Bensberger, geniet!
Een paaswandelweekend in het Bergisches Land
Met een relatief buitensportarme vakantie in het Vietnamese achter de kiezen en een lang paasweekend in het nabije verschiet, had te elfder ure het idee postgevat een korte trekking in de steigers te zetten op ten hoogste twee uur stevig doorblazen van mijn hood, teneinde al die springrolls en phootjes eens duchtig de deur te wijzen. Via via vond ik een arrangement van mijn gading in het Bergisches Land – het voorportaal van het Sauerland –, om precies te wezen in de omgeving van messenstad Solingen. De touroperator kon echter het hotelaanbod uitkammen tot hij een ons woog, een vrije kamer was in geen velden of wegen meer te bekennen, naar ik op donkerbruine wijze vermoed door toedoen van een optreden van een Bon Jovi-tributeband op Goede Vrijdag te Schloss Burg. Net ten oosten van Messestadt Keulen, nog steeds in het Bergisches Land, viel er nog wel enig boekbaars op te snorren, en zo kon mijn wandelkloffie, nog maar koud uit de wasmachine, weer de spreekwoordelijke koffer in. Een en ander combineerde ik met een zwaar uitgesteld middelbareschooluitje naar Xanten, een energieke hink-stap-sprong over de grens.
Dag 1: Alverna – Xanten
Donderdag 29 maart 2018
Om de en-masseë paasuittocht deels te omzeilen werk ik thuis, waarna ik zonder noemenswaardige Osterstau afreis naar mijn aangenaam oubollige onderkomen, gesitueerd in het hart van de enige Duitse plaats die met een X begint. Xanten valt te boekstaven als Colonia Ulpia Traiana 2.0, maar dit Romeinse gedoetje staat voor morgenochtend op de rol. Voor de avonddis maak ik nog een tippel door het ommuurde historische centrum, wonderlijk genoeg niet in het minst gezelschap gehouden door dagjesmensen. Met name de Klever Tor, de Kriemhildmolen – onderdelen van de voormalige vestingwerken –, de stoere Dom en de evangelische kerk springen in het oog. Bolstaand van voldoening als gevolg van het uitkammen der smalle straatjes schuif ik aan in het hotel, alwaar een authentiek Duitse maaltijd soldaat wordt gemaakt.
Dag 2: Xanten – Bensberg
Vrijdag 30 maart 2018
Al vroeg trek ik de gordijntjes open en blijkt Pluvius na enige nachtelijke spielerei de plaat te hebben gepoetst. Teneinde de schoolklasjes voor te zijn wil ik bijtijds de poorten van het APX (Archäologischer Park Xanten) passeren, dat is opgetuigd op de plek van de voorhene Romeinse stad CUT (Colonia Ulpia Traiana) – de lokale VVV is BFF met afk. Ik vergun mezelf nog een ommetje door het centrum en loop dan naar het openluchtmuseum, dat zich al van een afstandje aankondigt middels het gedeeltelijk gereconstrueerde amfitheater en de dito stadsmuur.
Waar zich een kleine twee millennia geleden een bloeiende havenstad met 10.000 zielen ophield – de op Keulen en Trier na grootste Romeinse stad ten noorden van de Alpen, en de grootste ten noorden van het naburige plaatsje Alpen! – stuit ik nu op een uitgestrekt, goeddeels onbebouwd terrein, gedomineerd door graszoden en wandelpaden in schaakbordpatroon, die men ergens onder de C in het hypothetische Romeinse MMMMMMMMMM-stratenboek op exact dezelfde locatie zou aantreffen. Verspreid over de ruimte is een aantal bouwwerken ten dele wederopgebouwd; naast de reeds genoemde opstallen verdienen mijns inziens de Haventempel en de noordelijke stadspoort aparte vermelding. Waar zich in vroeger tijden de thermen bevonden is een glazen museumgebouw verrezen. Hier zijn de oorspronkelijke fundamenten van de Romeinse badinrichting te bewonderen en worden de talloze opgravingen op oogstrelende wijze tentoongesteld. Wie bezeten is van archeologie moet van goeden huize komen om hier het gevecht tegen een tempel in de broek als overwinnaar af te sluiten; scribent dezes kost het de nodige inspanning alle potjes, schaaltjes en muntjes de aandacht te geven die ze verdienen. De ontwerpers van het museum verdienen echter alle lof, en humor kan ze ook niet worden ontzegd: een vitrine met Romeinse koebellen is opgeleukt met een haffel stro en een wel erg realistisch smoelende nepkoeienvlaai.
Rond het middaguur vertrek ik naar Bensberg, dat ooit een zelfstandige stad was, maar is geannexeerd door Bergisch Gladbach. Mede dankzij het feit dat ik ter hoogte van wegwerkzaamheden met meer geluk dan wijsheid de juiste rijstrook kies – op de tijdelijke rijstrook aan gene zijde van de middenberm staat het over een lengte van tien kilometer door onbekende en naar ik mag aannemen onbeminde oorzaak muurvast – resteert mij nog voldoende tijd voor een korte inloopwandeling. De breedsprakige zoon des familiehotels, die zich behalve als een fervent motorrijder kenschetst als iemand die navigatoir succes in zijn algemeenheid moet ontberen, wijst me voordat ik op pad ga op een paar omleidingen in het bos, die echter het de juiste weg vinden naar zijn bescheiden mening niet in de weg staan.
Een paadje vanaf de parkeerplaats van het hotel brengt me in een oogwenk op de Bensberger Schlossweg met zijn felroze en daardoor niet te missen markeringen. Algauw wordt duidelijk dat deze rondwandeling ook Bensberger Bosweg gedoopt had kunnen worden, of Klettersteig. Een zware storm heeft tweeënhalve maand terug een spoor van verwoesting achtergelaten in het bos, waardoor menig smal pad tot op de dag van vandaag is bezaaid met omgewaaide bomen. Tussen al het geklauter door geeft de route een voorproefje van wat me de komende drie dagen te wachten staat: bosrijke dalen met snelstromende beekjes, een kasteel zo her en der, hoger gelegen weidelandschap, meertjes en kleine nederzettingen met fraaie vakwerkhuizen. Het had zonder enig bezwaar voor het Zuid-Limburgse heuvelland kunnen doorgaan als het wat minder waterrijk was geweest, en het aantal toerrijders en overige recreanten een veelvoud van wat ik hier deze namiddag tegen het lijf loop. De weldadige rust is opmerkelijk, zo onder de rook van Keulen, en zelfs nog onder-de-roker van Bergisch Gladbach, evenzeer geen misselijke plaats. Goede Vrijdag is ook bij onze oosterburen een officiële feestdag en de zon zet haar beste beentje voor, dus de vraag waar alle Bensbergers zijn is voorwaar gerechtvaardigd. Onbekend met het fenomeen Bergisches Land wellicht? Tegen eenieder zou ik willen roepen: "Bensberger, geniet!"
Het slot van de wandeling voert langs het slot van Bensberg, een verhoudingsgewijs nogal uit de kluiten gewassen constructie. Er zijn een luxueus hotel en een driesterrenrestaurant in gevestigd, hetgeen wordt benadrukt door de glimmende patserbakken voor de ingang. De oprijlaan is zo aangelegd dat de Dom van Keulen precies in het midden van je gezichtsveld ligt als je het complex verlaat. Rondom het Bensberger Schloss ligt het compacte centrum van het voormalige stadje, een merkwaardige mix van mooi en lelijk: feeërieke vakwerkhuisjes worden afgewisseld door fantasieloze woonblokken van de koude grond; het gemeentehuis is een samengaan van een middeleeuws kasteel en een schoolvoorbeeld van brutalisme uit de jaren zestig.
Het ene of het andere Michelinmaniertje lijkt vanuit het overwegend witte slot te zijn overgewaaid naar het restaurant in het hotel. Zo blijft de serveerster net zo lang wachten met het plaatsen van het bordje voor de boter, totdat ik mijn dagboekje heb weggehaald dat ik onbedoeld heb neergelegd op de plek van het bordje voor de boter. Vervolgens wordt op niet één, maar twee bordjes – een aardewerken bordje en een glazen bordje – een plakje boter – met ribbeltjes – ten tonele gebracht, waarop dit met een vorkje op het reeds gememoreerde bordje voor de boter wordt gelegd. Maar de boter smaakt er niet minder om, en dat geldt ook voor het overige eten.
's Nachts mag Pluvius van zijn direct leidinggevende weer een paar uur buiten spelen.
Waar zich een kleine twee millennia geleden een bloeiende havenstad met 10.000 zielen ophield – de op Keulen en Trier na grootste Romeinse stad ten noorden van de Alpen, en de grootste ten noorden van het naburige plaatsje Alpen! – stuit ik nu op een uitgestrekt, goeddeels onbebouwd terrein, gedomineerd door graszoden en wandelpaden in schaakbordpatroon, die men ergens onder de C in het hypothetische Romeinse MMMMMMMMMM-stratenboek op exact dezelfde locatie zou aantreffen. Verspreid over de ruimte is een aantal bouwwerken ten dele wederopgebouwd; naast de reeds genoemde opstallen verdienen mijns inziens de Haventempel en de noordelijke stadspoort aparte vermelding. Waar zich in vroeger tijden de thermen bevonden is een glazen museumgebouw verrezen. Hier zijn de oorspronkelijke fundamenten van de Romeinse badinrichting te bewonderen en worden de talloze opgravingen op oogstrelende wijze tentoongesteld. Wie bezeten is van archeologie moet van goeden huize komen om hier het gevecht tegen een tempel in de broek als overwinnaar af te sluiten; scribent dezes kost het de nodige inspanning alle potjes, schaaltjes en muntjes de aandacht te geven die ze verdienen. De ontwerpers van het museum verdienen echter alle lof, en humor kan ze ook niet worden ontzegd: een vitrine met Romeinse koebellen is opgeleukt met een haffel stro en een wel erg realistisch smoelende nepkoeienvlaai.
Rond het middaguur vertrek ik naar Bensberg, dat ooit een zelfstandige stad was, maar is geannexeerd door Bergisch Gladbach. Mede dankzij het feit dat ik ter hoogte van wegwerkzaamheden met meer geluk dan wijsheid de juiste rijstrook kies – op de tijdelijke rijstrook aan gene zijde van de middenberm staat het over een lengte van tien kilometer door onbekende en naar ik mag aannemen onbeminde oorzaak muurvast – resteert mij nog voldoende tijd voor een korte inloopwandeling. De breedsprakige zoon des familiehotels, die zich behalve als een fervent motorrijder kenschetst als iemand die navigatoir succes in zijn algemeenheid moet ontberen, wijst me voordat ik op pad ga op een paar omleidingen in het bos, die echter het de juiste weg vinden naar zijn bescheiden mening niet in de weg staan.
Een paadje vanaf de parkeerplaats van het hotel brengt me in een oogwenk op de Bensberger Schlossweg met zijn felroze en daardoor niet te missen markeringen. Algauw wordt duidelijk dat deze rondwandeling ook Bensberger Bosweg gedoopt had kunnen worden, of Klettersteig. Een zware storm heeft tweeënhalve maand terug een spoor van verwoesting achtergelaten in het bos, waardoor menig smal pad tot op de dag van vandaag is bezaaid met omgewaaide bomen. Tussen al het geklauter door geeft de route een voorproefje van wat me de komende drie dagen te wachten staat: bosrijke dalen met snelstromende beekjes, een kasteel zo her en der, hoger gelegen weidelandschap, meertjes en kleine nederzettingen met fraaie vakwerkhuizen. Het had zonder enig bezwaar voor het Zuid-Limburgse heuvelland kunnen doorgaan als het wat minder waterrijk was geweest, en het aantal toerrijders en overige recreanten een veelvoud van wat ik hier deze namiddag tegen het lijf loop. De weldadige rust is opmerkelijk, zo onder de rook van Keulen, en zelfs nog onder-de-roker van Bergisch Gladbach, evenzeer geen misselijke plaats. Goede Vrijdag is ook bij onze oosterburen een officiële feestdag en de zon zet haar beste beentje voor, dus de vraag waar alle Bensbergers zijn is voorwaar gerechtvaardigd. Onbekend met het fenomeen Bergisches Land wellicht? Tegen eenieder zou ik willen roepen: "Bensberger, geniet!"
Het slot van de wandeling voert langs het slot van Bensberg, een verhoudingsgewijs nogal uit de kluiten gewassen constructie. Er zijn een luxueus hotel en een driesterrenrestaurant in gevestigd, hetgeen wordt benadrukt door de glimmende patserbakken voor de ingang. De oprijlaan is zo aangelegd dat de Dom van Keulen precies in het midden van je gezichtsveld ligt als je het complex verlaat. Rondom het Bensberger Schloss ligt het compacte centrum van het voormalige stadje, een merkwaardige mix van mooi en lelijk: feeërieke vakwerkhuisjes worden afgewisseld door fantasieloze woonblokken van de koude grond; het gemeentehuis is een samengaan van een middeleeuws kasteel en een schoolvoorbeeld van brutalisme uit de jaren zestig.
Het ene of het andere Michelinmaniertje lijkt vanuit het overwegend witte slot te zijn overgewaaid naar het restaurant in het hotel. Zo blijft de serveerster net zo lang wachten met het plaatsen van het bordje voor de boter, totdat ik mijn dagboekje heb weggehaald dat ik onbedoeld heb neergelegd op de plek van het bordje voor de boter. Vervolgens wordt op niet één, maar twee bordjes – een aardewerken bordje en een glazen bordje – een plakje boter – met ribbeltjes – ten tonele gebracht, waarop dit met een vorkje op het reeds gememoreerde bordje voor de boter wordt gelegd. Maar de boter smaakt er niet minder om, en dat geldt ook voor het overige eten.
's Nachts mag Pluvius van zijn direct leidinggevende weer een paar uur buiten spelen.
Dag 3: Bensberg – Altenberg
Zaterdag 31 maart 2018
De regengod is de wacht aangezegd en wat resteert is prachtig weer, ofschoon het kwik aanvankelijk niet bepaald van aanpakken weet. Ik leg vandaag een deel van een langeafstandswandeling af, te weten de zesde etappe van de Bergischer Weg. De eerste kilometers voeren door bos, maar dan komt het eerder beschreven afwisselende karakter van het Bergisches Land luidkeels aan de oppervlakte. Een uitzicht op de Dom en rookpluimen aan de horizon verraden de nabijheid van Keulen respectievelijk het Ruhrgebied. Net als gisteren kun je op de route echter een kanon afschieten.
In het dorpje Scheuren is een bonsaischool en een café, waar ik me onnodig in de warmte van de centrale verwarming wentel en me eveneens onnodig, doch louter ter lering ende vermaak te goed doe aan een kom grüne Bohnensuppe mit Wursteinlage ter grootte van een tractorwiel en een goed glas apfelschorle.
Een leerpad door een beekdal komt uit in Altenberg, zowel een nietige nederzetting als een toeristische trekpleister, niet het minst door de opvallende Dom, de kloosterkerk van een in de twaalfde eeuw door cisterciënzer monniken gestichte abdij. De buurtschap telt daarnaast nog een handvol monumentale panden en wordt geflankeerd door het riviertje de Dhünn, dat morgen en overmorgen gedurende enige tijd mijn leidraad zal zijn. Ik wandel er wat rond en doe een drankje bij een uitspanning die het heeft aangedurfd het terrasseizoen voor geopend te verklaren. Ik check in bij mijn hotel tegenover de Dom, waar ik een ruime kamer toegewezen krijg en word verwend in het restaurant.
In het dorpje Scheuren is een bonsaischool en een café, waar ik me onnodig in de warmte van de centrale verwarming wentel en me eveneens onnodig, doch louter ter lering ende vermaak te goed doe aan een kom grüne Bohnensuppe mit Wursteinlage ter grootte van een tractorwiel en een goed glas apfelschorle.
Een leerpad door een beekdal komt uit in Altenberg, zowel een nietige nederzetting als een toeristische trekpleister, niet het minst door de opvallende Dom, de kloosterkerk van een in de twaalfde eeuw door cisterciënzer monniken gestichte abdij. De buurtschap telt daarnaast nog een handvol monumentale panden en wordt geflankeerd door het riviertje de Dhünn, dat morgen en overmorgen gedurende enige tijd mijn leidraad zal zijn. Ik wandel er wat rond en doe een drankje bij een uitspanning die het heeft aangedurfd het terrasseizoen voor geopend te verklaren. Ik check in bij mijn hotel tegenover de Dom, waar ik een ruime kamer toegewezen krijg en word verwend in het restaurant.
Dag 4: Altenberg
Zondag 1 april 2018
Sedert gisteravond heeft Pluvius toestemming om zich weer te verlustigen in het laten neerdalen van nattigheid, maar deze keer heeft hij carte blanche gekregen: het is egaal grijs en de regen houdt in afwisselende intensiteit de hoofdmoot van de wandeling aan. Ik bekuier de beekdalen van de Dhünn, de Eifgenbach en de Linnefe; nu eens pal langs de oever, dan weer bovenlangs. Slechts tussen de Rausmühle en de Coenenmühle – tegenwoordig horeca-etablissementen waar het wegens Eerste Paasdag zo vol is dat er geen tafeltje meer vrij is voor een verregende wandelaar die zin heeft in iets warms – loodst de routebeschrijving me over een hoger gelegen zone. Dit is gelijk het minst interessante gedeelte van de tocht: over het dorpje Dabringhausen dat op dit plateautje is gesticht valt niets te melden. Er is zelfs geen bonsaischool.
Ik heb het Bergisches Land voor mezelf, op een verdwaalde hondenbezitter na, immers, onze trouwe viervoeters moeten ook met Pasen en met slecht weer weleens een kleine dan wel grote bah.
De januaristorm is in haar enthousiasme het Duitse bomenbestand te willen decimeren schijnbaar willekeurig te werk gegaan: sommige gebieden zijn ongemoeid gelaten, terwijl elders talloze stammen als luciferhoutjes zijn gebroken.
In een vaal zonnetje bereik ik via een enorme parkeerplaats de kennelijke toeristenval Altenberg. Bij gebrek aan mij welgevallige uitspanningen onderweg drink ik een warme chocomel met slagroom in het hotel. Het eten is andermaal voortreffelijk.
Ik heb het Bergisches Land voor mezelf, op een verdwaalde hondenbezitter na, immers, onze trouwe viervoeters moeten ook met Pasen en met slecht weer weleens een kleine dan wel grote bah.
De januaristorm is in haar enthousiasme het Duitse bomenbestand te willen decimeren schijnbaar willekeurig te werk gegaan: sommige gebieden zijn ongemoeid gelaten, terwijl elders talloze stammen als luciferhoutjes zijn gebroken.
In een vaal zonnetje bereik ik via een enorme parkeerplaats de kennelijke toeristenval Altenberg. Bij gebrek aan mij welgevallige uitspanningen onderweg drink ik een warme chocomel met slagroom in het hotel. Het eten is andermaal voortreffelijk.
Dag 5: Altenberg – Bensberg – Alverna
Maandag 2 april 2018
De ochtendmist maakt al snel plaats voor prima wandelweer. Een fraai pad door een beekdal en een pittige afdaling brengen me in het plaatsje Odenthal, dat enkele aantrekkelijke clusters met vakwerkhuizen herbergt. In een ervan, genaamd Stein, breng ik een kort bezoek aan het Wind- und Wassermuseum – toegang één euro, rugzakken af. Het is het magnum opus van een toegewijd modelbouwer, die hier zijn zelf in elkaar geknutselde miniatuurmolens, -koetsen en -schepen heeft tentoongesteld, al dan niet in buikflessen. Ook het Colosseum in Rome ontbreekt niet.
Na Odenthal wordt het landschap opener met golvende graslanden en her en der een vakwerkboerderij. Na twee uur gaans kom ik oog in oog te staan met een panorama, waarin de skylines van Keulen en mijn eindpunt Bensberg liggen te shinen dat het een aard heeft. Vanaf dit punt is er aanmerkelijk meer volk op de been, komt er meer asfalt onder de zolen en is ook nog een saai stuk door de buitenwijken van Bergisch Gladbach inbegrepen. Net voordat ik het woord wandelcorvee in de mond wil nemen wordt deze etappe toch nog afgesloten met een bospassage.
Ontspannen en tevreden rijd ik halverwege de middag in een kleine twee uur naar huis.
Na Odenthal wordt het landschap opener met golvende graslanden en her en der een vakwerkboerderij. Na twee uur gaans kom ik oog in oog te staan met een panorama, waarin de skylines van Keulen en mijn eindpunt Bensberg liggen te shinen dat het een aard heeft. Vanaf dit punt is er aanmerkelijk meer volk op de been, komt er meer asfalt onder de zolen en is ook nog een saai stuk door de buitenwijken van Bergisch Gladbach inbegrepen. Net voordat ik het woord wandelcorvee in de mond wil nemen wordt deze etappe toch nog afgesloten met een bospassage.
Ontspannen en tevreden rijd ik halverwege de middag in een kleine twee uur naar huis.