Two Against Nature
Met Steely Dan door het Teutoburger Wald
In de stiefe twee jaar dat de handel en wandel van het coronavirus de voorpagina's domineerde is het langeafstandswandelen in Duitsland me dermate goed bevallen dat ik, ook nu de maatregelen op een laag pitje staan, qua Do It Again een derde pad bij de kladden neem, te weten de Hermannsweg. Van de negen dagetappes bepotelen er acht de kam van het Teutoburger Wald, een smalle, met uitbundig groen behepte heuvelrug die vanuit Hörstel-Bevergern ruim honderd kilometer met slechts een handvol knikken in zuidzuidoostelijke richting loopt; enkel de eerste dagmars schittert door afwezigheid in het hoogteprofiel.
Hermann, naar wie het onderhavige pad is vernoemd, is de troetelnaam van Arminius, het opperhoofd van een verbond van Germaanse stammen. In het jaar 9 na Christus pakte hij zijn 4.320 minutes of fame door met zijn relatieve zooitje ongeregeld een vernietigende nederlaag toe te brengen aan de Romeinse veldheer Varus en zijn 18.000 koppen tellende, puik geoutilleerde manschappen. De smadelijke kloppartij is ter geschiedenisboeken gekomen als de Varusslag of de Slag bij het Teutoburgerwoud – waarbij opgemerkt dient te worden dat bij het Teutoburgerwoud nogal een understatement is: in de jaren tachtig van de vorige eeuw is dankzij opgravingen aan het licht gekomen dat de confrontatie met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een eind Wattenmeerwaarts heeft plaatsgevonden dan tot dan toe gedacht, ten noorden van Osnabrück nog. Deze ontdekking is onvoldoende reden gebleken om het even kolossale als buitengewoon wanstaltige monument dat eind negentiende eeuw ter ere van Arminius op een heuveltop nabij Detmold is opgericht te ontmantelen dan wel te verplaatsen; we, dat wil zeggen M. en scribent dezes, zullen gedurende de voorlaatste etappe vol in Hermanns even koperen als zwakbehaarde neusgaten kunnen kijken.
Voor het overige kunnen we slechts gissen naar wat de trektocht ons zal brengen: de afbeeldingenzoekmachine van Google heeft, naast het zogenoemde Hermannsdenkmal, een penetrante voorkeur voor de Externsteine, een opvallende rotsformatie die de slotetappe zal opleuken. Daarnaast maakt de literatuur enkel nog gewag van het Hockendes Weib, kennelijk de grootste attractie van een rotsachtig gebied genaamd de Dörenther Klippen.
Hermann, naar wie het onderhavige pad is vernoemd, is de troetelnaam van Arminius, het opperhoofd van een verbond van Germaanse stammen. In het jaar 9 na Christus pakte hij zijn 4.320 minutes of fame door met zijn relatieve zooitje ongeregeld een vernietigende nederlaag toe te brengen aan de Romeinse veldheer Varus en zijn 18.000 koppen tellende, puik geoutilleerde manschappen. De smadelijke kloppartij is ter geschiedenisboeken gekomen als de Varusslag of de Slag bij het Teutoburgerwoud – waarbij opgemerkt dient te worden dat bij het Teutoburgerwoud nogal een understatement is: in de jaren tachtig van de vorige eeuw is dankzij opgravingen aan het licht gekomen dat de confrontatie met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een eind Wattenmeerwaarts heeft plaatsgevonden dan tot dan toe gedacht, ten noorden van Osnabrück nog. Deze ontdekking is onvoldoende reden gebleken om het even kolossale als buitengewoon wanstaltige monument dat eind negentiende eeuw ter ere van Arminius op een heuveltop nabij Detmold is opgericht te ontmantelen dan wel te verplaatsen; we, dat wil zeggen M. en scribent dezes, zullen gedurende de voorlaatste etappe vol in Hermanns even koperen als zwakbehaarde neusgaten kunnen kijken.
Voor het overige kunnen we slechts gissen naar wat de trektocht ons zal brengen: de afbeeldingenzoekmachine van Google heeft, naast het zogenoemde Hermannsdenkmal, een penetrante voorkeur voor de Externsteine, een opvallende rotsformatie die de slotetappe zal opleuken. Daarnaast maakt de literatuur enkel nog gewag van het Hockendes Weib, kennelijk de grootste attractie van een rotsachtig gebied genaamd de Dörenther Klippen.
Dag 1: Alverna – Nijmegen – Rheine
Zondag 15 mei 2022
Rheine, de stad aan weerszijden van de Eems die is uitverkoren tot startpunt van de Hermannsweg, is een luttele twee uur karren. Vermits bezienswaardigheden aldaar dun gezaaid zijn, vindt de oversteek van de Waal ruim na het noenmaal plaats. Voorbij Oldenzaal strekken we even de benen op Rastplatz Bentheimer Wald Süd, verplichte kost voor grensaficionado's en -nada's: het is de enige Duitse verzorgingsplaats die met inachtneming der verkeersregels die op zowel autosnelweg als Autobahn opgeld doen louter vanuit Nederland te benaderen is.
Nadat we de kamersleutels in ontvangst hebben genomen in het ons toebedeelde, in onvervalste jarentachtigstijl opgetrokken hotel, nemen we onze toevlucht tot het even compacte als sobere centrum, waar we te midden van de wederopbouwarchitectuur een zonovergoten plein vinden met een kerk, een handvol een vluchtige blik waardige opstallen en terrassen. We trappen de vakantie af met ieder een halve liter weizen met een stevige wijn in hun respectievelijke kielzog. Een weinig teut laten we een burger aanrukken.
Nadat we de kamersleutels in ontvangst hebben genomen in het ons toebedeelde, in onvervalste jarentachtigstijl opgetrokken hotel, nemen we onze toevlucht tot het even compacte als sobere centrum, waar we te midden van de wederopbouwarchitectuur een zonovergoten plein vinden met een kerk, een handvol een vluchtige blik waardige opstallen en terrassen. We trappen de vakantie af met ieder een halve liter weizen met een stevige wijn in hun respectievelijke kielzog. Een weinig teut laten we een burger aanrukken.
Dag 2: Rheine – Hörstel-Bevergern (15,7 km)
Maandag 16 mei 2022
Nadat we onze Bad Sneakers hebben verruild voor struise bergpattae en onze rolkoffer dan wel plunjezak hebben achtergelaten bij de receptie – wij wandelen en de hoteliers dragen zorg voor het bagagevervoer, zo zijn de rollen verdeeld – bereiken we in een vloek en een zucht de Eems, langs welke rivier we de stad zuidwaarts verlaten. Er zou sprake zijn van een aangename zoelte als de luchtvochtigheid niet de aanjager was geweest van uitbundige zweetklieractiviteit; er wordt halverwege de middag dan ook onweer verwacht. We zijn er echter stellig van overtuigd voor de bui binnen te zijn, gezien de bescheiden lengte van de etappe, in combinatie met het ontbreken van hoogtemeters; sterker nog, we zullen enigszins ons best moeten doen niet met onaangeroerde lunchpakketten door het finishlint te gaan.
We passeren Gellendorf, zogezegd het Weurt van Rheine, en worden geruime tijd over asfalt gedirigeerd langs een hoorbaar actief militair oefenterrein. Dan volgt een op Twente gelijkend agrarisch landschap met houtwallen, boerderijen die hun langste tijd hebben gehad, spandoektechnische uitingen van boerenprotest en bospercelen. We verorberen onze broodjes op een bankje onder het gebladerte en volgen dan een lange, onverharde bosweg die ons ten slotte brengt tot pal voor de Bevergerner Aa. Ter kimme ontwaren we het silhouet van de aldaar nog lage heuvels van het Teutoburgerwoud.
Reeds een weinig na enen bereiken we het dak boven ons hoofd voor de nacht, of in dit geval eigenlijk het dakje, in de vorm van een voortreffelijk exemplaar uit de Akzent-hotelketen. We drinken cappuccino en radler op het overdekte terras, terwijl luttele regendruppels het aardoppervlak teisteren; de serieuze neerslag moet worden verzorgd door de regendouche. 's Avonds nemen we een gulle greep uit het aspergemenu – het is tenslotte die tijd van het jaar.
We passeren Gellendorf, zogezegd het Weurt van Rheine, en worden geruime tijd over asfalt gedirigeerd langs een hoorbaar actief militair oefenterrein. Dan volgt een op Twente gelijkend agrarisch landschap met houtwallen, boerderijen die hun langste tijd hebben gehad, spandoektechnische uitingen van boerenprotest en bospercelen. We verorberen onze broodjes op een bankje onder het gebladerte en volgen dan een lange, onverharde bosweg die ons ten slotte brengt tot pal voor de Bevergerner Aa. Ter kimme ontwaren we het silhouet van de aldaar nog lage heuvels van het Teutoburgerwoud.
Reeds een weinig na enen bereiken we het dak boven ons hoofd voor de nacht, of in dit geval eigenlijk het dakje, in de vorm van een voortreffelijk exemplaar uit de Akzent-hotelketen. We drinken cappuccino en radler op het overdekte terras, terwijl luttele regendruppels het aardoppervlak teisteren; de serieuze neerslag moet worden verzorgd door de regendouche. 's Avonds nemen we een gulle greep uit het aspergemenu – het is tenslotte die tijd van het jaar.
Dag 3: Hörstel-Bevergern – Tecklenburg (22,6 km)
Dinsdag 17 mei 2022
We treffen licht broeierige omstandigheden met een dunne bewolking waar de zon amper hinder van ondervindt.
We vervolgen het oeverpad langs de Bevergerner Aa teneinde in het stadje te geraken waarnaar onderhavige beek is vernoemd. Ter hoogte van een bruggetje negeren we een bordje "Altstadt"; nogal een hyperbolische uitdrukking voor een centrum ter grootte van een postzegel. We nemen het volgende bruggetje, laten enige objecten van de koude grond – die M. steelydangebouwen doopt, want knap gemaakt – links liggen en zigzaggen door de knusse downtown van Bevergern, welk tegenwoordige stadsdeel van Hörstel in 1991 werd gebombardeerd tot mooiste dorp van Duitsland. We bewonderen de bekinderkopte straatjes, de kerk, een eeuwenoude molenstomp en de schattige vakwerkhuisjes, in een waarvan een aardig gesorteerde whiskyspeciaalzaak is gevestigd, en wandelen over een gravelpad tussen bomenrijen het plaatsje uit. Asfalthappend kruisen we de sluizen in het Dortmund-Emskanal en enkele honderden meters verderop bereiken we het westelijke uiteinde van de heuvelrug waarop het Teutoburgerwoud is gesitueerd. Onmiddellijk klimmen we naar een hoogte van ruim negentig meter, om na (ik citeer de routebeschrijving) "een grote bocht van 360 graden naar links" weer af te dalen naar het Mittellandkanal, dat de kam meedogenloos doorsnijdt. We lopen hier over de zogenoemde Millionenbrücke, andermaal een potsierlijke term, dit keer voor een overspanning die louter uitblinkt in lulligheid – overeenkomstig met het Zuid-Limburgse Miljoenenlijntje verwijst de naam naar de kosten van de bouw, in dit specifieke geval van het origineel, dat in de Tweede Wereldoorlog is opgeblazen en onmiskenbaar is vervangen door dit zuiver functionele steelydanmodelletje.
Kilometerslang leiden de witte H's op een bedje van zwart ons over een rond de hoogtelijn van honderd meter gelegen bospad, totdat we stuiten op een vista dat wordt gedomineerd door Dato-witte windturbines. Het zijn niet de enige dissonanten in het blikveld: ook complete hellingen met dode bomen doen de mondhoeken naar beneden krullen. Een amper een halve centimeter groot kevertje genaamd de letterzetter is de veroorzaker van het naaldloze hout. Het insect voelt zich senang bij het overwegend droge en warme weer van de laatste jaren; onder deze condities vindt bovendien minder harsvorming plaats waarmee de boom zich wapent tegen kolonisatie door de enthousiast gangen gravende indringers. Er is geen houden meer aan als de letterzetters de boom eenmaal hebben gekraakt: de stam wordt herschapen in een Cruijffiaanse geitenkaas, de aanvoer van voedingsstoffen stokt, de naalden vallen af en even poedelnaakt als levenloos hout is op den duur een feit.
Gaandeweg vraagt de etappe meer van de wandelaar: omhoog en omlaag gaat het door een uitgespoeld dalletje, dat versmalt tot een holle weg.
Nadat onze intentie om een terrasje te pikken bij twee horecae tegen de klippen is gelopen, lopen we letterlijk tegen de klippen in de Dörenther Klippen – dat wil zeggen, volgens de kaart. De werkelijkheid is dat het door ons waargenomen landschap aanhoudend bestaat uit gemengd bos en kapvlaktes, waarin klippen of een fenomeen in die geest schittert door afwezigheid. Terwijl we nog lichtelijk de pee in hebben over het gemis van een verkoelende versnapering, moeten we op basis van een handwijzer tot de conclusie komen dat we niet alleen Dörenther Klippen-loos onze levenswandel dienen te vervolgen, maar dat we voorts als twee respectievelijke kippen zonder dito kop een volgens de literatuur in het oog springende rotsformatie met de kennelijk treffende naam Hockendes Weib volledig over het bezwete hoofd hebben gezien.
We komen langs twee kleine begraafplaatsen voor soldaten, waarna we aan de rechterhand een fraai uitzicht hebben over de glooiende ommelanden, waarin twee kerktorentjes hemelwaarts priemen. In het in een dal gelegen Brochterbeck vinden we zowaar een geopend hotel-café, waar een deconstructed apfelschorle ter tafel komt en een gestage, doch niet onaangename regen neerdaalt.
Een klim brengt ons nogmaals bovenop de kam, waarna de laatste kilometers door het bos verlopen tot in het alleraardigste Tecklenburg, waar een hoeveelheid vakwerkhuizen om Sie tegen te zeggen de visuele show steelt. We doen koffie met gebak bij een konditorei en checken in bij een prettig ouderwets hotel, dat kan en mag pronken met een buitengewoon aantrekkelijk terras. Aldaar laten we ons een traditionele maaltijd voorschotelen en verrast de gerant ons met een schnaps uit de streek.
We vervolgen het oeverpad langs de Bevergerner Aa teneinde in het stadje te geraken waarnaar onderhavige beek is vernoemd. Ter hoogte van een bruggetje negeren we een bordje "Altstadt"; nogal een hyperbolische uitdrukking voor een centrum ter grootte van een postzegel. We nemen het volgende bruggetje, laten enige objecten van de koude grond – die M. steelydangebouwen doopt, want knap gemaakt – links liggen en zigzaggen door de knusse downtown van Bevergern, welk tegenwoordige stadsdeel van Hörstel in 1991 werd gebombardeerd tot mooiste dorp van Duitsland. We bewonderen de bekinderkopte straatjes, de kerk, een eeuwenoude molenstomp en de schattige vakwerkhuisjes, in een waarvan een aardig gesorteerde whiskyspeciaalzaak is gevestigd, en wandelen over een gravelpad tussen bomenrijen het plaatsje uit. Asfalthappend kruisen we de sluizen in het Dortmund-Emskanal en enkele honderden meters verderop bereiken we het westelijke uiteinde van de heuvelrug waarop het Teutoburgerwoud is gesitueerd. Onmiddellijk klimmen we naar een hoogte van ruim negentig meter, om na (ik citeer de routebeschrijving) "een grote bocht van 360 graden naar links" weer af te dalen naar het Mittellandkanal, dat de kam meedogenloos doorsnijdt. We lopen hier over de zogenoemde Millionenbrücke, andermaal een potsierlijke term, dit keer voor een overspanning die louter uitblinkt in lulligheid – overeenkomstig met het Zuid-Limburgse Miljoenenlijntje verwijst de naam naar de kosten van de bouw, in dit specifieke geval van het origineel, dat in de Tweede Wereldoorlog is opgeblazen en onmiskenbaar is vervangen door dit zuiver functionele steelydanmodelletje.
Kilometerslang leiden de witte H's op een bedje van zwart ons over een rond de hoogtelijn van honderd meter gelegen bospad, totdat we stuiten op een vista dat wordt gedomineerd door Dato-witte windturbines. Het zijn niet de enige dissonanten in het blikveld: ook complete hellingen met dode bomen doen de mondhoeken naar beneden krullen. Een amper een halve centimeter groot kevertje genaamd de letterzetter is de veroorzaker van het naaldloze hout. Het insect voelt zich senang bij het overwegend droge en warme weer van de laatste jaren; onder deze condities vindt bovendien minder harsvorming plaats waarmee de boom zich wapent tegen kolonisatie door de enthousiast gangen gravende indringers. Er is geen houden meer aan als de letterzetters de boom eenmaal hebben gekraakt: de stam wordt herschapen in een Cruijffiaanse geitenkaas, de aanvoer van voedingsstoffen stokt, de naalden vallen af en even poedelnaakt als levenloos hout is op den duur een feit.
Gaandeweg vraagt de etappe meer van de wandelaar: omhoog en omlaag gaat het door een uitgespoeld dalletje, dat versmalt tot een holle weg.
Nadat onze intentie om een terrasje te pikken bij twee horecae tegen de klippen is gelopen, lopen we letterlijk tegen de klippen in de Dörenther Klippen – dat wil zeggen, volgens de kaart. De werkelijkheid is dat het door ons waargenomen landschap aanhoudend bestaat uit gemengd bos en kapvlaktes, waarin klippen of een fenomeen in die geest schittert door afwezigheid. Terwijl we nog lichtelijk de pee in hebben over het gemis van een verkoelende versnapering, moeten we op basis van een handwijzer tot de conclusie komen dat we niet alleen Dörenther Klippen-loos onze levenswandel dienen te vervolgen, maar dat we voorts als twee respectievelijke kippen zonder dito kop een volgens de literatuur in het oog springende rotsformatie met de kennelijk treffende naam Hockendes Weib volledig over het bezwete hoofd hebben gezien.
We komen langs twee kleine begraafplaatsen voor soldaten, waarna we aan de rechterhand een fraai uitzicht hebben over de glooiende ommelanden, waarin twee kerktorentjes hemelwaarts priemen. In het in een dal gelegen Brochterbeck vinden we zowaar een geopend hotel-café, waar een deconstructed apfelschorle ter tafel komt en een gestage, doch niet onaangename regen neerdaalt.
Een klim brengt ons nogmaals bovenop de kam, waarna de laatste kilometers door het bos verlopen tot in het alleraardigste Tecklenburg, waar een hoeveelheid vakwerkhuizen om Sie tegen te zeggen de visuele show steelt. We doen koffie met gebak bij een konditorei en checken in bij een prettig ouderwets hotel, dat kan en mag pronken met een buitengewoon aantrekkelijk terras. Aldaar laten we ons een traditionele maaltijd voorschotelen en verrast de gerant ons met een schnaps uit de streek.
Dag 4: Tecklenburg – Bad Iburg (23,1 km)
Woensdag 18 mei 2022
In de reisbescheiden lazen we het volgende:
"Na een uitgebreid ontbijt (het hotel geniet een reputatie om zijn ontbijt en tal van inwoners van Tecklenburg komen hier ontbijten) verlaat u het plaatsje Tecklenburg [...]."
De lat ligt hoog voor hotel Drei Kronen, aangezien het ontbijt de afgelopen dagen al royaal was, zelfs voor Duitse begrippen; niettemin menen wij ons allesbehalve op lucht te hebben gebaseerd tijdens de voorpret aangaande de lucullische tour de force die ons deze ochtend aan de dis te wachten staat.
Verbazing, teleurstelling en hilariteit vechten dan ook om voorrang als op het moment suprême een morgenmaal uitgeserveerd wordt dat dermate karig is dat een jeugdherberg uit het goedkopere segment zich er nog voor zou schamen. De inhoud van het lunchpakket doet ons warempel schooien bij een andere tafel, waar deze of gene vroege vogel een half mandje met broodjes onaangeroerd heeft gelaten.
Tot nu toe was het pad zonder noemenswaardige problemen op de bewegwijzering te bewandelen, maar rond het hotel kunnen we geen teken ontwaren. We pakken de routebeschrijving er dan maar bij, erop vertrouwend dat we even verderop wel weer markeringen zullen aantreffen. Als de witte H's echter na een kilometer of drie nog immer taal noch teken geven en ik daarnaast amper chocola kan maken van een aanwijzing in de tekst, roep ik de hulp in van de kaart. Het blijkt dat we de Hermannsweg tijdelijk hebben verlaten, vermoedelijk hetzij om een passage met uitzicht op een afgraving te ontwijken, hetzij de wandelaar langs het even dertiende-eeuwse als voormalige klooster van Leeden te voeren. Zodra ik de alternatieve route heb gereconstrueerd op de kaart, hervatten we de tocht doorheen, het moet gezegd, een fraai open landschap, onder meteorologische omstandigheden bovendien die niets te wensen overlaten.
We volgen – o, ironie – de verharde Hermannsweg in de richting van een snelwegviaduct.
Het gewezen kloosterkerkje van Leeden doet, als het gaat om poverheid, niets onder voor het ontbijt.
In een wat hoger gelegen bosperceel willen we onze voeten een paar minuten rust gunnen, maar waar het op de Hermannsweg wemelt van de bankjes en picknicktafels, hebben degenen die verantwoordelijk zijn voor de wandelinfrastructuur zich er hier met een jantje-van-leeden van afgemaakt.
We zijn krap over de helft als we de beboste kam van het Teutoburgerwoud op klimmen en terug kennismaken met de Hermannsweg. We lopen verder omhoog, passeren een wegwijzer ("Bad Iburg 9,5 km") en hebben dan de peilloze diepte van een kalksteengroeve aan de rechterhand. We gaan immer geradeaus het bos weer in en groeten een aantal tegemoetkomende wandelaars die we de afgelopen avonden al in de hotels hadden gezien. Na enkele afslagen kijken we ter linkerzijde uit over een kalksteengroeve en moeten we ter hoogte van een wegwijzer ("Bad Iburg 9,5 km") tot de conclusie komen dat we welbeschouwd een grote bocht van 360 graden naar links hebben gemaakt en derhalve weer Tecklenburgwaarts gaan. We keren letterlijk op onze schreden terug en spoedig zien we op een boom het teken dat we een half uur geleden onbedoeld hebben genegeerd.
Het geboomte gunt ons menig doorkijkje op het zonovergoten, glooiende land. Nadat we onze dorstige kelen hebben gesmeerd op een groot terras is het nog een stief uur gaans. De eerste opstal van Bad Iburg die we tegenkomen blijkt ons hotel voor de komende twee nachten te zijn. We krijgen er beiden een ruime, koele kamer toebedeeld met een balkon, grenzend aan een hertenkamp. Het eten is smakelijk, doch tamelijk onbeduidend, ware het niet dat de in hollandaisesaus verzuipende perzik die M. als bijlage op zijn bord aantreft nog dagenlang een bijrol zal vervullen in de onderlinge bilateraaltjes.
Verbazing, teleurstelling en hilariteit vechten dan ook om voorrang als op het moment suprême een morgenmaal uitgeserveerd wordt dat dermate karig is dat een jeugdherberg uit het goedkopere segment zich er nog voor zou schamen. De inhoud van het lunchpakket doet ons warempel schooien bij een andere tafel, waar deze of gene vroege vogel een half mandje met broodjes onaangeroerd heeft gelaten.
Tot nu toe was het pad zonder noemenswaardige problemen op de bewegwijzering te bewandelen, maar rond het hotel kunnen we geen teken ontwaren. We pakken de routebeschrijving er dan maar bij, erop vertrouwend dat we even verderop wel weer markeringen zullen aantreffen. Als de witte H's echter na een kilometer of drie nog immer taal noch teken geven en ik daarnaast amper chocola kan maken van een aanwijzing in de tekst, roep ik de hulp in van de kaart. Het blijkt dat we de Hermannsweg tijdelijk hebben verlaten, vermoedelijk hetzij om een passage met uitzicht op een afgraving te ontwijken, hetzij de wandelaar langs het even dertiende-eeuwse als voormalige klooster van Leeden te voeren. Zodra ik de alternatieve route heb gereconstrueerd op de kaart, hervatten we de tocht doorheen, het moet gezegd, een fraai open landschap, onder meteorologische omstandigheden bovendien die niets te wensen overlaten.
We volgen – o, ironie – de verharde Hermannsweg in de richting van een snelwegviaduct.
Het gewezen kloosterkerkje van Leeden doet, als het gaat om poverheid, niets onder voor het ontbijt.
In een wat hoger gelegen bosperceel willen we onze voeten een paar minuten rust gunnen, maar waar het op de Hermannsweg wemelt van de bankjes en picknicktafels, hebben degenen die verantwoordelijk zijn voor de wandelinfrastructuur zich er hier met een jantje-van-leeden van afgemaakt.
We zijn krap over de helft als we de beboste kam van het Teutoburgerwoud op klimmen en terug kennismaken met de Hermannsweg. We lopen verder omhoog, passeren een wegwijzer ("Bad Iburg 9,5 km") en hebben dan de peilloze diepte van een kalksteengroeve aan de rechterhand. We gaan immer geradeaus het bos weer in en groeten een aantal tegemoetkomende wandelaars die we de afgelopen avonden al in de hotels hadden gezien. Na enkele afslagen kijken we ter linkerzijde uit over een kalksteengroeve en moeten we ter hoogte van een wegwijzer ("Bad Iburg 9,5 km") tot de conclusie komen dat we welbeschouwd een grote bocht van 360 graden naar links hebben gemaakt en derhalve weer Tecklenburgwaarts gaan. We keren letterlijk op onze schreden terug en spoedig zien we op een boom het teken dat we een half uur geleden onbedoeld hebben genegeerd.
Het geboomte gunt ons menig doorkijkje op het zonovergoten, glooiende land. Nadat we onze dorstige kelen hebben gesmeerd op een groot terras is het nog een stief uur gaans. De eerste opstal van Bad Iburg die we tegenkomen blijkt ons hotel voor de komende twee nachten te zijn. We krijgen er beiden een ruime, koele kamer toebedeeld met een balkon, grenzend aan een hertenkamp. Het eten is smakelijk, doch tamelijk onbeduidend, ware het niet dat de in hollandaisesaus verzuipende perzik die M. als bijlage op zijn bord aantreft nog dagenlang een bijrol zal vervullen in de onderlinge bilateraaltjes.
Dag 5: Bad Iburg – Borgholzhausen – Bad Iburg (25,6 km)
Donderdag 19 mei 2022
Niet alleen voor de voeten is het vandaag de koninginnenrit, ook voor de zweetklieren. We hebben Bad Iburg nog niet achter ons gelaten, of het is al drukkend warm. Het scheelt een slok op een schnaps dat ons meestentijds een bladerdak boven het hoofd hangt. Het is zaak om Borgholzhausen op tijd te bereiken, aangezien vanaf halverwege de middag code oranje geldt voor zware onweersbuien.
We houden een rustige straat aan door een buitenwijk en eenmaal buiten de bebouwing wandelen we het bos in en klimmen we terstond de kam op, inmiddels op een hoogte van ruim tweehonderd meter boven zeeniveau. Kilometer na kilometer volgen we een breed bospad over de graat, met links en rechts doorkijkjes over het lager gelegen land, dat nu eens vlak is en dan weer flink glooit. Hier en daar permitteert de Hermannsweg zich een uitstapje naar wat meer open terrein, waarop onvermijdelijk weer geklommen mag worden.
Het is een onspectaculair en tevens een niet al te fotogeniek landschap, dat ons nochtans zeer kan bekoren. Het welig tierende groen en de rust op de wandelpaden zijn Pokon voor de geest.
M. verneemt via zijn moeder dat het weer in Nederland rap verslechtert, terwijl ik andermaal de fles zonnebrandcrème ter hand neem.
Luttele kilometers voor het einde wordt de weldadige stilte verbroken; niet door gedonder, maar door een reusachtige windturbine die we onderlangs passeren. Er vallen dikke druppels, maar in een mum klaart het weer op.
We bereiken ten slotte het tankstation in Borgholzhausen, waar we een verfrissend blikje cola nuttigen in afwachting op de waard, die ons terugbrengt naar het hotel in Bad Iburg. Weliswaar is ons medegedeeld dat er geen kamers meer zijn in Borgholzhausen, later begrijpen we dat er wel degelijk logies is, maar alleen met sanitair op de gang. Daar hadden wij geen bezwaar tegen gehad, maar daar dacht de reisagent kennelijk anders over.
We zijn amper onderweg, of boven de westelijke einder komt vanuit het niets een indrukwekkend onweerszwerk opzetten, en barst in een poep en een scheet een noodweer los.
Aangezien we 's avonds, als de atmosfeer vooralsnog tot rust is gekomen, niet in het hotel kunnen eten, lopen we het stadje in. We vinden een knus huiskamerrestaurant en laten ons een voortreffelijk aspergemenu voorschotelen.
We houden een rustige straat aan door een buitenwijk en eenmaal buiten de bebouwing wandelen we het bos in en klimmen we terstond de kam op, inmiddels op een hoogte van ruim tweehonderd meter boven zeeniveau. Kilometer na kilometer volgen we een breed bospad over de graat, met links en rechts doorkijkjes over het lager gelegen land, dat nu eens vlak is en dan weer flink glooit. Hier en daar permitteert de Hermannsweg zich een uitstapje naar wat meer open terrein, waarop onvermijdelijk weer geklommen mag worden.
Het is een onspectaculair en tevens een niet al te fotogeniek landschap, dat ons nochtans zeer kan bekoren. Het welig tierende groen en de rust op de wandelpaden zijn Pokon voor de geest.
M. verneemt via zijn moeder dat het weer in Nederland rap verslechtert, terwijl ik andermaal de fles zonnebrandcrème ter hand neem.
Luttele kilometers voor het einde wordt de weldadige stilte verbroken; niet door gedonder, maar door een reusachtige windturbine die we onderlangs passeren. Er vallen dikke druppels, maar in een mum klaart het weer op.
We bereiken ten slotte het tankstation in Borgholzhausen, waar we een verfrissend blikje cola nuttigen in afwachting op de waard, die ons terugbrengt naar het hotel in Bad Iburg. Weliswaar is ons medegedeeld dat er geen kamers meer zijn in Borgholzhausen, later begrijpen we dat er wel degelijk logies is, maar alleen met sanitair op de gang. Daar hadden wij geen bezwaar tegen gehad, maar daar dacht de reisagent kennelijk anders over.
We zijn amper onderweg, of boven de westelijke einder komt vanuit het niets een indrukwekkend onweerszwerk opzetten, en barst in een poep en een scheet een noodweer los.
Aangezien we 's avonds, als de atmosfeer vooralsnog tot rust is gekomen, niet in het hotel kunnen eten, lopen we het stadje in. We vinden een knus huiskamerrestaurant en laten ons een voortreffelijk aspergemenu voorschotelen.
Dag 6: Bad Iburg – Borgholzhausen – Bielefeld (21,4 km)
Vrijdag 20 mei 2022
De Duitse media spreken sinds gisteravond unisono in louter superlatieven over het onweerscomplex dat hedenmiddag de boel op stelten moet komen zetten. Vermits de laatste zeven kilometer van de dagmars ons over het pad op de beboste kam leiden – niet bepaald de prettigste omgeving in tijden van bliksem, donder, plasregen en windvlagen – lijkt enige voorbereiding geen overbodige luxe: er blijkt één mogelijkheid te zijn om af te dalen naar een hotel, waar we zo nodig een taxi kunnen bestellen; vanaf dit punt is het een uur lopen over de graat tot ons volgende overnachtingsadres. Daarnaast laten we ons door de hotelier vroeg afzetten in Borgholzhausen.
Via een dermate toeristische route dat we een paar keer moeten zoeken naar een markering wandelen we het plaatsje uit. Even bevinden we ons in open gebied, maar daar zijn de inmiddels door en door vertrouwde heuvelrug en het dito bos alweer. Nadat we Burg Ravensberg een vluchtige blik hebben vergund lopen we door – we hebben haast, en met drie pittige klimmetjes is de etappe voorwaar niet te kenschetsen als een eitje.
De Hermannsweg wint aan aantrekkingskracht: er is volop afwisseling en er zijn plenty vergezichten om van te watertanden. Eén uitzichtpunt is, naast de te doen gebruikelijke zitbanken, uitgerust met een hangmat; Kromme Lindert dezes laat zich er, in even stram als krampachtig liggende pose, vereeuwigen voor het in dit geval spreekwoordelijke nageslacht.
We passeren het stadje Halle bovenlangs, waar grote, witte blokkendozen het blikveld domineren, behorend tot de zoetwarenindustrie respectievelijk zijnde een sportaccommodatie waar jaarlijks een internationaal tennistoernooi plaatsheeft. Alvorens we andermaal de bossen penetreren, hebben we nog eenmaal een vergezicht over Halle in de schaduw van een paviljoen dat in de volksmond Kaffeemühle heet.
De kam is nog immer zonovergoten en op de vorksplitsing waar we af hadden kunnen dalen naar beschutting tegen de meteorologische hel en verdoemenis besluiten we dan ook de wandeling te voltooien. Wederom laten we menig weids vista tot ons komen, onder meer van de bebouwing die schijnt toe te behoren aan Bielefeld.
Ons in een bosrijke omgeving gesitueerde onderkomen Peter auf'm Berge is een knus hotel waar we ons al snel op ons gemak voelen. Gedoucht en wel zien we ten langen leste de regen roffelen op het buitenterras; het opzienbarende onweer blijft echter voorbehouden aan een gebied rond Paderborn en Lippstadt, een kilometer of twintig verder zuidwaarts, waar zelfs een handvol tornado's het aardoppervlak bereikt, met de nodige verwoesting, tientallen gewonden en een dode als gevolg.
Nog onbewust van het feit dat we goed zijn weggekomen maken we dankbaar gebruik van de menukaart van Peter cum suis, een calorierijk allegaartje van de Duitse en Kroatische keukens.
Via een dermate toeristische route dat we een paar keer moeten zoeken naar een markering wandelen we het plaatsje uit. Even bevinden we ons in open gebied, maar daar zijn de inmiddels door en door vertrouwde heuvelrug en het dito bos alweer. Nadat we Burg Ravensberg een vluchtige blik hebben vergund lopen we door – we hebben haast, en met drie pittige klimmetjes is de etappe voorwaar niet te kenschetsen als een eitje.
De Hermannsweg wint aan aantrekkingskracht: er is volop afwisseling en er zijn plenty vergezichten om van te watertanden. Eén uitzichtpunt is, naast de te doen gebruikelijke zitbanken, uitgerust met een hangmat; Kromme Lindert dezes laat zich er, in even stram als krampachtig liggende pose, vereeuwigen voor het in dit geval spreekwoordelijke nageslacht.
We passeren het stadje Halle bovenlangs, waar grote, witte blokkendozen het blikveld domineren, behorend tot de zoetwarenindustrie respectievelijk zijnde een sportaccommodatie waar jaarlijks een internationaal tennistoernooi plaatsheeft. Alvorens we andermaal de bossen penetreren, hebben we nog eenmaal een vergezicht over Halle in de schaduw van een paviljoen dat in de volksmond Kaffeemühle heet.
De kam is nog immer zonovergoten en op de vorksplitsing waar we af hadden kunnen dalen naar beschutting tegen de meteorologische hel en verdoemenis besluiten we dan ook de wandeling te voltooien. Wederom laten we menig weids vista tot ons komen, onder meer van de bebouwing die schijnt toe te behoren aan Bielefeld.
Ons in een bosrijke omgeving gesitueerde onderkomen Peter auf'm Berge is een knus hotel waar we ons al snel op ons gemak voelen. Gedoucht en wel zien we ten langen leste de regen roffelen op het buitenterras; het opzienbarende onweer blijft echter voorbehouden aan een gebied rond Paderborn en Lippstadt, een kilometer of twintig verder zuidwaarts, waar zelfs een handvol tornado's het aardoppervlak bereikt, met de nodige verwoesting, tientallen gewonden en een dode als gevolg.
Nog onbewust van het feit dat we goed zijn weggekomen maken we dankbaar gebruik van de menukaart van Peter cum suis, een calorierijk allegaartje van de Duitse en Kroatische keukens.
Dag 7: Bielefeld – Bielefeld (9,8 km)
Zaterdag 21 mei 2022
In de routebeschrijving van vandaag stuiten we op een waarschuwing: ter hoogte van het centrum van Bielefeld troffen de Van Paridonnetjes tijdens het voorlopen geen markeringen aan. Deze aankondiging doet ons onraad ruiken, immers, het heeft er alle schijn van dat het slechts een bevestiging is van het zogenaamde Bielefeldcomplot, de zogezegd satirische complottheorie die het bestaan van de universiteitsstad bestrijdt. Weliswaar staat de bebouwde kom van Bielefeld ingetekend op de wandelkaart, ontwaarden wij gistermiddag ter kimme de contouren van wat door de goedgelovige schapen Bielefeld wordt genoemd en ken ik iemand die bij hoog en bij laag blijft beweren jarenlang in Bielefeld te hebben gewoond en gewerkt, het is zeer wel mogelijk dat de ophanden zijnde korte etappe met een beetje Peg in werkelijkheid een heel ander karakter heeft dan de reispaperassen ons willen doen geloven.
Maar goed, om in het schapenthema te blijven: revenons à nos moutons. Het van poespas, toeters en bellen gespeende ontbijt wordt geserveerd door een hartelijke Kroaat wiens beheersing van de Duitse taal zo mogelijk nog gebrekkiger is dan die van ons. De onvermijdelijke misverstanden worden echter met wederzijds glimlachen afgedaan. Nadat Peter het hotel heeft betreden, ontstaat er in het aangrenzende vertrek om redenen waarnaar wij slechts kunnen gissen een luidruchtige woordenwisseling.
Waar binnen de gemoederen verhit zijn geraakt, is het buiten danig afgekoeld. De zon heeft vooralsnog plaatsgemaakt voor een wolkenpakket, waaruit nu en dan zelfs hemelwater neerdaalt. We zijn een paar bossige kilometers onderweg als we een déjà ne pas vu beleven: we zoeken een uitzichttoren, maar krijgen nul op het rekest. Via een grasbaan dalen we vervolgens af naar dierenpark Olderdissen, het grootste in zijn soort in Duitsland waarvoor geen entreegeld verschuldigd is. Eenmaal binnen lopen we subiet een tot restaurant herbestemde hoeve tegen het lijf, waar we cappuccino drinken. De Hermannsweg kronkelt door het middenin het stadsbos aangelegde park, waar we volgens de reisinformatie onze ogen zouden moeten uitkijken, maar ofschoon wij beiden geen uitgesproken dierentuinliefhebbers zijn, treffen wij niet meer en niet minder dan een veredelde kinderboerderij, waar het in de eerste plaats menselijke apies kijken geblazen is. Inzake fauna is het met een select gezelschap ezels, een sprong reeën en een merel wel bekeken; het kennelijk onbewoonde wolvenverblijf en een vijver tjokvol houtafval kunnen ons evenmin bekoren. Fluks laten we Olderdissen voor wat het is en passeren we het kombord van Bielefeld; als we na een fraai stuk door een park dan ook nog panoramisch uitzicht hebben over de stad, kunnen we niet anders dan aannemen dat Bielefeld daadwerkelijk bestaat.
We dalen verder af naar de Altstadt – hoewel de inmiddels weer overvloedig gemarkeerde route het centrum mijdt, nemen we uitgebreid de tijd om door de winkelrijke Obernstraße en over de Alter Markt te kuieren, waar het gezellig druk is en diverse monumentale panden te bewonderen zijn. Vlakbij de markt vinden we een vrij tafeltje, waar we soep laten aanrukken. Nadat we de stadsbezichtiging hebben afgerond pakken we de Hermannsweg op bij het trappenpad naar de zestig meter boven de binnenstad gelegen versterkte plaats annex kasteel Sparrenburg. Vanuit de dertiende-eeuwse burcht – de vestingwerken stammen uit de zestiende eeuw – hebben we nog eens een prachtig uitzicht over de even groot als Utrecht zijnde stad.
Een brede, door bomenrijen gesandwichte promenade en een onverhard bospaadje leiden naar ons buiten de stad gelegen verblijf; een uitstekend hotel, waar de met de allure van een ziekenhuis behepte gangen en de naar de perfecte schuimkraag zoekende bardame niets aan afdoen. We delen het terras met een feestgezelschap en een groep Twentse mountainbikers; tijdens het diner blijkt er tevens een koor aan de dis te zitten, getuige het even sacrale als sublieme gezang dat op gezette tijden wordt aangeheven.
Maar goed, om in het schapenthema te blijven: revenons à nos moutons. Het van poespas, toeters en bellen gespeende ontbijt wordt geserveerd door een hartelijke Kroaat wiens beheersing van de Duitse taal zo mogelijk nog gebrekkiger is dan die van ons. De onvermijdelijke misverstanden worden echter met wederzijds glimlachen afgedaan. Nadat Peter het hotel heeft betreden, ontstaat er in het aangrenzende vertrek om redenen waarnaar wij slechts kunnen gissen een luidruchtige woordenwisseling.
Waar binnen de gemoederen verhit zijn geraakt, is het buiten danig afgekoeld. De zon heeft vooralsnog plaatsgemaakt voor een wolkenpakket, waaruit nu en dan zelfs hemelwater neerdaalt. We zijn een paar bossige kilometers onderweg als we een déjà ne pas vu beleven: we zoeken een uitzichttoren, maar krijgen nul op het rekest. Via een grasbaan dalen we vervolgens af naar dierenpark Olderdissen, het grootste in zijn soort in Duitsland waarvoor geen entreegeld verschuldigd is. Eenmaal binnen lopen we subiet een tot restaurant herbestemde hoeve tegen het lijf, waar we cappuccino drinken. De Hermannsweg kronkelt door het middenin het stadsbos aangelegde park, waar we volgens de reisinformatie onze ogen zouden moeten uitkijken, maar ofschoon wij beiden geen uitgesproken dierentuinliefhebbers zijn, treffen wij niet meer en niet minder dan een veredelde kinderboerderij, waar het in de eerste plaats menselijke apies kijken geblazen is. Inzake fauna is het met een select gezelschap ezels, een sprong reeën en een merel wel bekeken; het kennelijk onbewoonde wolvenverblijf en een vijver tjokvol houtafval kunnen ons evenmin bekoren. Fluks laten we Olderdissen voor wat het is en passeren we het kombord van Bielefeld; als we na een fraai stuk door een park dan ook nog panoramisch uitzicht hebben over de stad, kunnen we niet anders dan aannemen dat Bielefeld daadwerkelijk bestaat.
We dalen verder af naar de Altstadt – hoewel de inmiddels weer overvloedig gemarkeerde route het centrum mijdt, nemen we uitgebreid de tijd om door de winkelrijke Obernstraße en over de Alter Markt te kuieren, waar het gezellig druk is en diverse monumentale panden te bewonderen zijn. Vlakbij de markt vinden we een vrij tafeltje, waar we soep laten aanrukken. Nadat we de stadsbezichtiging hebben afgerond pakken we de Hermannsweg op bij het trappenpad naar de zestig meter boven de binnenstad gelegen versterkte plaats annex kasteel Sparrenburg. Vanuit de dertiende-eeuwse burcht – de vestingwerken stammen uit de zestiende eeuw – hebben we nog eens een prachtig uitzicht over de even groot als Utrecht zijnde stad.
Een brede, door bomenrijen gesandwichte promenade en een onverhard bospaadje leiden naar ons buiten de stad gelegen verblijf; een uitstekend hotel, waar de met de allure van een ziekenhuis behepte gangen en de naar de perfecte schuimkraag zoekende bardame niets aan afdoen. We delen het terras met een feestgezelschap en een groep Twentse mountainbikers; tijdens het diner blijkt er tevens een koor aan de dis te zitten, getuige het even sacrale als sublieme gezang dat op gezette tijden wordt aangeheven.
Dag 8: Bielefeld – Lage-Hörste (21,6 km)
Zondag 22 mei 2022
Het is zo'n dag dat alles bij elkaar lijkt te komen: we hebben een niet al te lange, maar ook weer niet al te korte dagtocht voor de spreekwoordelijke boeg met een moeiteloos te verhapstukken pak hoogtemeters, het aantal mogelijkheden tot het spekken der horeca is legio, het is en blijft zonnig weer met vriendelijke wolken en de mate waarin de temperatuur zich leent voor een wandeling nadert de perfectie. En zoals een kliekje hollandaisesaus het best afgedekt in de koelkast bewaard kan worden, voelt scribent dezes zich het mannetjest bij een lage luchtvochtigheid – en laten de hygrometers zich nou net vandaag verenigen in een weigering diep in het rood uit te slaan!
Enfin, een dag zo afgemeten, zoetgevooisd en binnen de lijntjes dat deze mag worden beschouwd als het equivalent van een Steely Dan-deun.
Doordat het de in de meeste christelijke stromingen te doen gebruikelijke rustdag is en we ons nog immer in de onmiddellijke nabijheid van een Kreisfreie Stadt ophouden, worden de paden royaal bepoteld door een bont gezelschap van joggers, hondenuitlaters, wandelaars en mountainbikers. Van laatstgenoemden is de Duitse ondersoort zonder uitzondering als beschaafd te bestempelen, maar pardoes naderen vanachter de ijverig peddelende testosteron-Tukkers-met-een-midlifecrisis waarmee we zo-even de ontbijtzaal deelden: op de notoire ijverig-peddelende-testosteron-Tukkers-met-een-midlifecrisiswijze eisen ze reeds van verre alle beschikbare ruimte op middels aan-de-kant-aan-de-kantkrijsen, verstoren ze luid keuvelend de zondagsrust en stappen ze bij de eerste de beste molshoop af.
De route over de kamweg door een halfopen bos is van grote schoonheid, mede door de mieterse panorama's aan beide zijden. M. beklimt Eiserner Anton, een eind-negentiende-eeuwse, stalen uitkijktoren. Nadat we een rustig asfaltweggetje door een langgerekt lintdorp hebben afgewandeld, komen we uit bij twee zitbanken onder een houten bordje "An den 4 dicken Buchen", een tekst die onderhavige idyllische lunchplek adequaat omschrijft.
We passeren kruip-door-sluip-doorsgewijs Oerlinghausen, een zichzelf als zodanig afficherend "bergstadje" dat we al een tijdje voor ons fraai op een heuvelrug zagen liggen.
Een kort, maar desondanks pittig klimmetje leidt naar een weitje waar halverwege de achttiende eeuw een molen is verrezen, waar boeren uit de omgeving hun koren konden laten malen. Omdat zij na verloop van tijd weigerden nog langer van het steile weggetje gebruik te maken, werd de molen stilgelegd en raakte deze dusdanig in verval dat heden ten dage niet meer dan een molenstomp rest, die in de volksmond Kumsttonne (zuurkoolvat) wordt genoemd. Voor ons is de begaanbaarheid van het straatje geen punt van discussie en we kunnen dan ook niets anders dan constateren dat het janken, piepen en jeremiëren kennelijk de boeren sedert het begin van de jaartelling in het bloed zit en dat Mark van den Oevertjes en Caroline van der Plasjes van alle tijden zijn.
Op de top van de Tönsberg, 344 meter schoon aan de haak, gebruiken we een schorle van het een of ander bij een Berggasthof. De Hermannsweg doet een herdenkingsmonument aan dat Albert Speer maar al te graag tot zijn oeuvre zou hebben gerekend, alsmede het als twee druppels water op de ruïne van de Sint-Walrickkapel gelijkende overblijfsel van de Hünenkapelle. Drie kilometer voor het einde houden we halt bij het terras van café-restaurant Bienenschmidt voor koffie met gebak.
Ons overnachtingsadres ligt anderhalve kilometer vol navigatoire klemmen en voetangels van de route af, een sympathiek hotelletje, tevens een nostalgisch Schnitzelparadies waar de introductie van blitse schnapas (schnitzel-tapas) vooralsnog een ver-van-mijn-bedshow lijkt. We laten de gepaneerde tafellakens voor wat ze zijn en geven de voorkeur aan asperges, voor een scheet en drie knikkers.
Enfin, een dag zo afgemeten, zoetgevooisd en binnen de lijntjes dat deze mag worden beschouwd als het equivalent van een Steely Dan-deun.
Doordat het de in de meeste christelijke stromingen te doen gebruikelijke rustdag is en we ons nog immer in de onmiddellijke nabijheid van een Kreisfreie Stadt ophouden, worden de paden royaal bepoteld door een bont gezelschap van joggers, hondenuitlaters, wandelaars en mountainbikers. Van laatstgenoemden is de Duitse ondersoort zonder uitzondering als beschaafd te bestempelen, maar pardoes naderen vanachter de ijverig peddelende testosteron-Tukkers-met-een-midlifecrisis waarmee we zo-even de ontbijtzaal deelden: op de notoire ijverig-peddelende-testosteron-Tukkers-met-een-midlifecrisiswijze eisen ze reeds van verre alle beschikbare ruimte op middels aan-de-kant-aan-de-kantkrijsen, verstoren ze luid keuvelend de zondagsrust en stappen ze bij de eerste de beste molshoop af.
De route over de kamweg door een halfopen bos is van grote schoonheid, mede door de mieterse panorama's aan beide zijden. M. beklimt Eiserner Anton, een eind-negentiende-eeuwse, stalen uitkijktoren. Nadat we een rustig asfaltweggetje door een langgerekt lintdorp hebben afgewandeld, komen we uit bij twee zitbanken onder een houten bordje "An den 4 dicken Buchen", een tekst die onderhavige idyllische lunchplek adequaat omschrijft.
We passeren kruip-door-sluip-doorsgewijs Oerlinghausen, een zichzelf als zodanig afficherend "bergstadje" dat we al een tijdje voor ons fraai op een heuvelrug zagen liggen.
Een kort, maar desondanks pittig klimmetje leidt naar een weitje waar halverwege de achttiende eeuw een molen is verrezen, waar boeren uit de omgeving hun koren konden laten malen. Omdat zij na verloop van tijd weigerden nog langer van het steile weggetje gebruik te maken, werd de molen stilgelegd en raakte deze dusdanig in verval dat heden ten dage niet meer dan een molenstomp rest, die in de volksmond Kumsttonne (zuurkoolvat) wordt genoemd. Voor ons is de begaanbaarheid van het straatje geen punt van discussie en we kunnen dan ook niets anders dan constateren dat het janken, piepen en jeremiëren kennelijk de boeren sedert het begin van de jaartelling in het bloed zit en dat Mark van den Oevertjes en Caroline van der Plasjes van alle tijden zijn.
Op de top van de Tönsberg, 344 meter schoon aan de haak, gebruiken we een schorle van het een of ander bij een Berggasthof. De Hermannsweg doet een herdenkingsmonument aan dat Albert Speer maar al te graag tot zijn oeuvre zou hebben gerekend, alsmede het als twee druppels water op de ruïne van de Sint-Walrickkapel gelijkende overblijfsel van de Hünenkapelle. Drie kilometer voor het einde houden we halt bij het terras van café-restaurant Bienenschmidt voor koffie met gebak.
Ons overnachtingsadres ligt anderhalve kilometer vol navigatoire klemmen en voetangels van de route af, een sympathiek hotelletje, tevens een nostalgisch Schnitzelparadies waar de introductie van blitse schnapas (schnitzel-tapas) vooralsnog een ver-van-mijn-bedshow lijkt. We laten de gepaneerde tafellakens voor wat ze zijn en geven de voorkeur aan asperges, voor een scheet en drie knikkers.
Dag 9: Lage-Hörste – Horn-Bad Meinberg (20,0 km)
Maandag 23 mei 2022
Het klamme weer is terug van weggeweest, maar dat kan ook worden gezegd van de rust op de paden.
Aanvankelijk verloopt het lommerrijke pad over de graat zonder noemenswaardige hoogteverschillen; in de loop van de ochtend echter gaat het omhoog en omlaag door opener terrein. Ter hoogte van een kiosk, die onlangs is uitgebrand, slaan we linksaf in de richting van een kunstmatig meertje dat na de aanleg van een stuw in de Hasselbach het levenslicht zag. Aansluitend volgen we een smal oeverpaadje langs het zojuist gememoreerde beekje.
Terwijl we aan de linkerhand de middelgrote stad Detmold in de diepte zien liggen, beklimmen we de noordelijke flank van de 386 meter hoge Grotenburg. Bovengekomen stuiten we op het 53 en een halve meter hoge Hermannsdenkmal, dat tot de constructie van het New Yorkse Vrijheidsbeeld het grootste standbeeld van de westerse wereld was. Aan de voet van de sokkel word ik bevangen door het piramidegevoel, eenzelfde sensatie die ik vijftien jaar geleden ervoer toen ik voor het eerst de Piramiden van Gizeh gadesloeg: ik wist op voorhand dat ze immens groot moesten zijn, en toch waren ze in werkelijkheid nog reusachtiger dan ik vermoeden kon. Ook nu is mijn voorwaar niet misselijke voorstellingsvermogen geknipt en geschoren door de realiteit. Op een bankje in de slagschaduw van het verre van verfijnde magnum opus van de beeldhouwer Ernst von Bandel doen we ons lunchgevoeg – een Hermannsnoenmaal als het ware.
Na een flinke afdaling zou een verfrissend radlertje er wel ingaan, maar als we een paar wandelaars ter hoogte van café-restaurant Haus Hangstein lichtelijk vertwijfeld zien ijsberen, weten we al hoe laat het is: Montag Ruhetag. Aldus wordt de verfrissing vooralsnog verzorgd door Pluvius, maar amper een kilometer verderop kunnen we alsnog onze dorst lessen bij de kiosk die toebehoort aan de Adlerwarte van Berlebeck, het oudste, veelzijdigste en dagelijkst geopende roofvogelpark van Europa. Deze commerciële onderbreking ten spijt kunnen we vandaag fluiten naar een demonstratie; de valkeniers zijn in geen velden of wegen te bekennen.
Gelaafd en wel verbazen we ons enigszins over de strakke vormgeving van het kerkje in het evenwel traditioneel Duitse Berlebeck en aanvaarden we de stijging naar de Vogeltaufe, met een hoogte van 415 meter een van de hoogste punten van de Hermannsweg. Dan is het niet ver meer naar ons luxueuze viersterrenhotel, waar we halverwege de middag arriveren – plenty tijd voor een duik in het zwembad. 's Avonds laten we het warm buffet het warm buffet, ten faveure van à la carte dineren. In het lijstje met voorgerechten intrigeert ons in het bijzonder de soep van zogeheten Lippische Ananas; desgevraagd blijkt het om de doodgewone koolraap te gaan. Deze even curieuze als aanprijzend bedoelde benaming stamt uit de Eerste Wereldoorlog, toen door de voedselschaarste in het algemeen en een mislukte aardappeloogst in het bijzonder legio bereidingen van koolraap, die tot dan toe hoofdzakelijk als varkensvoer fungeerde, aan de man moesten worden gebracht; niet alleen verschenen recepten voor koolraapsoep, ook koolraap in de hoedanigheid van interim-zuurkool, koolraapjam, koolraapovenschotels en zelfs koolraapkoffie dienden hun weg te vinden naar zoveel keukens als maar mogelijk was.
Aanvankelijk verloopt het lommerrijke pad over de graat zonder noemenswaardige hoogteverschillen; in de loop van de ochtend echter gaat het omhoog en omlaag door opener terrein. Ter hoogte van een kiosk, die onlangs is uitgebrand, slaan we linksaf in de richting van een kunstmatig meertje dat na de aanleg van een stuw in de Hasselbach het levenslicht zag. Aansluitend volgen we een smal oeverpaadje langs het zojuist gememoreerde beekje.
Terwijl we aan de linkerhand de middelgrote stad Detmold in de diepte zien liggen, beklimmen we de noordelijke flank van de 386 meter hoge Grotenburg. Bovengekomen stuiten we op het 53 en een halve meter hoge Hermannsdenkmal, dat tot de constructie van het New Yorkse Vrijheidsbeeld het grootste standbeeld van de westerse wereld was. Aan de voet van de sokkel word ik bevangen door het piramidegevoel, eenzelfde sensatie die ik vijftien jaar geleden ervoer toen ik voor het eerst de Piramiden van Gizeh gadesloeg: ik wist op voorhand dat ze immens groot moesten zijn, en toch waren ze in werkelijkheid nog reusachtiger dan ik vermoeden kon. Ook nu is mijn voorwaar niet misselijke voorstellingsvermogen geknipt en geschoren door de realiteit. Op een bankje in de slagschaduw van het verre van verfijnde magnum opus van de beeldhouwer Ernst von Bandel doen we ons lunchgevoeg – een Hermannsnoenmaal als het ware.
Na een flinke afdaling zou een verfrissend radlertje er wel ingaan, maar als we een paar wandelaars ter hoogte van café-restaurant Haus Hangstein lichtelijk vertwijfeld zien ijsberen, weten we al hoe laat het is: Montag Ruhetag. Aldus wordt de verfrissing vooralsnog verzorgd door Pluvius, maar amper een kilometer verderop kunnen we alsnog onze dorst lessen bij de kiosk die toebehoort aan de Adlerwarte van Berlebeck, het oudste, veelzijdigste en dagelijkst geopende roofvogelpark van Europa. Deze commerciële onderbreking ten spijt kunnen we vandaag fluiten naar een demonstratie; de valkeniers zijn in geen velden of wegen te bekennen.
Gelaafd en wel verbazen we ons enigszins over de strakke vormgeving van het kerkje in het evenwel traditioneel Duitse Berlebeck en aanvaarden we de stijging naar de Vogeltaufe, met een hoogte van 415 meter een van de hoogste punten van de Hermannsweg. Dan is het niet ver meer naar ons luxueuze viersterrenhotel, waar we halverwege de middag arriveren – plenty tijd voor een duik in het zwembad. 's Avonds laten we het warm buffet het warm buffet, ten faveure van à la carte dineren. In het lijstje met voorgerechten intrigeert ons in het bijzonder de soep van zogeheten Lippische Ananas; desgevraagd blijkt het om de doodgewone koolraap te gaan. Deze even curieuze als aanprijzend bedoelde benaming stamt uit de Eerste Wereldoorlog, toen door de voedselschaarste in het algemeen en een mislukte aardappeloogst in het bijzonder legio bereidingen van koolraap, die tot dan toe hoofdzakelijk als varkensvoer fungeerde, aan de man moesten worden gebracht; niet alleen verschenen recepten voor koolraapsoep, ook koolraap in de hoedanigheid van interim-zuurkool, koolraapjam, koolraapovenschotels en zelfs koolraapkoffie dienden hun weg te vinden naar zoveel keukens als maar mogelijk was.
Dag 10: Horn-Bad Meinberg – Leopoldstal – Detmold (12,9 km)
Dinsdag 24 mei 2022
De weersverwachting voor hedenochtend is zeer ongunstig. In aanmerking genomen dat we vandaag niet meer de respectievelijke kilometervreters hoeven uit te hangen zitten we pas na klokke acht aan de ontbijtdis. Buiten hangt een goor zwerk en als we onze koffiekopjes nog eens hebben gevuld gaan de hemelsluizen open. De regen ranselt dermate hard tegen de ruiten van de serre waarin we gezeten zijn dat we elkaar amper meer kunnen verstaan. We besluiten op onze kamers af te wachten wat de weergoden in de loop van de dag voor ons in petto hebben.
Om 11.00 uur moeten we de sleutels en ons reisgoed inleveren. We hullen ons – voor het eerst deze vakantie – in onze regenkleding en trekken de deur van het hotel achter ons dicht; het regent lang niet meer zo hard. Ogenblikkelijk laten mijn navigatiekwaliteiten mij in de steek, maar algauw wijst een houten bordje bij het begin van een gemarkeerd bospad naar de Externsteine. Al na een kilometer bereiken we een open stuk en zien we de grillige zandsteentorens in hun volle glorie. Het is droog geworden en er komt blauw in de lucht; bij een bankje langs het brede, verlaten asfaltpad dat tussen de rotsen door loopt trekken we onze regenjassen uit. We laten het tegen een geringe vergoeding beklimmen van de Externsteine achterwege en nemen een gestaag stijgend pad, aangeduid met een teken van de Hermannsweg. Tussen het gebladerte door bekijken we de rotsformatie nog eens vanuit droneperspectief en klimmen dan nog even verder. We doorkruisen een hoogvlakte, waar de heidevegetatie het heeft afgelegd tegen bosbessenstruiken; links, even van het pad af, hebben we uitzicht op het sterk geaccidenteerde land. Terwijl de hemel betrekt, eet ik op een rommelige bulldozerweg de koude schnitzel die we in ons lunchpakket aantroffen. Ten slotte dalen we af naar het Silberbachtal.
We komen uit bij een kleine parkeerplaats met zitbanken en een royale schuilhut, maar bij de ertegenover gelegen Silbermühle, ooit een korenmolen, maar tegenwoordig een uitspanning, zien we dat het terrasmeubilair staat uitgestald. Er komt een vrouw naar buiten en we vragen of we wat kunnen drinken, maar ze zijn gesloten. We nemen enkele minuten de tijd om de achttiende-eeuwse watermolen te bekijken – het schoepenrad is overwoekerd en dringend aan renovatie toe – en lunchen dan op twee boomstronken aan de oever van de klaterende Silberbach. Er komt een dreigende buienlucht opzetten, maar een hernieuwd hozen blijft uit.
Gelaafd en gespijsd vervolgen we het pad door het Silberbachtal, het enige deeltraject van de Hermannsweg dat is te bestempelen als wildromantisch – een even doeltreffende als Duitse term die zijn gelijke niet kent in de Nederlandse taal. Nu eens lopen we bovenlangs de beek, dan weer pal langs de oever; hier en daar kruisen we het water via een gammel bruggetje. Het trio stormen dat medio februari West-Europa geselde heeft buitengemeen huisgehouden in het dal: links en rechts liggen talloze boomstammen als mikadostokjes op de hellingen en hier en daar zijn zelfs complete bospercelen herschapen in kale woestenijen. Dan wandelen we geleidelijk tegen de oostelijke helling op over een smal, ruig boomwortelpad, waarbij het uitzicht naar voren wordt ontsierd door een grote windturbine.
Het pad eindigt bij een brede grindweg die we naar links opgaan en vlak voor een huis slaan we rechtsaf. Aan de linkerhand kijken we de diepte in, de steile helling van de Lippische Velmerstot hebben we rechts van ons, met ook hier een woud van boomstammen die afgelopen winter als luciferhoutjes zijn afgeknapt. De Hermannsweg sluit af met een ferme klim naar de top, met 441 meter tevens het hoogste punt van onderhavig langeafstandswandelpad. Al klauterend over boomstammen naderen we een uitzichtpunt met een paar banken. In de veronderstelling dat dit de top van de Lippische Velmerstot is, feliciteren we elkaar met de geleverde inspanningen en zetten we nog eens aan voor de laatste tweeënhalve kilometer naar het stationnetje van Leopoldstal. Nauwelijks een minuut later passeren we een rotsplateautje met een betonnen markeringssteen; de daadwerkelijke top van de Lippische Velmerstot. In een klein halfuur dalen we af naar de bewoonde wereld, waarbij opvalt dat het bos aan deze zijde van de heuvel de stormen nagenoeg ongeschonden heeft doorstaan. Ten langen leste stappen we op de trein naar Detmold, een ritje van nauwelijks tien minuten.
Detmold blijkt een verrassend aardig stadje te zijn; de compacte binnenstad is bezaaid met vakwerkhuizen en andere fraaie panden. Nadat we bij de eerste de beste mogelijkheid cappuccino met gebak hebben genomen, kuieren we, zonder ons te haasten, in de zon, kriskras door alle straten en stegen. Als we ons hotel hebben gelokaliseerd vinden we een gezellige gelegenheid voor een biertje. De menukaart, boordevol typisch Duitse gerechten, valt dermate bij ons in de smaak dat we er subiet een tafel voor de avond reserveren.
Om 11.00 uur moeten we de sleutels en ons reisgoed inleveren. We hullen ons – voor het eerst deze vakantie – in onze regenkleding en trekken de deur van het hotel achter ons dicht; het regent lang niet meer zo hard. Ogenblikkelijk laten mijn navigatiekwaliteiten mij in de steek, maar algauw wijst een houten bordje bij het begin van een gemarkeerd bospad naar de Externsteine. Al na een kilometer bereiken we een open stuk en zien we de grillige zandsteentorens in hun volle glorie. Het is droog geworden en er komt blauw in de lucht; bij een bankje langs het brede, verlaten asfaltpad dat tussen de rotsen door loopt trekken we onze regenjassen uit. We laten het tegen een geringe vergoeding beklimmen van de Externsteine achterwege en nemen een gestaag stijgend pad, aangeduid met een teken van de Hermannsweg. Tussen het gebladerte door bekijken we de rotsformatie nog eens vanuit droneperspectief en klimmen dan nog even verder. We doorkruisen een hoogvlakte, waar de heidevegetatie het heeft afgelegd tegen bosbessenstruiken; links, even van het pad af, hebben we uitzicht op het sterk geaccidenteerde land. Terwijl de hemel betrekt, eet ik op een rommelige bulldozerweg de koude schnitzel die we in ons lunchpakket aantroffen. Ten slotte dalen we af naar het Silberbachtal.
We komen uit bij een kleine parkeerplaats met zitbanken en een royale schuilhut, maar bij de ertegenover gelegen Silbermühle, ooit een korenmolen, maar tegenwoordig een uitspanning, zien we dat het terrasmeubilair staat uitgestald. Er komt een vrouw naar buiten en we vragen of we wat kunnen drinken, maar ze zijn gesloten. We nemen enkele minuten de tijd om de achttiende-eeuwse watermolen te bekijken – het schoepenrad is overwoekerd en dringend aan renovatie toe – en lunchen dan op twee boomstronken aan de oever van de klaterende Silberbach. Er komt een dreigende buienlucht opzetten, maar een hernieuwd hozen blijft uit.
Gelaafd en gespijsd vervolgen we het pad door het Silberbachtal, het enige deeltraject van de Hermannsweg dat is te bestempelen als wildromantisch – een even doeltreffende als Duitse term die zijn gelijke niet kent in de Nederlandse taal. Nu eens lopen we bovenlangs de beek, dan weer pal langs de oever; hier en daar kruisen we het water via een gammel bruggetje. Het trio stormen dat medio februari West-Europa geselde heeft buitengemeen huisgehouden in het dal: links en rechts liggen talloze boomstammen als mikadostokjes op de hellingen en hier en daar zijn zelfs complete bospercelen herschapen in kale woestenijen. Dan wandelen we geleidelijk tegen de oostelijke helling op over een smal, ruig boomwortelpad, waarbij het uitzicht naar voren wordt ontsierd door een grote windturbine.
Het pad eindigt bij een brede grindweg die we naar links opgaan en vlak voor een huis slaan we rechtsaf. Aan de linkerhand kijken we de diepte in, de steile helling van de Lippische Velmerstot hebben we rechts van ons, met ook hier een woud van boomstammen die afgelopen winter als luciferhoutjes zijn afgeknapt. De Hermannsweg sluit af met een ferme klim naar de top, met 441 meter tevens het hoogste punt van onderhavig langeafstandswandelpad. Al klauterend over boomstammen naderen we een uitzichtpunt met een paar banken. In de veronderstelling dat dit de top van de Lippische Velmerstot is, feliciteren we elkaar met de geleverde inspanningen en zetten we nog eens aan voor de laatste tweeënhalve kilometer naar het stationnetje van Leopoldstal. Nauwelijks een minuut later passeren we een rotsplateautje met een betonnen markeringssteen; de daadwerkelijke top van de Lippische Velmerstot. In een klein halfuur dalen we af naar de bewoonde wereld, waarbij opvalt dat het bos aan deze zijde van de heuvel de stormen nagenoeg ongeschonden heeft doorstaan. Ten langen leste stappen we op de trein naar Detmold, een ritje van nauwelijks tien minuten.
Detmold blijkt een verrassend aardig stadje te zijn; de compacte binnenstad is bezaaid met vakwerkhuizen en andere fraaie panden. Nadat we bij de eerste de beste mogelijkheid cappuccino met gebak hebben genomen, kuieren we, zonder ons te haasten, in de zon, kriskras door alle straten en stegen. Als we ons hotel hebben gelokaliseerd vinden we een gezellige gelegenheid voor een biertje. De menukaart, boordevol typisch Duitse gerechten, valt dermate bij ons in de smaak dat we er subiet een tafel voor de avond reserveren.
Dag 11: Detmold – Rheine – Nijmegen – Alverna
Woensdag 25 mei 2022
We ontbijten in de kelder van het hotel, smeren broodjes voor onderweg en laten ons en onze bepakking door een babbelzieke, maar verder vriendelijke en behulpzame taxichauffeur voor een habbekrats naar het spaarzaam door de Duitse spoorwegen bediende station van Detmold rijden. De trein van 10.00 uur valt uit – de volgende komt pas een uur later. Het perron, dat de tand des tijds amper heeft doorstaan, biedt uitzicht op een grote parkeerplaats, enige fabriekspanden en een hoge, in vloekende kleuren uitgevoerde reuzenthermoskan waarin een kleine tweeduizend kuub heet water kan worden opgeslagen. Ik loop naar de stationswinkel om na te gaan of er koffie te krijgen is, maar laat het er verder maar bij zitten. M. graaft zijn e-reader uit zijn rugzak, ik lees ter lering ende vermaak de – excusez les mots – "bruine stukjes" in het routeboekje, die de wandelaar ook met terugwerkende kracht historisch dan wel cultureel perspectief bieden en overvloedige informatie verschaffen aangaande de onderweg gade te slane flora en fauna – althans, als onderhavige wandelaar daar oog voor heeft en dito flora en fauna medewerking wenst te verlenen.
Het boemeltje van 11.00 uur komt geheel volgens dienstregeling binnenrollen, we stappen over in Herford en halen in Rheine de auto op. Tegen de namiddag zijn we thuis.
Het boemeltje van 11.00 uur komt geheel volgens dienstregeling binnenrollen, we stappen over in Herford en halen in Rheine de auto op. Tegen de namiddag zijn we thuis.