over Monarch Icefield, met enorm veel gletsjers, ruige bergkammen en gletsjermeren met ijsschotsen. Wauw! Daarna zaten we twee dagen in houten hutten aan het verlaten Turner Lake. Dat was even primitief, zeg! We hadden net geen breedbeeld-kleurentelevisie bij ons, maar wel bier, wijn en chips. We hebben er op het meer gekajakt en zijn gewandeld naar een waterval van 260 meter hoog, Hunlen Falls. Aan gene zijde van het meer was de schade van de bosbranden goed zichtbaar: de hele heuvel was helemaal platgebrand. Het enige vervelende waren de vele muggen; ik ben levend opgegeten. Maar volgens de beheerder, George, die twee maanden per jaar aan het meer woont en voor de rest zwaar into the Lord is, viel het reuze mee dit jaar.
Een dag later zijn we weer opgepikt door het watervliegtuig en zijn we over de Rainbow Mountains gevlogen, een vulkanisch gebergte. Daarna zijn we naar de Anahim Lake Stampede geweest; het is de tijd van de rodeo's in Canada. Hierna zijn we doorgereden naar de Bella Coola-vallei, een smalle vallei geflankeerd door enorme bergen. Hier heb ik gewandeld, maar je ziet dat het toerisme hier nog in de kinderschoenen staat. De wandelpaden zijn slecht gemarkeerd en niet onderhouden. Ik moest dan ook regelmatig over een chaos aan boomstammen klauteren en vaak was het pad overgroeid.
Vanaf Bella Coola was het nog maar een klein stukje naar de fjordenkust. Hier hebben we de boot genomen naar Vancouver Island, een tocht van veertien uur. De eerste vijf uur voeren we door een fjord. We hebben dolfijnen en bultruggen gezien.
Vandaag zijn we op een whalewatch-tour geweest. We hebben vele orka's, bultruggen en zeearenden gezien. En eindelijk was het weer eens redelijk goed weer, want de afgelopen tijd hebben we veel regen gehad.
Morgen rijden we een flink stuk naar het zuiden op Vancouver Island en de volgende dag nemen we de veerboot naar Vancouver. Daar hebben we dan nog anderhalve dag voordat we terugvliegen naar Nederland.
Dag 18 t/m 22: Campbell River – Qualicum Beach – Vancouver – Amsterdam
Woensdag 14 t/m zondag 18 juli 2004
We zijn vandaag in de grote stad Vancouver aangekomen. We overnachten in de YMCA. Omdat ik mijn wandelschoenen aan gort heb gelopen, ben ik vanmiddag nieuwe wandelschoenen gaan kopen in Vancouver. Kleding en ook outdoorspullen zijn in Canada veel goedkoper dan in Nederland. Goed, ik moest er een uur voor lopen door downtown Vancouver, maar daar lagen dan ook een stuk of vijf outdoorzaken op een rij en ze waren allemaal huge! Kathmandu, eat your hart out!!!
Maar goed, eerst nog even een stukje Vancouver Island. Na de whalewatch-tour zijn we een heel stuk naar het zuidoosten van het eiland gereden. We reden uren door productiebos. Onderweg zijn we gestopt bij een plek waar van de boomstammen een soort van vlotten worden gemaakt en die worden dan via de zeestraat tussen het eiland en het vasteland getransporteerd naar bijvoorbeeld Vancouver of Victoria. Dat was wel leuk om te zien. Ook zijn we gestopt bij Telegraph Cove, een klein dorpje dat op palen is gebouwd. Het is een van de weinige historic sites in heel British Columbia en het oudste huisje stamde dan ook uit 1940. En het was ook ontnuchterend om te zien hoe de Canadezen met hun weinige "geschiedenis" omgaan, want als je links keek zag je op zich best schattige huisjes op palen (met natuurlijk de verplichte souvenirshops) en als je rechts keek zag je een enorme parkeerplaats en een monsterlijk hotel...
Uiteindelijk kwamen we aan in Qualicum Beach. Het zuidoosten van Vancouver Island is een soort tweede Florida aan het worden, met allemaal badplaatsen en resorts en de daarbij behorende kuddes bejaarden met te veel geld. Je zag dan ook relatief veel Europese auto's hier rondrijden, die in Canada een statussymbool zijn. Volkswagens en Mercedessen en zo moeten in de eerste plaats worden geïmporteerd, maar iedereen rijdt hier ook in een automaat, dus dat moet allemaal worden omgebouwd. Kortom, Europese auto's zijn loeiduur hier en alleen voor de rich and famous betaalbaar. De dorpjes aan de kust zijn erg klinisch, erg schoon, alles is vreselijk duur en de gemiddelde leeftijd is 82. Jongeren vinden ze dan ook helemaal niks daar. Een jongetje met een skatebord deed helemaal niks, maar werd terstond op de vingers getikt door de plaatselijke cop.
's Avonds gingen we picknicken aan het strand. We wilden een kampvuur bouwen, maar natuurlijk kwam er meteen een bejaarde op ons af met de mededeling dat dat haar uitzicht zou bederven. Later op de avond, toen ze al in bed lag, hebben we toch een kampvuur gebouwd. Het was lekker weer, er was bier en wijn, we hadden uitzicht op de besneeuwde toppen van de Coastal Mountains en er was een heel mooie zonsondergang.
Vandaag hebben we de veerboot genomen naar Vancouver. Mijn eerste indruk is een verbeterde versie van Auckland: erg veel hoogbouw (de dichtst bebouwde downtown van Noord-Amerika, op die van New York na), maar ook leefbaar. Het is niet echt druk op straat en het is er schoon. Maar al met al is Vancouver niet echt indrukwekkend, hoewel de ligging erg mooi is, aan zee met hoge bergen op de achtergrond. Er is hier een enorm stadspark, Stanley Park. Daar ga ik morgen mijn nieuwe wandelschoenen uitproberen. Verder wil ik nog naar Gastown, het "oude" gedeelte, maar dat zal wel een teleurstelling worden.
Maar goed, eerst nog even een stukje Vancouver Island. Na de whalewatch-tour zijn we een heel stuk naar het zuidoosten van het eiland gereden. We reden uren door productiebos. Onderweg zijn we gestopt bij een plek waar van de boomstammen een soort van vlotten worden gemaakt en die worden dan via de zeestraat tussen het eiland en het vasteland getransporteerd naar bijvoorbeeld Vancouver of Victoria. Dat was wel leuk om te zien. Ook zijn we gestopt bij Telegraph Cove, een klein dorpje dat op palen is gebouwd. Het is een van de weinige historic sites in heel British Columbia en het oudste huisje stamde dan ook uit 1940. En het was ook ontnuchterend om te zien hoe de Canadezen met hun weinige "geschiedenis" omgaan, want als je links keek zag je op zich best schattige huisjes op palen (met natuurlijk de verplichte souvenirshops) en als je rechts keek zag je een enorme parkeerplaats en een monsterlijk hotel...
Uiteindelijk kwamen we aan in Qualicum Beach. Het zuidoosten van Vancouver Island is een soort tweede Florida aan het worden, met allemaal badplaatsen en resorts en de daarbij behorende kuddes bejaarden met te veel geld. Je zag dan ook relatief veel Europese auto's hier rondrijden, die in Canada een statussymbool zijn. Volkswagens en Mercedessen en zo moeten in de eerste plaats worden geïmporteerd, maar iedereen rijdt hier ook in een automaat, dus dat moet allemaal worden omgebouwd. Kortom, Europese auto's zijn loeiduur hier en alleen voor de rich and famous betaalbaar. De dorpjes aan de kust zijn erg klinisch, erg schoon, alles is vreselijk duur en de gemiddelde leeftijd is 82. Jongeren vinden ze dan ook helemaal niks daar. Een jongetje met een skatebord deed helemaal niks, maar werd terstond op de vingers getikt door de plaatselijke cop.
's Avonds gingen we picknicken aan het strand. We wilden een kampvuur bouwen, maar natuurlijk kwam er meteen een bejaarde op ons af met de mededeling dat dat haar uitzicht zou bederven. Later op de avond, toen ze al in bed lag, hebben we toch een kampvuur gebouwd. Het was lekker weer, er was bier en wijn, we hadden uitzicht op de besneeuwde toppen van de Coastal Mountains en er was een heel mooie zonsondergang.
Vandaag hebben we de veerboot genomen naar Vancouver. Mijn eerste indruk is een verbeterde versie van Auckland: erg veel hoogbouw (de dichtst bebouwde downtown van Noord-Amerika, op die van New York na), maar ook leefbaar. Het is niet echt druk op straat en het is er schoon. Maar al met al is Vancouver niet echt indrukwekkend, hoewel de ligging erg mooi is, aan zee met hoge bergen op de achtergrond. Er is hier een enorm stadspark, Stanley Park. Daar ga ik morgen mijn nieuwe wandelschoenen uitproberen. Verder wil ik nog naar Gastown, het "oude" gedeelte, maar dat zal wel een teleurstelling worden.