Rügenspraak
Wandelen op het grootste eiland van Duitsland
Aus der Reihe Inseln deze keer Rügen, het grootste eiland van Duitsland dat volgens het onvolprezen collega-reisgekkie Michael Palin de vorm heeft van een amoebe. Vooral het noordelijke deel heeft een zeer onregelmatige kustlijn, met twee grote schiereilanden die door middel van landengtes met elkaar en met het hoofddeel van het eiland in de Oostzee zijn verbonden. Ten westen van Rügen ligt het veel kleinere Hiddensee, dat direct na mijn aankomst tevergeefs aan mijn aandacht zal proberen te ontsnappen.
Op het programma staan zes wandelingen, samen goed voor een slordige 110 kilometer de benen heen en weer wiebelen. Een rijk gamma aan landschappen zal de revue passeren, van kiezel- en zandstranden tot beukenbossen en van heuvels tot krijtrotsen.
Op het programma staan zes wandelingen, samen goed voor een slordige 110 kilometer de benen heen en weer wiebelen. Een rijk gamma aan landschappen zal de revue passeren, van kiezel- en zandstranden tot beukenbossen en van heuvels tot krijtrotsen.
Dag 1: Alverna – Stralsund
Zaterdag 5 oktober 2019
Vorige week hoorde ik op de radio dat niet in usual suspect Rusland, maar bij onze oosterburen het meest ingenomen wordt per persoon per jaar. Dit beeld zou vandaag worden bevestigd in de Duitse treinen: hoewel de Bundesliga als verzachtende omstandigheid dient te worden opgevoerd, gaat er een onthutsende hoeveelheid flessen dan wel blikken bier doorheen op deze zonnige zaterdag.
Het rotsvaste imago van Duitsland als gründlich und pünktlich loopt bovendien enige averij op. Ik had een plaats geboekt in de intercity, die mij vanaf Duisburg zonder overstappen naar Stralsund brengen zou. Dat de trein al met twintig minuten vertraging de vormeloze homp roestend metaal die station Duisburg is binnen rolt is slechts een voorproefje van de andere ideeën die Die Bahn er aangaande mijn reis op meent na te moeten houden. Als gevolg van een bescheiden technisch malheur aan een der rijtuigen, die volgens de conducteur geen direct gevaar voor de sehr geerte Fahrgäste oplevert, houdt het treinpersoneel het in Hamburg voor gezien.
In Nederland zou er geen man overboord zijn, want over een kwartier weer een intercity. Maar dit is Duitsland, en derhalve ben ik aangewezen op twee stampvolle regionalexpressen, die halteren in onbeduidende vlekken als Velgast, Altenwillershagen en Bützow. Twee uur later dan de bedoeling was meld ik me, gewapend met een broodje ei van de Spar bij wijze van avondmaaltijd, bij de receptie van mijn hotel.
Het rotsvaste imago van Duitsland als gründlich und pünktlich loopt bovendien enige averij op. Ik had een plaats geboekt in de intercity, die mij vanaf Duisburg zonder overstappen naar Stralsund brengen zou. Dat de trein al met twintig minuten vertraging de vormeloze homp roestend metaal die station Duisburg is binnen rolt is slechts een voorproefje van de andere ideeën die Die Bahn er aangaande mijn reis op meent na te moeten houden. Als gevolg van een bescheiden technisch malheur aan een der rijtuigen, die volgens de conducteur geen direct gevaar voor de sehr geerte Fahrgäste oplevert, houdt het treinpersoneel het in Hamburg voor gezien.
In Nederland zou er geen man overboord zijn, want over een kwartier weer een intercity. Maar dit is Duitsland, en derhalve ben ik aangewezen op twee stampvolle regionalexpressen, die halteren in onbeduidende vlekken als Velgast, Altenwillershagen en Bützow. Twee uur later dan de bedoeling was meld ik me, gewapend met een broodje ei van de Spar bij wijze van avondmaaltijd, bij de receptie van mijn hotel.
Dag 2: Stralsund – Hiddensee – Breege
Zondag 6 oktober 2019
Vroeg op om de enige veerboot te halen die vandaag naar Hiddensee (een eiland, geen meer) vaart. Via de oude binnenstad van voormalige hanzestad Stralsund loop ik naar de haven, me onderwijl vluchtig vergapend aan de monumentale koopmanshuizen, bekinderkopte straatjes, kerken en stadspoorten. De zon is net op en het is fris, open weer. De bezetting van het schip doet het management van Weiße Flotte kronkelen van genot en het is nog geen sinecure om niet over koffers of fietsen te struikelen.
De veerboot legt in meerdere havens op Hiddensee aan, maar ik houd het na anderhalf uur bij de eerste voor gezien. Neuendorf is een aardig dorp vol witte huizen met rieten daken, maar gezien de veelheid aan protestspandoeken en -borden (iets met grond) zijn ook hier de hardwerkende burgers bezorgd, pikken ze het niet meer en worden ze genaaid.
Er loopt een autoluwe klinkerweg over de gehele lengte van het zeepaardvormige eiland, maar al snel vind ik een zandig pad door de berken- en dennenbossen (inclusief een verdwaalde jeneverbesstruik) en over de beschermde duinheide, dat in vlechten naar Vitte voert en dat ik nagenoeg voor mezelf heb.
Het toeristische, aangeharkte en witte Vitte is de hoofdplaats van Hiddensee en herbergt de nodige winkels en uitspanningen. Er is veel blauw op straat, en even verderop blijkt waarom: kennelijk in het kader van de oogstfeesten zijn op een grasveld een immense tent en een roedel bars en foodtrucks (worst, schweinebraten, maar ook "pulled Lachs") verrezen. Het moet nog allemaal een beetje op gang komen, maar een zangeres en de plaatselijke politiekapel (het kan ook de brandweer zijn) proberen met zowel vereende krachten als volkstümliche deunen het sfeertje op te poken.
De dijk langs de zogeheten bodden (ondiepe wateren die met name diep het binnenland van Rügen in dringen) heeft een uitzicht in petto van het haventje van Kloster met een vakwerkpaleis, met als achtergrond een flinke stuwwal. Ik bewandel de onverharde hoofdstraat van downtown Kloster en loop over het strand en door de duinen terug naar Vitte, waar om 15.15 uur de boot naar Breege op Rügen vertrekt.
Er zijn nogal wat aanlegsteigers in de haven van Vitte, maar elke vorm van informatie aangaande de boot naar Breege ontbreekt, en alle loketten zijn gesloten. Daar in dat kleine café aan de haven vragen dan maar.
"Keine blasse Ahnung, wellicht weten die mensen daar meer."
Ik naar die mensen daar.
"Weet ik niet."
"Geen idee."
"Een veerboot naar Breege? Nooit van gehoord."
"Er gaat wel een pont naar Schaprode. Moet u naar Schaprode?"
Met aanzwellende wanhoop vind ik een VVV-agentschap dat zowaar is geopend.
"De boot naar Breege? Die zou daarzo moeten aanmeren, waarschijnlijk."
"Waarschijnlijk???"
"Ja, sorry, vandaag is alles anders. De oogstfeesten, ziet u?"
Er staat een aantal aanhangers, versierd met poppen, maïs en vooral veel hooi, kennelijk in afwachting op het hooicorso. Maar er is geen veerboot. Terwijl een tractor stationair staat te draaien en pal achter me een oude man met een verweerde kop een zeemanslied aanheft op zijn accordeon, probeer ik de naar eigen zeggen altijd bereikbare wandelorganisatie te bellen. Antwoordapparaat.
Dan gloort er hoop. Een schip komt binnen, en het heet "Wappen von Breege".
"Is dit de boot naar Breege?" vraag ik aan iemand van de handhaving.
"Ja, natuurlijk gaat die naar Breege! Dat staat er toch op?"
Toch nog maar even checken bij een bemanningslid.
"Nee, deze gaat naar Stralsund. Maar die blauwe boot daar helemaal aan de overkant, die gaat naar Breege!"
In ijltempo, ondertussen tientallen Duitsers luidop kennis laten makend met bepaalde finesses van de Nederlandse taal, been ik naar de blauwe boot. Hijgend en zwetend vraag ik of deze dan naar Breege gaat.
"Ja hoor, maar pas over een half uur."
Eind goed, al goed. Met een overtocht van een stief uur en een apfelschorle achter de bijtspijkers arriveer ik in mijn gezellige pension in Breege, waar ik me tegoed doe aan een welverdiende douche en dito snoekbaars.
De veerboot legt in meerdere havens op Hiddensee aan, maar ik houd het na anderhalf uur bij de eerste voor gezien. Neuendorf is een aardig dorp vol witte huizen met rieten daken, maar gezien de veelheid aan protestspandoeken en -borden (iets met grond) zijn ook hier de hardwerkende burgers bezorgd, pikken ze het niet meer en worden ze genaaid.
Er loopt een autoluwe klinkerweg over de gehele lengte van het zeepaardvormige eiland, maar al snel vind ik een zandig pad door de berken- en dennenbossen (inclusief een verdwaalde jeneverbesstruik) en over de beschermde duinheide, dat in vlechten naar Vitte voert en dat ik nagenoeg voor mezelf heb.
Het toeristische, aangeharkte en witte Vitte is de hoofdplaats van Hiddensee en herbergt de nodige winkels en uitspanningen. Er is veel blauw op straat, en even verderop blijkt waarom: kennelijk in het kader van de oogstfeesten zijn op een grasveld een immense tent en een roedel bars en foodtrucks (worst, schweinebraten, maar ook "pulled Lachs") verrezen. Het moet nog allemaal een beetje op gang komen, maar een zangeres en de plaatselijke politiekapel (het kan ook de brandweer zijn) proberen met zowel vereende krachten als volkstümliche deunen het sfeertje op te poken.
De dijk langs de zogeheten bodden (ondiepe wateren die met name diep het binnenland van Rügen in dringen) heeft een uitzicht in petto van het haventje van Kloster met een vakwerkpaleis, met als achtergrond een flinke stuwwal. Ik bewandel de onverharde hoofdstraat van downtown Kloster en loop over het strand en door de duinen terug naar Vitte, waar om 15.15 uur de boot naar Breege op Rügen vertrekt.
Er zijn nogal wat aanlegsteigers in de haven van Vitte, maar elke vorm van informatie aangaande de boot naar Breege ontbreekt, en alle loketten zijn gesloten. Daar in dat kleine café aan de haven vragen dan maar.
"Keine blasse Ahnung, wellicht weten die mensen daar meer."
Ik naar die mensen daar.
"Weet ik niet."
"Geen idee."
"Een veerboot naar Breege? Nooit van gehoord."
"Er gaat wel een pont naar Schaprode. Moet u naar Schaprode?"
Met aanzwellende wanhoop vind ik een VVV-agentschap dat zowaar is geopend.
"De boot naar Breege? Die zou daarzo moeten aanmeren, waarschijnlijk."
"Waarschijnlijk???"
"Ja, sorry, vandaag is alles anders. De oogstfeesten, ziet u?"
Er staat een aantal aanhangers, versierd met poppen, maïs en vooral veel hooi, kennelijk in afwachting op het hooicorso. Maar er is geen veerboot. Terwijl een tractor stationair staat te draaien en pal achter me een oude man met een verweerde kop een zeemanslied aanheft op zijn accordeon, probeer ik de naar eigen zeggen altijd bereikbare wandelorganisatie te bellen. Antwoordapparaat.
Dan gloort er hoop. Een schip komt binnen, en het heet "Wappen von Breege".
"Is dit de boot naar Breege?" vraag ik aan iemand van de handhaving.
"Ja, natuurlijk gaat die naar Breege! Dat staat er toch op?"
Toch nog maar even checken bij een bemanningslid.
"Nee, deze gaat naar Stralsund. Maar die blauwe boot daar helemaal aan de overkant, die gaat naar Breege!"
In ijltempo, ondertussen tientallen Duitsers luidop kennis laten makend met bepaalde finesses van de Nederlandse taal, been ik naar de blauwe boot. Hijgend en zwetend vraag ik of deze dan naar Breege gaat.
"Ja hoor, maar pas over een half uur."
Eind goed, al goed. Met een overtocht van een stief uur en een apfelschorle achter de bijtspijkers arriveer ik in mijn gezellige pension in Breege, waar ik me tegoed doe aan een welverdiende douche en dito snoekbaars.
Dag 3: Breege – Kap Arkona – Breege
Maandag 7 oktober 2019
Onder een dun wolkendek en met een licht, doch koud windje in het smoelwerk begin ik aan de rondwandeling over het noordwestelijke schiereiland Wittow. Reeds in het aan Breege grenzende buurtschap met de prachtige naam Juliusruh gaat de routebeschrijving een eigen leven leiden, maar enig gevoel voor richting, speels gecombineerd met gezond verstand brengt me op het langeafstandswandelpad E10, dat ik dien te volgen tot Kap Arkona. Na een weinig wandelcorvee langs een doorgaande weg sla ik rechtsaf een smal en stil asfaltweggetje in, dat volgens de gids over zijn totale lengte bovenlangs de kliffen zou lopen. De eerste kilometers wordt het zicht daarop echter ontnomen door een serie kampeerterreinen. Gedreven door zekere signalen van mijn blaas tracht ik voornoemd nadeel in een voordeel om te buigen, immers, campings beschikken over sanitaire voorzieningen, en mij is het gebruik van toiletten nog nooit geweigerd, dat wil zeggen, in Nederland.
In Duitsland valt mij echter een "Nee, daarvoor heeft u een muntje nodig" ten deel.
De campings maken plaats voor enkele punten met mooi uitzicht op de welig begroeide kliffen, het kiezelstrand zo'n dertig tot veertig meter onder me en, aan gene zijde van de waterpartij genaamd Tromper Wiek, de beboste heuvels van het nationaal park Jasmund die morgen met mijn schoenzolen zullen moeten zien te dealen. Tussen de ohs en ahs door wordt de relingloze afgrond aan het zicht onttrokken door uitbundig struweel en moet ik grote voorzichtigheid betrachten in het vinden van een even veilige als beschutte plek om mijn urine klaterenderwijs aan Rügen toe te vertrouwen.
Een fietsster spreekt me aan: ze is haar man kwijt en vraagt of ik iemand heb gezien met een zwart stuur, net als het hare.
Ter hoogte van Nobbin loopt het betonplatenweggetje om een lage heuvel, die behalve met een eenzame boom behept is met een heus hunebed zonder dekstenen.
Een halfuur verderop daal ik af naar het vissersdorpje Vitt, een direct aan het strand grenzend ensemble van rietgedekte huisjes, een in Schalke 04-kleuren getooide waterpomp en een achtkantige kapel. Op het strand zijn een paar houten bootjes en enige vissersutensiliën op fotogenieke wijze uitgestald en er is een kiosk waar verse gerookte vis aan de man wordt gebracht. Menigeen zit er al te smikkelen en daarnaast breekt de zon nu goed door, dus niets kan me meer tegenhouden.
"Nou, doet u mij maar een broodje gerookte zalm #zinin!"
"Ik heb geen broodjes zalm."
"Ja, maar hier heeft iedereen een broodje bij de vis!"
"Ik verkoop wel zalm, met een broodje."
"Goed, dan wil ik de gerookte zalm. Met een broodje."
In de hoop nu wel de laatste dodelijk vermoeiende Duitser tegen het lijf te zijn gelopen verorber ik de, het moet gezegd, heerlijke vis. Met een broodje.
De laatste anderhalve kilometer naar Kap Arkona loop ik in de drukte over een onverhard pad. De kaap, gesierd door een peiltoren en twee vuurtorens, is een trekpleister van jewelste: hij wordt bediend door talloze huifkarren en toeristentreintjes. Ik laat de samenscholing van dagjesmensen verder links liggen en stiefel in tweeënhalf uur naar Altenkirchen, over rustige, verharde weggetjes doorheen een subtiel golvend, grootschalig boerenlandschap. Naast een Karl Marxplein bezit Altenkirchen het oudste kerkje van Rügen, met als bijzonderheid een vrijstaande houten klokkentoren. Een lange kasseienstrook leidt ten slotte naar Breege, waar ik een hapje mee-eet met het Nederlandse gezin dat het pension draaiende houdt.
In Duitsland valt mij echter een "Nee, daarvoor heeft u een muntje nodig" ten deel.
De campings maken plaats voor enkele punten met mooi uitzicht op de welig begroeide kliffen, het kiezelstrand zo'n dertig tot veertig meter onder me en, aan gene zijde van de waterpartij genaamd Tromper Wiek, de beboste heuvels van het nationaal park Jasmund die morgen met mijn schoenzolen zullen moeten zien te dealen. Tussen de ohs en ahs door wordt de relingloze afgrond aan het zicht onttrokken door uitbundig struweel en moet ik grote voorzichtigheid betrachten in het vinden van een even veilige als beschutte plek om mijn urine klaterenderwijs aan Rügen toe te vertrouwen.
Een fietsster spreekt me aan: ze is haar man kwijt en vraagt of ik iemand heb gezien met een zwart stuur, net als het hare.
Ter hoogte van Nobbin loopt het betonplatenweggetje om een lage heuvel, die behalve met een eenzame boom behept is met een heus hunebed zonder dekstenen.
Een halfuur verderop daal ik af naar het vissersdorpje Vitt, een direct aan het strand grenzend ensemble van rietgedekte huisjes, een in Schalke 04-kleuren getooide waterpomp en een achtkantige kapel. Op het strand zijn een paar houten bootjes en enige vissersutensiliën op fotogenieke wijze uitgestald en er is een kiosk waar verse gerookte vis aan de man wordt gebracht. Menigeen zit er al te smikkelen en daarnaast breekt de zon nu goed door, dus niets kan me meer tegenhouden.
"Nou, doet u mij maar een broodje gerookte zalm #zinin!"
"Ik heb geen broodjes zalm."
"Ja, maar hier heeft iedereen een broodje bij de vis!"
"Ik verkoop wel zalm, met een broodje."
"Goed, dan wil ik de gerookte zalm. Met een broodje."
In de hoop nu wel de laatste dodelijk vermoeiende Duitser tegen het lijf te zijn gelopen verorber ik de, het moet gezegd, heerlijke vis. Met een broodje.
De laatste anderhalve kilometer naar Kap Arkona loop ik in de drukte over een onverhard pad. De kaap, gesierd door een peiltoren en twee vuurtorens, is een trekpleister van jewelste: hij wordt bediend door talloze huifkarren en toeristentreintjes. Ik laat de samenscholing van dagjesmensen verder links liggen en stiefel in tweeënhalf uur naar Altenkirchen, over rustige, verharde weggetjes doorheen een subtiel golvend, grootschalig boerenlandschap. Naast een Karl Marxplein bezit Altenkirchen het oudste kerkje van Rügen, met als bijzonderheid een vrijstaande houten klokkentoren. Een lange kasseienstrook leidt ten slotte naar Breege, waar ik een hapje mee-eet met het Nederlandse gezin dat het pension draaiende houdt.
Dag 4: Breege – Glowe – Hagen – Sassnitz
Dinsdag 8 oktober 2019
Twee korte etappes op één dag, tezamen garant staand voor twee uiteenlopende landschappen en 23 kilometer wandelplezier. De funfactor wordt mede bepaald door het weer, en dat belooft heden grijs, waterkoud, winderig en regenachtig te blijven.
Ik wandel wederom naar Juliusruh, waar een pad begint over de landengte die de schiereilanden Wittow en Jasmund met elkaar verbindt. Het loopt beurtelings door het bos, langs de bosrand en pal langs de rieterige oevers van respectievelijk de Breeger en Großer Jasmunder Bodden. Het bos is in de jaren zeventig van de negentiende eeuw aangelegd door Franse krijgsgevangenen. Ik kom geen mens tegen; wel een grote roofvogel die aan mijn linkerhand opvliegt.
Na een dikke twee uur kranig doorstappen bereik ik het plaatsje Glowe, van waaruit ik me met een taxi naar de parkeerplaats van het nationaal park Jasmund laat brengen. Onderweg krijgt het landschap Zuid-Limburgse trekjes en begint het harder te regenen. In de stromende regen bewandel ik een schitterend bos, dat een mengelmoes is van de stuwwal bij Nijmegen en het vennengebied bij Oisterwijk. Het nationaal park geniet echter de meeste bekendheid vanwege de krijtrotsen, de hoogste waarvan, de Königsstuhl (118 meter), ik na een klein uur bereik. Onderhavige touringcarmagneet is door het te wensen overlatende weer vandaag een baken van rust.
Voor de toegang tot het uitzichtplatform en het bezoekerscentrum wordt een exorbitante € 9,50 gevraagd. Een lachertje, aangezien de route bovenlangs de kliffen, die ik volg tot in Sassnitz blijkt te wemelen van gratis uitzichtpunten, het een nog fenomenaler dan het andere. Het pad gaat continu omhoog en omlaag en kruist twee diepe beekdalen via houten trappen. De gelegenheid om de krijtrotsen in kikvorsperspectief te bewonderen op het kiezelstrand weiger ik onbenut te laten, inmiddels onder droge, fletszonnige condities. Uiteindelijk leiden de wegwijzers me definitief naar het strand en ten slotte naar de boulevard van het havenstadje Sassnitz. Buiten enkele aardige huisjes in het centrum beschikt het over een parkeergarage, een verzameling karakterloze villa's en een post-Wendeë winkelcentrum met een ontzagwekkende leegstand. Het lelijkste bouwwerk is echter het communistisch-brutalistische Rügen Hotel; mijn overnachtingsgelegenheid. Er hangt een groot spandoek ter aankondiging van de 30-jarige viering van de val van de Muur, met de hamer en passer van de DDR-vlag en de tronie van Erich Honecker ironischerwijs prominent aanwezig.
In de enigszins verlopen buurt waar mijn hotel is gesitueerd vind ik een knus no-nonsenserestaurant, waar mijn keuze valt op Zweedse vissoep, gebakken kabeljauw en huisgemaakte frambozenlimonade.
Ik wandel wederom naar Juliusruh, waar een pad begint over de landengte die de schiereilanden Wittow en Jasmund met elkaar verbindt. Het loopt beurtelings door het bos, langs de bosrand en pal langs de rieterige oevers van respectievelijk de Breeger en Großer Jasmunder Bodden. Het bos is in de jaren zeventig van de negentiende eeuw aangelegd door Franse krijgsgevangenen. Ik kom geen mens tegen; wel een grote roofvogel die aan mijn linkerhand opvliegt.
Na een dikke twee uur kranig doorstappen bereik ik het plaatsje Glowe, van waaruit ik me met een taxi naar de parkeerplaats van het nationaal park Jasmund laat brengen. Onderweg krijgt het landschap Zuid-Limburgse trekjes en begint het harder te regenen. In de stromende regen bewandel ik een schitterend bos, dat een mengelmoes is van de stuwwal bij Nijmegen en het vennengebied bij Oisterwijk. Het nationaal park geniet echter de meeste bekendheid vanwege de krijtrotsen, de hoogste waarvan, de Königsstuhl (118 meter), ik na een klein uur bereik. Onderhavige touringcarmagneet is door het te wensen overlatende weer vandaag een baken van rust.
Voor de toegang tot het uitzichtplatform en het bezoekerscentrum wordt een exorbitante € 9,50 gevraagd. Een lachertje, aangezien de route bovenlangs de kliffen, die ik volg tot in Sassnitz blijkt te wemelen van gratis uitzichtpunten, het een nog fenomenaler dan het andere. Het pad gaat continu omhoog en omlaag en kruist twee diepe beekdalen via houten trappen. De gelegenheid om de krijtrotsen in kikvorsperspectief te bewonderen op het kiezelstrand weiger ik onbenut te laten, inmiddels onder droge, fletszonnige condities. Uiteindelijk leiden de wegwijzers me definitief naar het strand en ten slotte naar de boulevard van het havenstadje Sassnitz. Buiten enkele aardige huisjes in het centrum beschikt het over een parkeergarage, een verzameling karakterloze villa's en een post-Wendeë winkelcentrum met een ontzagwekkende leegstand. Het lelijkste bouwwerk is echter het communistisch-brutalistische Rügen Hotel; mijn overnachtingsgelegenheid. Er hangt een groot spandoek ter aankondiging van de 30-jarige viering van de val van de Muur, met de hamer en passer van de DDR-vlag en de tronie van Erich Honecker ironischerwijs prominent aanwezig.
In de enigszins verlopen buurt waar mijn hotel is gesitueerd vind ik een knus no-nonsenserestaurant, waar mijn keuze valt op Zweedse vissoep, gebakken kabeljauw en huisgemaakte frambozenlimonade.
Dag 5: Sassnitz – Neu-Mukran – Sellin
Woensdag 9 oktober 2019
Die Mecklenburger Radtour, verantwoordelijk voor het samenstellen van de routes, heeft gepoogd de argeloze wandelaar vandaag te laten starten met zevenenhalve kilometer langs drukke doorgaande wegen, maar dan hebben ze buiten scribent dezes gerekend. Na een weinig uitzoekwerk kan ik de gewraakte passage door een deerniswekkende DDR-buitenwijk respectievelijk een haventerrein met fabrieken, loodsen, hijskranen en een kluwen van opstelsporen per bus afleggen en zwengel ik de benenwagen aan juist op het punt waar een fietspad begint dat na een hectometer of twee van de hoofdverkeersader afbuigt. Ter plekke tref ik een aantrekkelijker alternatief aan, te weten het strand. Het is nog vroeg en het aantal medematineuzen is dan ook op één hand te tellen. Nadat ik tijdens het ontbijt vanuit het panoramarestaurant tegen donkere wolken zat aan te turen, is het nu de zon die een fortissimo partijtje meeblaast in de symfonie van het weer. Het is een voorproefje van de enorme fluctuaties in de bedekkingsgraad van het uitspansel die deze dag in meteorologisch opzicht zullen kenschetsen.
In de duinen doemt de eerste ruïne van Prora op. Prora is behalve een kustplaatsje vooral een synoniem voor een megalomaan badhotel dat de nazi's in de jaren dertig hebben laten bouwen, maar dat nooit is voltooid. Het meest in het oog springend zijn acht betonnen blokken van zes verdiepingen hoog en met een gezamenlijke lengte van een niet minder dan bizarre vierenhalve kilometer, waarin op enig moment twintigduizend gasten zouden kunnen verblijven. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werd de bouw stilgelegd; het hotelgedeelte was destijds in ruwbouw klaar. De zwembaden, het theater en de feestzaal waren de planningsfase nog niet ontstegen.
Het Prora-complex was onderdeel van het Kraft durch Freude-project: het idee van Adolf Hitler cum suis was dat hun onderdanen tot grootse prestaties in staat moesten worden geacht als ze uitgerust zouden zijn. In de koker zat nog een aantal van dergelijke kolossale hotels, maar dat op Rügen is het enige waarvan de bouw daadwerkelijk is gestart.
Na de oorlog is Prora aan zijn lot overgelaten en ik had dan ook een orgie van graffiti en betonrot verwacht. Maar niets is minder waar: het complex is ten prooi gevallen aan projectontwikkelaars en er wordt dan ook verherbouwd dat het een aard heeft. Een groot deel van het buitenwerk is van een verse stuclaag en een fris gebroken wit verfje voorzien. Er zijn balkons en hele ruiten, en dure vakantieappartementen. Hotels en diverse eet- en drinkgelegenheden hebben zich er gevestigd. Hoe ironisch is het dat Prora na tachtig jaar alsnog de functie krijgt waarvoor het oorspronkelijk is ontworpen, met dit verschil dat de uitgeruste gasten terug naar huis gaan in plaats van naar de slagvelden of wapenfabrieken.
Niettemin is de schier eindeloze rij blokkendozen, die in een flauwe boog evenwijdig aan de kustlijn zijn opgetrokken, een even indrukwekkend als verbijsterend schouwspel.
Omdat ik vanochtend al vroeg op pad was, heb ik tijd voor een uitstapje in de vorm van het beklimmen van een uitzichttoren zo'n anderhalve kilometer landinwaarts. Het in de vorm van een adelaarsnest uitgevoerde observatieplatform is te bereiken via een vlonderpad dat om een boom omhoog spiraliseert. Vanboven is het uitzicht over de in beginnende herfstkleuren getooide boomkruinen, de bodden en de gehele oostkust, tot aan de krijtrotsen van Jasmund aan toe, nogal spectaculair te noemen.
Ik pik de tocht weer op ter hoogte van Prora, en wandel over het zandstrand naar Binz, de eerste badplaats aan de Oostzee die ik deze week tegen het lijf loop. Langs de promenade staan prachtige villa's met houten balkons, en een Kurhaus. Aan het eind van de bebouwing gaat de boulevard via een steile trap over in een onverharde bosweg langs een twintig meter hoge steilrand. In de namiddag bereik ik de volgende badplaats, Sellin, die een chic-de-friemele pier bezit, alsmede een dito en tevens lommerrijke winkelstraat met de nodige restaurants en souvenirshops. Mijn hotel bevindt zich een kilometer gaans van waar het allemaal pleegt te gebeuren. Vermits ik vijfentwintig kilometer in de benen heb, zoek en vind ik een tafeltje in het voormalige stationsgebouwtje om de hoek, waar ik onder meer soljanka (een lichtzure Oostbloksoep) laat serveren. De gastronomische aanbeveling van de receptioniste, de dönertent achter het hotel met uitzicht op een parkeerplaats en de Edeka-supermarkt en een olfactorische reikwijdte tot de ingang van het hotel, leg ik daarmee terzijde.
Op de kop af om 23.00 uur gaat het luchtalarm af.
In de duinen doemt de eerste ruïne van Prora op. Prora is behalve een kustplaatsje vooral een synoniem voor een megalomaan badhotel dat de nazi's in de jaren dertig hebben laten bouwen, maar dat nooit is voltooid. Het meest in het oog springend zijn acht betonnen blokken van zes verdiepingen hoog en met een gezamenlijke lengte van een niet minder dan bizarre vierenhalve kilometer, waarin op enig moment twintigduizend gasten zouden kunnen verblijven. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werd de bouw stilgelegd; het hotelgedeelte was destijds in ruwbouw klaar. De zwembaden, het theater en de feestzaal waren de planningsfase nog niet ontstegen.
Het Prora-complex was onderdeel van het Kraft durch Freude-project: het idee van Adolf Hitler cum suis was dat hun onderdanen tot grootse prestaties in staat moesten worden geacht als ze uitgerust zouden zijn. In de koker zat nog een aantal van dergelijke kolossale hotels, maar dat op Rügen is het enige waarvan de bouw daadwerkelijk is gestart.
Na de oorlog is Prora aan zijn lot overgelaten en ik had dan ook een orgie van graffiti en betonrot verwacht. Maar niets is minder waar: het complex is ten prooi gevallen aan projectontwikkelaars en er wordt dan ook verherbouwd dat het een aard heeft. Een groot deel van het buitenwerk is van een verse stuclaag en een fris gebroken wit verfje voorzien. Er zijn balkons en hele ruiten, en dure vakantieappartementen. Hotels en diverse eet- en drinkgelegenheden hebben zich er gevestigd. Hoe ironisch is het dat Prora na tachtig jaar alsnog de functie krijgt waarvoor het oorspronkelijk is ontworpen, met dit verschil dat de uitgeruste gasten terug naar huis gaan in plaats van naar de slagvelden of wapenfabrieken.
Niettemin is de schier eindeloze rij blokkendozen, die in een flauwe boog evenwijdig aan de kustlijn zijn opgetrokken, een even indrukwekkend als verbijsterend schouwspel.
Omdat ik vanochtend al vroeg op pad was, heb ik tijd voor een uitstapje in de vorm van het beklimmen van een uitzichttoren zo'n anderhalve kilometer landinwaarts. Het in de vorm van een adelaarsnest uitgevoerde observatieplatform is te bereiken via een vlonderpad dat om een boom omhoog spiraliseert. Vanboven is het uitzicht over de in beginnende herfstkleuren getooide boomkruinen, de bodden en de gehele oostkust, tot aan de krijtrotsen van Jasmund aan toe, nogal spectaculair te noemen.
Ik pik de tocht weer op ter hoogte van Prora, en wandel over het zandstrand naar Binz, de eerste badplaats aan de Oostzee die ik deze week tegen het lijf loop. Langs de promenade staan prachtige villa's met houten balkons, en een Kurhaus. Aan het eind van de bebouwing gaat de boulevard via een steile trap over in een onverharde bosweg langs een twintig meter hoge steilrand. In de namiddag bereik ik de volgende badplaats, Sellin, die een chic-de-friemele pier bezit, alsmede een dito en tevens lommerrijke winkelstraat met de nodige restaurants en souvenirshops. Mijn hotel bevindt zich een kilometer gaans van waar het allemaal pleegt te gebeuren. Vermits ik vijfentwintig kilometer in de benen heb, zoek en vind ik een tafeltje in het voormalige stationsgebouwtje om de hoek, waar ik onder meer soljanka (een lichtzure Oostbloksoep) laat serveren. De gastronomische aanbeveling van de receptioniste, de dönertent achter het hotel met uitzicht op een parkeerplaats en de Edeka-supermarkt en een olfactorische reikwijdte tot de ingang van het hotel, leg ik daarmee terzijde.
Op de kop af om 23.00 uur gaat het luchtalarm af.
Dag 6: Sellin – Mönchgut – Sellin
Donderdag 10 oktober 2019
De wandelgewijze ontdekking van het derde en laatste schiereiland van Rügen staat op de rol, en wel het zuidoostelijke Mönchgut. Afwisselend kuierend over het strand en, als het te veel van mullenstein gaat, de parallelle promenade doorkruis ik de bescheiden badplaatsen Baabe en Göhren. Voor me zie ik Nordperd, de hooggelegen kaap die, in tegenstelling tot wat de naam suggereert, het oostelijkste puntje van Rügen vormt, en over mijn schouder kijkend kan ik nog immer de krijtrotsen van Jasmund onderscheiden. Het weer is hetzelfde als gisteren, maar de stevige wind duidt aan dat er verandering in de lucht zit.
Ik rond de bosrijke kaap, pik een toefje zuiderstrand mee en klim door glooiende weides met speelse koeien terug naar Göhren. Daar raak ik door omvangrijke wegwerkzaamheden, waardoor zonder twijfel de wandelwegwijzers ergens in een gemeenteloods zijn beland, het spoor enigszins bijster. Ik vind het spoor, niet van de door mij beoogde route door Göhren, maar van de lokale smalspoorbaan die in VVV-jargon Rasender Roland heet, terug, met als voordeel wat elk nadeel nou eenmaal heb dat ik het vertrek van het stoomtreintje kan beleven.
Een brede, eentonige bosweg brengt me weer in Baabe, waar een pontje me overzet naar het knusse Moritzdorf. Een in potentie aantrekkelijke laan, omzoomd door knoestige bomen, en aan de linkerhand open, golvend boerenland en aan de rechterhand de Selliner See en een bescheiden geproportioneerd hunebed, is, zo blijkt uit een bord, met EU-gelden opgewaardeerd tot asfaltweg, waardoor ik om de haverklap aan de kant moet voor auto's. Wat al dat blik hier moet is me een raadsel, aangezien de weg enkel de buurtschappen Moritzdorf en Altensien bedient, tezamen goed voor slechts enkele tientallen zielen. De verse plak asfalt komt uit op een provinciale weg, maar dan kan ik de stal al ruiken.
In een bloedheet restaurant aan de mondaine Wilhelmstraße valt mijn keuze op stevige kost en donker bier.
Opnieuw loeien om 23.00 uur de sirenes.
Ik rond de bosrijke kaap, pik een toefje zuiderstrand mee en klim door glooiende weides met speelse koeien terug naar Göhren. Daar raak ik door omvangrijke wegwerkzaamheden, waardoor zonder twijfel de wandelwegwijzers ergens in een gemeenteloods zijn beland, het spoor enigszins bijster. Ik vind het spoor, niet van de door mij beoogde route door Göhren, maar van de lokale smalspoorbaan die in VVV-jargon Rasender Roland heet, terug, met als voordeel wat elk nadeel nou eenmaal heb dat ik het vertrek van het stoomtreintje kan beleven.
Een brede, eentonige bosweg brengt me weer in Baabe, waar een pontje me overzet naar het knusse Moritzdorf. Een in potentie aantrekkelijke laan, omzoomd door knoestige bomen, en aan de linkerhand open, golvend boerenland en aan de rechterhand de Selliner See en een bescheiden geproportioneerd hunebed, is, zo blijkt uit een bord, met EU-gelden opgewaardeerd tot asfaltweg, waardoor ik om de haverklap aan de kant moet voor auto's. Wat al dat blik hier moet is me een raadsel, aangezien de weg enkel de buurtschappen Moritzdorf en Altensien bedient, tezamen goed voor slechts enkele tientallen zielen. De verse plak asfalt komt uit op een provinciale weg, maar dan kan ik de stal al ruiken.
In een bloedheet restaurant aan de mondaine Wilhelmstraße valt mijn keuze op stevige kost en donker bier.
Opnieuw loeien om 23.00 uur de sirenes.
Dag 7: Sellin – Putbus – Stralsund
Vrijdag 11 oktober 2019
Twee in alle vakantiebrochures stevig in de markt gezette hoogtepunten dienen nog te worden ervaren, te weten een ritje met de Rasender Roland en een bezoek aan het jachtslot Granitz. Het toeval wil dat zowel mijn hotel als het op een 107 meter hoge heuvel gesitueerde kasteel op spuugafstand liggen van een haltepunt van het stoomtreintje. Terwijl de wind conform verwachting gas op de lolly geeft en de regen vrijwel horizontaal een weg baant naar bij voorkeur mijn gesmoelte, kom ik terecht in een rijtuig met deelnemers aan een Ossitour.
Als ik uit de trein stap is het droog geworden en dat zal het tot tweehonderd meter voor het station van Putbus blijven; een daverende verrassing, vermits de weerapps elkaar steeds trachtten te overtreffen in het hel-en-verdoemenisgehalte van hun verwachtingen. Een geleidelijke klim over een kasseienstrook brengt me bij het jachtslot, dat ik verder voor kennisgeving aanneem. Ik daal af, steek een drukke verkeersweg over en bereik na een poosje een glooiend weiland met verspreid een handvol hunebedden. Een aantrekkelijk, afwisselend pad volgt slaafs kilometerslang de zuidkust van Rügen, nu eens kronkelend door het bos, dan weer langs het strand of over de steilrand. Ter hoogte van het stadje Putbus volg ik een lang, geasfalteerd voetpad evenwijdig aan een laan, en neem ik de trein terug naar het vasteland.
In Stralsund is het weer dusdanig verslechterd dat ik voor de avondmaaltijd genoegen neem met een zelf samengestelde salade van de Edeka.
Als ik uit de trein stap is het droog geworden en dat zal het tot tweehonderd meter voor het station van Putbus blijven; een daverende verrassing, vermits de weerapps elkaar steeds trachtten te overtreffen in het hel-en-verdoemenisgehalte van hun verwachtingen. Een geleidelijke klim over een kasseienstrook brengt me bij het jachtslot, dat ik verder voor kennisgeving aanneem. Ik daal af, steek een drukke verkeersweg over en bereik na een poosje een glooiend weiland met verspreid een handvol hunebedden. Een aantrekkelijk, afwisselend pad volgt slaafs kilometerslang de zuidkust van Rügen, nu eens kronkelend door het bos, dan weer langs het strand of over de steilrand. Ter hoogte van het stadje Putbus volg ik een lang, geasfalteerd voetpad evenwijdig aan een laan, en neem ik de trein terug naar het vasteland.
In Stralsund is het weer dusdanig verslechterd dat ik voor de avondmaaltijd genoegen neem met een zelf samengestelde salade van de Edeka.
Dag 8: Stralsund – Alverna
Zaterdag 12 oktober 2019
Ik heb nog een groot deel van de ochtend ter vermaak en zit om klokslag 7.00 uur aan het ontbijt teneinde een stadswandeling te kunnen maken. Een uur lang hang ik in de gordijnen van motregen, kriskras door de straten en steegjes flanerend, maar dan duik ik een café in om op te warmen c.q. drogen en cappuccino te drinken. Tegen de middag neem ik de trein naar Duisburg.