Ocean's Five
Eilandhoppen op de Azoren
Veertig jaar geleden rolde De gelukkige eilanden van de hand van de Amerikaanse auteur Paul Theroux van de drukpersen. In het onderhavige, een stiefe pond wegende doorwrochtsel trekt de vleesgeworden reispillenfabriek naar Nieuw-Zeeland en Australië, alvorens hij per kano menig archipel in de Grote Oceaan aandoet en ten slotte zijn odyssee afsluit op het afgelegen Paaseiland.
Waar gelukkige eilanden in Theroux' epos louter een metafoor is, bestaan ze ook in levenden lijve: Macaronesië laat zich vanuit het Grieks vertalen als de gelukkige eilanden. Het handelt hier om een allerminst aan een Italiaanse pastasoort gelieerde verzamelnaam voor het kwartet eilandengroepen van vulkanische oorsprong dat zich ten westen van de Europese en Afrikaanse continenten ophoudt: de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden en Kaapverdië. Ofschoon dit illustere viertal zich op respectabele afstand van elkaar bevindt en binnen een en dezelfde archipel de eilanden onderling sterk van elkaar verschillen – landschappelijk, klimatologisch en cultureel –, vertonen onder meer flora en fauna de nodige overeenkomsten, hetgeen het collectieve toponiem Macaronesië rechtvaardigt.
Terwijl Madeira, La Palma en liefst vier stuks Kaapverd zich al in mijn in de praktijk gebrachte belangstelling mochten verheugen, waren de onterecht zich in de relatieve anonimiteit bevindende Centraal-Atlantische paradijsjes tot voor kort nog terra incognita voor scribent dezes. Daar zou met een volgens menigeen leuke wandelvakantie van Djoser onherroepelijk verandering in komen.
Waar gelukkige eilanden in Theroux' epos louter een metafoor is, bestaan ze ook in levenden lijve: Macaronesië laat zich vanuit het Grieks vertalen als de gelukkige eilanden. Het handelt hier om een allerminst aan een Italiaanse pastasoort gelieerde verzamelnaam voor het kwartet eilandengroepen van vulkanische oorsprong dat zich ten westen van de Europese en Afrikaanse continenten ophoudt: de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden en Kaapverdië. Ofschoon dit illustere viertal zich op respectabele afstand van elkaar bevindt en binnen een en dezelfde archipel de eilanden onderling sterk van elkaar verschillen – landschappelijk, klimatologisch en cultureel –, vertonen onder meer flora en fauna de nodige overeenkomsten, hetgeen het collectieve toponiem Macaronesië rechtvaardigt.
Terwijl Madeira, La Palma en liefst vier stuks Kaapverd zich al in mijn in de praktijk gebrachte belangstelling mochten verheugen, waren de onterecht zich in de relatieve anonimiteit bevindende Centraal-Atlantische paradijsjes tot voor kort nog terra incognita voor scribent dezes. Daar zou met een volgens menigeen leuke wandelvakantie van Djoser onherroepelijk verandering in komen.
Dag 0 en 1: Alverna – Breukelen – Amsterdam – Lissabon – Ponta Delgada (São Miguel)
Donderdag 8 en vrijdag 9 september 2022
Als ik mijn werklaptop tot nader orde heb dichtgeklapt, is mijn eerste vlucht sinds ruim drie jaar wat je zegt nakende. Enige spanning heeft zich terdege van mij meester gemaakt, niet het minst door toedoen van de wrange beelden van de schier eindeloze rijen in en rond de vertrekhallen op Schiphol die in de zomervakantie op dagdagelijkse basis menig wenkbrauw van de televisiekijker deden fronsen. Ondanks dat de kantoortuinen en thuiswerkplekken zoetjesaan weer in groten getale worden bevolkt en het tijdstip van opstijgen alleszins te billijken is, heb ik te elfder ure besloten voor de nacht voorafgaande aan de reis een kamer te bespreken in het toekanhotel te Breukelen – het inmiddels nagenoeg geheel van oosterse toeters en bellen bevrijde, voormalige Chinese hotel-restaurant Oriental Palace, dat was opgetrokken in de stijl van het Keizerlijk Paleis in de Verboden Stad te Beijing en nog voordat het laatste drakenornament was aangebracht te gronde ging. Het heeft de Nederlandse Spoorwegen namelijk behaagd een landelijke staking af te kondigen voor de vrijdag, die de filegevoeligheid in de ochtendspits potentieel door het dak zal laten gaan. Door mijn mooie hoofdje te ruste te leggen in het reeds gememoreerde dorp aan de Vecht heb ik het bestaanbare probleemgeval Utrecht op voorhand getackeld.
Mijn voorwaar keizerlijke vertrek met bad grenst aan het rokersbalkon met recht-van-overpadoptie en kijkt uit over het bescheiden emplacement van station Breukelen, waarvan de overlast morgenochtend, een enkele losse pendelflodder tussen Utrecht Centraal en Schiphol daargelaten, minimaal zal zijn.
Tijdens het ochtendgloren ben ik minder in mijn nopjes met de ter beschikking gestelde wegwerpwashandjes: een waarschuwing dat de man zich dient te scheren voordat hij deze gezichtshygiëne bevorderende, doch rap desintegrerende lapjes stof met enig aplomb door de snoet haalt blijft ten enenmale achterwege. Voorzien van witte restanten wegwerpwashandje aanschouw ik de melange van louche figuren en zakenlieden (een Japanner draagt een overhemd dat op de rug is toegerust met het opstiksel Leader) die doorgaans de ontbijtzaal van een autosnelweghotel pleegt te occuperen.
Conform het advies van onze nationale luchthaven en mede dankzij de betrekkelijke rust op de weg meld ik mij liefst vier uur voor vertrek bij de incheckbalies, om een stief halfuur later aan te sluiten in de rij voor de security. Weliswaar verloopt de route kortdurend via tenten buiten de onroerende goederen, ik ben dermate van slag door de zeeën van tijd die mij resten om te lunchen en te winkelen dat ik door een attente passagier gewezen moet worden op het feit dat ik mijn portemonnee en mobiele telefoon in de bak heb laten liggen. Terwijl mijn spijsverteringsstelsel een broodje kipsalade met taugé van € 8,95 te verstouwen krijgt, denk ik: tot zover de rampspoed, het ontspannen kan beginnen. Op dat moment was ik mij echter nog niet bewust van de reputatie van de Portugese luchtvaartmaatschappij TAP.
Bij de gate waar de vlucht naar Lissabon om 13.55 uur gepland staat wissel ik enige beleefdheden, grappen en grollen uit met een ander, naar de Azoren afreizend gezelschap, om even later kennis te maken met de eerste leden van mijn eigen groep. Vervolgens ontspint zich een horrorscenario dat zelfs niet uit de pen van Stephen King had kunnen vloeien: de kist laat lang op zich wachten door toestandjes met tanken op het vliegveld van Lissabon; na het instappen staan we nog bijna anderhalf uur aan de grond doordat ons in het Portugese naar verluidt slurf noch bus ter beschikking staat; de aansluitende vlucht naar Ponta Delgada is evenzeer behept met een vertraging om u tegen te zeggen, maar we vissen niettemin achter het net; ons wordt medegedeeld dat er pas morgenavond weer stoelen vrij zijn voor ons en dat we naar een hotel aan de rand van Lissabon zullen worden gebracht; na wat vijven en zessen kunnen we toch nog met de late avondvlucht mee dankzij een vlucht uit Malaga met Azorengangers die dusdanig veel oponthoud hebben dat ze vandaag naar welke aansluiting dan ook kunnen fluiten; met drie kwartier vertraging beginnen we de Atlantische oversteek naar São Miguel; aldaar blijkt dat onze ruimbagage op het Iberisch schiereiland is achtergebleven; het hele reisgezelschap, uitgezonderd het drietal dat zo leep was louter met handbagage op pad te gaan, dient een papierwinkel te ondergaan, inclusief een nauwgezette omschrijving van het vermiste reisgoed, hetgeen gemiddeld tien minuten per persoon in beslag neemt; gedesillusioneerd, gedesoriënteerd en tot op de draad afgepeigerd betreden we om 3.00 uur 's nachts lokale tijd – 5.00 uur volgens de nog op Nederland afgestelde biologische klok – de hotellobby, waar een spreekwoordelijke stop of wat doorslaat als het dienstdoende personeel erop staat de paspoorten te controleren en een op staande voet in te vullen vragenlijst aan alle deelnemers te overhandigen.
Een korte, doch intense nachtrust.
Mijn voorwaar keizerlijke vertrek met bad grenst aan het rokersbalkon met recht-van-overpadoptie en kijkt uit over het bescheiden emplacement van station Breukelen, waarvan de overlast morgenochtend, een enkele losse pendelflodder tussen Utrecht Centraal en Schiphol daargelaten, minimaal zal zijn.
Tijdens het ochtendgloren ben ik minder in mijn nopjes met de ter beschikking gestelde wegwerpwashandjes: een waarschuwing dat de man zich dient te scheren voordat hij deze gezichtshygiëne bevorderende, doch rap desintegrerende lapjes stof met enig aplomb door de snoet haalt blijft ten enenmale achterwege. Voorzien van witte restanten wegwerpwashandje aanschouw ik de melange van louche figuren en zakenlieden (een Japanner draagt een overhemd dat op de rug is toegerust met het opstiksel Leader) die doorgaans de ontbijtzaal van een autosnelweghotel pleegt te occuperen.
Conform het advies van onze nationale luchthaven en mede dankzij de betrekkelijke rust op de weg meld ik mij liefst vier uur voor vertrek bij de incheckbalies, om een stief halfuur later aan te sluiten in de rij voor de security. Weliswaar verloopt de route kortdurend via tenten buiten de onroerende goederen, ik ben dermate van slag door de zeeën van tijd die mij resten om te lunchen en te winkelen dat ik door een attente passagier gewezen moet worden op het feit dat ik mijn portemonnee en mobiele telefoon in de bak heb laten liggen. Terwijl mijn spijsverteringsstelsel een broodje kipsalade met taugé van € 8,95 te verstouwen krijgt, denk ik: tot zover de rampspoed, het ontspannen kan beginnen. Op dat moment was ik mij echter nog niet bewust van de reputatie van de Portugese luchtvaartmaatschappij TAP.
Bij de gate waar de vlucht naar Lissabon om 13.55 uur gepland staat wissel ik enige beleefdheden, grappen en grollen uit met een ander, naar de Azoren afreizend gezelschap, om even later kennis te maken met de eerste leden van mijn eigen groep. Vervolgens ontspint zich een horrorscenario dat zelfs niet uit de pen van Stephen King had kunnen vloeien: de kist laat lang op zich wachten door toestandjes met tanken op het vliegveld van Lissabon; na het instappen staan we nog bijna anderhalf uur aan de grond doordat ons in het Portugese naar verluidt slurf noch bus ter beschikking staat; de aansluitende vlucht naar Ponta Delgada is evenzeer behept met een vertraging om u tegen te zeggen, maar we vissen niettemin achter het net; ons wordt medegedeeld dat er pas morgenavond weer stoelen vrij zijn voor ons en dat we naar een hotel aan de rand van Lissabon zullen worden gebracht; na wat vijven en zessen kunnen we toch nog met de late avondvlucht mee dankzij een vlucht uit Malaga met Azorengangers die dusdanig veel oponthoud hebben dat ze vandaag naar welke aansluiting dan ook kunnen fluiten; met drie kwartier vertraging beginnen we de Atlantische oversteek naar São Miguel; aldaar blijkt dat onze ruimbagage op het Iberisch schiereiland is achtergebleven; het hele reisgezelschap, uitgezonderd het drietal dat zo leep was louter met handbagage op pad te gaan, dient een papierwinkel te ondergaan, inclusief een nauwgezette omschrijving van het vermiste reisgoed, hetgeen gemiddeld tien minuten per persoon in beslag neemt; gedesillusioneerd, gedesoriënteerd en tot op de draad afgepeigerd betreden we om 3.00 uur 's nachts lokale tijd – 5.00 uur volgens de nog op Nederland afgestelde biologische klok – de hotellobby, waar een spreekwoordelijke stop of wat doorslaat als het dienstdoende personeel erop staat de paspoorten te controleren en een op staande voet in te vullen vragenlijst aan alle deelnemers te overhandigen.
Een korte, doch intense nachtrust.
Dag 2: Ponta Delgada – Furnas – Ponta Delgada
Zaterdag 10 september 2022
Zoals 24 uur per dag en zeven dagen in de week te doen gebruikelijk ligt er een deken van vochtige warmte over de mid-Atlantische archipel. Halverwege de ochtend rijden we oostwaarts over een heuse autosnelweg door een bont geschakeerd en uitbundig groen agrarisch landschap; de wegtrekkende buienwolken verklaren het lommerrijke aanzien van het eiland. Het infrastructurele paradepaardje van São Miguel gaat over in een kronkelende provinciale weg door de heuvels en raakt aan de bebouwde kom van Vila Franca do Campo, waar we voor de aanschaf van enige eerste dan wel tweede levensbehoeften in de ankers gaan bij een supermarkt respectievelijk het eerste van een trits Chinese winkeltjes van Sinkel die de komende twee weken onze levenswandel zullen kruisen. Een klinkerweg brengt ons tot vlakbij het Lagoa das Furnas, waar we een breed, geplaveid pad vinden rondom het meer. We passeren achtereenvolgens een pronte grafkapel, de eerste nog deels bloeiende hortensiastruiken van deze vakantie, bamboebosjes en, even van het pad af, de naar verluidt grootste kamerden van Europa. Via een smal bruggetje kruisen we een stroompje, waarin we een aantal felgekleurde kreeftjes kunnen bewonderen.
We zijn een uurtje aan het kuieren als we stuiten op de smokende, naar rotte eieren riekende getuigenis dat de Azoren van vulkanische oorsprong zijn, te weten een geothermisch veld met fumaroles en borrelende modderpoelen. Naast deze natuurlijke fenomenen treffen we hier talrijke door de mens gerealiseerde gaten in de grond aan, die nu eens niet als poor man's toilet fungeren, maar als kookgelegenheid: met behulp van aardwarmte wordt hier een lokale variant bereid van de cozido à portuguesa, een even nationaal als zwaar op de maag liggend gerecht met kool, wortel, aardappel en vlezen te kust en te keur. Al tijdens het krieken van de dag worden onderhavige ingrediënten in een enorme pan gekieperd, die op zijn beurt wordt afgedekt met een doek en een houten deksel en door twee krachtpatsers ter aarde wordt besteld. De stoofpot krijgt vervolgens een uurtje of zes à zeven de gelegenheid om te garen, waarna het rond lunchtijd in de lokale restaurants kan worden uitgeserveerd.
In het naburige stadje Furnas blijken haast alle drink- en eetgelegenheden Tony's te zijn gedoopt. In een van deze Tony's, een drukke, kantineachtige ruimte die gevuld is met lange tafels, een televisietoestel en een sfeerverhogend geroezemoes doen we ons te goed aan de cozido, vergezeld van een rood kantelwijntje van het Portugese vasteland. De mogelijkheid om uit te buiken in de botanische tuin laat ik links liggen, ten faveure van een slome rondwandeling door het schilderachtige plaatsje. Nadat de kerk een rouwstoet heeft uitgescheiden, trekt een stoet malse regenbuien over Furnas en vervoeg ik mij tot een overdekt terras bij een snackbar: Tony's Snack-Bar.
In Ponta Delgada laten we twee taxibusjes aanrukken om ons naar de Decathlon te vervoeren, vermits er nog geen spoor is van onze bagage en we dringend toe zijn aan schone kledij. Na een potje oud-Hollands labelknippen in de hotellobby en het provisorisch reinigen van ons vuile wasgoed lopen we op goed geluk het centrum in, waar we na enig dwalen buiten plaats kunnen nemen bij een eetcafeetje tegenover de bezienswaardige Sint-Sebastiaankerk. Voor een scheet en drie knikkers worden mij een kloeke bel lokale rode wijn en een rijkgevulde zwarte spaghetti met zeevruchten voorgezet.
We zijn een uurtje aan het kuieren als we stuiten op de smokende, naar rotte eieren riekende getuigenis dat de Azoren van vulkanische oorsprong zijn, te weten een geothermisch veld met fumaroles en borrelende modderpoelen. Naast deze natuurlijke fenomenen treffen we hier talrijke door de mens gerealiseerde gaten in de grond aan, die nu eens niet als poor man's toilet fungeren, maar als kookgelegenheid: met behulp van aardwarmte wordt hier een lokale variant bereid van de cozido à portuguesa, een even nationaal als zwaar op de maag liggend gerecht met kool, wortel, aardappel en vlezen te kust en te keur. Al tijdens het krieken van de dag worden onderhavige ingrediënten in een enorme pan gekieperd, die op zijn beurt wordt afgedekt met een doek en een houten deksel en door twee krachtpatsers ter aarde wordt besteld. De stoofpot krijgt vervolgens een uurtje of zes à zeven de gelegenheid om te garen, waarna het rond lunchtijd in de lokale restaurants kan worden uitgeserveerd.
In het naburige stadje Furnas blijken haast alle drink- en eetgelegenheden Tony's te zijn gedoopt. In een van deze Tony's, een drukke, kantineachtige ruimte die gevuld is met lange tafels, een televisietoestel en een sfeerverhogend geroezemoes doen we ons te goed aan de cozido, vergezeld van een rood kantelwijntje van het Portugese vasteland. De mogelijkheid om uit te buiken in de botanische tuin laat ik links liggen, ten faveure van een slome rondwandeling door het schilderachtige plaatsje. Nadat de kerk een rouwstoet heeft uitgescheiden, trekt een stoet malse regenbuien over Furnas en vervoeg ik mij tot een overdekt terras bij een snackbar: Tony's Snack-Bar.
In Ponta Delgada laten we twee taxibusjes aanrukken om ons naar de Decathlon te vervoeren, vermits er nog geen spoor is van onze bagage en we dringend toe zijn aan schone kledij. Na een potje oud-Hollands labelknippen in de hotellobby en het provisorisch reinigen van ons vuile wasgoed lopen we op goed geluk het centrum in, waar we na enig dwalen buiten plaats kunnen nemen bij een eetcafeetje tegenover de bezienswaardige Sint-Sebastiaankerk. Voor een scheet en drie knikkers worden mij een kloeke bel lokale rode wijn en een rijkgevulde zwarte spaghetti met zeevruchten voorgezet.
Dag 3: Ponta Delgada – Água de Alto – Ponta Delgada
Zondag 11 september 2022
We keren terug naar het winkelcentrum te Vila Franca do Campo en maken het koffiebarretje naast de supermarkt los als het gaat om belegde – en naar zal blijken tevens enigszins belegen – broodjes ten behoeve van de picknicklunch. De buschauffeur aanvaardt de stijging de heuvels in en zet ons in een haarspeldbocht af bij het begin van de wandeling naar het Lagoa do Fogo. Vlot bedwingen we de eerste hindernis in de vorm van een hek en achter een vervallen boerenschuur begint het brede grindpad te klimmen door een subtropisch bosparadijs.
Ondanks het in menig weerpraatje aangehaalde Azorenhoog is het Jorge-huilt-Jorge-lachtweer – hoe hoger, des te huiler – met daarnaast een krachtige wind, een weertype waar ik naar snakte na de veel te warme en veel te droge Nederlandse zomer. Het puik aangelegde pad blijft aldoor klimmen door en langs het bos, tussen hagen van hortensia's en langs weilandjes met of zonder koeien. Nu en dan zijn er fraaie doorkijkjes naar de zuidkust en de Atlantische Oceaan.
De nattigheid wordt hardnekkiger en de almaar vlageriger wordende wind jaagt mist tegen en over de hellingen. Inmiddels gehuld in regentenue zien we op het hoogste punt het kratermeer rechts in de diepte liggen, pal onder het wolkendek; de omliggende bergflanken worden goeddeels aan het gezicht onttrokken. Het pad begint allengs hoogte te verliezen en draait met de klok mee om het meer, en even voor een splitsing waar we neerstrijken voor het noenmaal neemt een onverhoedse windstoot mijn petje mee. Achter mij zie ik het in een sierlijke boog en met tegendraads effect in de diepte verdwijnen; een onverwacht, abrupt, maar ook visueel spectaculair afscheid.
Tijdens de thee breekt de zon door en komt er blauw in de lucht. We dalen verder af door een kloof en nemen even later een schitterend, weelderig groen pad parallel aan een zogeheten levada, een betonnen irrigatiekanaal waaraan in het bijzonder Madeira zijn reputatie als wandeleiland te danken heeft. Ten slotte volgen we steilere paadjes door een even gemengd als tropisch aandoend oerbos totdat we uitkomen bij de weg.
Vila Franca do Campo herbergt niet alleen een modern winkelcentrum, maar blijkt zich evenzeer te kunnen afficheren als het Thorn van de Azoren met zijn witte huizenblokken en dito kerk die een uitermate homogeen geheel vormen. Daar in dat kleine café aan de haven doen we een drankje en een queijadaatje, het fameuze cakeje waarmee Vila Franca do Campo de reisgidsen pleegt te bestormen. Teneinde het witte stadje vanuit een ander perspectief op waarde te schatten doen we de op enige hoogte opgetrokken kapel Nossa Senhora da Paz aan, op zichzelf al een attractie vanwege het trappenpad dat gesandwicht wordt door uitbundige hortensiapartijen en is voorzien van in typisch Portugees blauw tegelwerk uitgevoerde kruiswegstaties. De hoofdrol is echter weggelegd voor het adembenemende uitzicht.
Op aanraden van de buschauffeur, in het doordeweekse reilen en zeilen transporteur van lokaal gerstenat, wippen we nog even binnen bij een sportcafé avant la lettre, alvorens terug te keren naar Ponta Delgada. Aldus inhaleren we bij het scheiden van de markt nog een teug couleur locale: autochtonen van beiderlei kunne hangen staand aan de bar, luidop koutend dan wel gebiologeerd door het balletjetrap op de buis; een oud baasje spelt de krant in een hoek van het etablissement. De avond spenderen we in een met een ongedwongen sfeer behepte gasterij, waar ik opteer voor knoflooksoep en kabeljauw en anderen de gouden race van de Monegaskische halve Belg Max Verstappen op het circuit van Monza langs de meetlat leggen.
Ondanks het in menig weerpraatje aangehaalde Azorenhoog is het Jorge-huilt-Jorge-lachtweer – hoe hoger, des te huiler – met daarnaast een krachtige wind, een weertype waar ik naar snakte na de veel te warme en veel te droge Nederlandse zomer. Het puik aangelegde pad blijft aldoor klimmen door en langs het bos, tussen hagen van hortensia's en langs weilandjes met of zonder koeien. Nu en dan zijn er fraaie doorkijkjes naar de zuidkust en de Atlantische Oceaan.
De nattigheid wordt hardnekkiger en de almaar vlageriger wordende wind jaagt mist tegen en over de hellingen. Inmiddels gehuld in regentenue zien we op het hoogste punt het kratermeer rechts in de diepte liggen, pal onder het wolkendek; de omliggende bergflanken worden goeddeels aan het gezicht onttrokken. Het pad begint allengs hoogte te verliezen en draait met de klok mee om het meer, en even voor een splitsing waar we neerstrijken voor het noenmaal neemt een onverhoedse windstoot mijn petje mee. Achter mij zie ik het in een sierlijke boog en met tegendraads effect in de diepte verdwijnen; een onverwacht, abrupt, maar ook visueel spectaculair afscheid.
Tijdens de thee breekt de zon door en komt er blauw in de lucht. We dalen verder af door een kloof en nemen even later een schitterend, weelderig groen pad parallel aan een zogeheten levada, een betonnen irrigatiekanaal waaraan in het bijzonder Madeira zijn reputatie als wandeleiland te danken heeft. Ten slotte volgen we steilere paadjes door een even gemengd als tropisch aandoend oerbos totdat we uitkomen bij de weg.
Vila Franca do Campo herbergt niet alleen een modern winkelcentrum, maar blijkt zich evenzeer te kunnen afficheren als het Thorn van de Azoren met zijn witte huizenblokken en dito kerk die een uitermate homogeen geheel vormen. Daar in dat kleine café aan de haven doen we een drankje en een queijadaatje, het fameuze cakeje waarmee Vila Franca do Campo de reisgidsen pleegt te bestormen. Teneinde het witte stadje vanuit een ander perspectief op waarde te schatten doen we de op enige hoogte opgetrokken kapel Nossa Senhora da Paz aan, op zichzelf al een attractie vanwege het trappenpad dat gesandwicht wordt door uitbundige hortensiapartijen en is voorzien van in typisch Portugees blauw tegelwerk uitgevoerde kruiswegstaties. De hoofdrol is echter weggelegd voor het adembenemende uitzicht.
Op aanraden van de buschauffeur, in het doordeweekse reilen en zeilen transporteur van lokaal gerstenat, wippen we nog even binnen bij een sportcafé avant la lettre, alvorens terug te keren naar Ponta Delgada. Aldus inhaleren we bij het scheiden van de markt nog een teug couleur locale: autochtonen van beiderlei kunne hangen staand aan de bar, luidop koutend dan wel gebiologeerd door het balletjetrap op de buis; een oud baasje spelt de krant in een hoek van het etablissement. De avond spenderen we in een met een ongedwongen sfeer behepte gasterij, waar ik opteer voor knoflooksoep en kabeljauw en anderen de gouden race van de Monegaskische halve Belg Max Verstappen op het circuit van Monza langs de meetlat leggen.
Dag 4: Ponta Delgada – Sete Cidades – Ponta Delgada
Maandag 12 september 2022
Ter spendering van de laatste dag op São Miguel rijden we westwaarts in de richting van een caldeira die niet alleen qua afmetingen royaal is: in 1901, toen Portugal nog een monarchie was, werd de schoonheid ervan reeds onderkend door koning Carlos I en koningin Amélia, vanaf een uitzichtpunt dat daarom heden ten dage met de naam Visto do Rei door het leven gaat. De bodem van de krater is behept met een aantal meren, die bij helder weer een opvallend kleurverschil tentoonspreiden.
Onbelemmerd zicht is ons echter vooralsnog niet vergund: als we de autosnelweg hebben verruild voor een stijgende bergweg door een tafereel met heuvels, vulkanische kegels en door hortensiahagen dan wel houtwallen begrensde weides, gaat het onherroepelijk letterlijk de mist in. De wandeling neemt een aanvang bij een negentiende-eeuws aquaduct dat is overgeleverd aan de strapatsen van de natuur. Over een betonnen wasbordweg klimmen we vervolgens tegen de rand van de caldeira op, om deze bovengekomen kilometerslang te volgen over een brede zandweg. Nu eens gaat het omhoog en dan weer omlaag, maar de laagtes aan beide zijden – links de krater en rechts de kuststrook en de Atlantische Oceaan – weigeren aanvankelijk hun geheimen prijs te geven. Na een uur gaans trekt de mist zich echter enkele tientallen seconden terug, alsof de weergoden ons willen belonen voor de getrooste inspanningen, en kunnen we niets anders dan onze adem inhouden bij de woest aantrekkelijke aanblik van de meren, de kraterwanden, de graslanden en het dorpje Sete Cidades in de diepte. Schielijk sluit het grijze gordijn zich weer.
Tegen de middag heeft de zon genoeg kracht om, in eendrachtige samenwerking met de bries van zee, de mist op te ruimen en is de mooiste dag tot nu toe, zowel weer- als wandeltechnisch, een feit. Het naar de grote plas aflopende land aan de rechterhand is er een van het kleinschalig agrarische snit, ruim voorzien van koeien en her en der doorsneden door heggen en beboste beekdalen. We vinden een open plek met een subliem uitzicht op de caldeira, waar ik mijn met de blote knuisten geprepareerde broodjes verorber, belegd met de Tsjernobylste chorizo die ik in de supermarkt vinden kon.
Na de gastronomische onderbreking vervolgen we het pad over de kraterrand, waarna een ruraal, sterk dalend betonplatenweggetje ons in de bebouwde kom van het aan de oever gelegen Sete Cidades brengt. Het café tegenover het idyllische laantje naar de kerk houdt Ruhetag, waardoor we voor een koele versnapering veroordeeld zijn tot Green Love; een niet bepaald alledaagse naam voor een eivol, beduimeld en luidruchtig etablissement in de zakelijke stijl van een AC Restaurant.
Met de bus worden we, via het kleine, maar fijne Lagoa de Santiago, naar het voor Azorische begrippen toeristische Visto do Rei vervoerd, met de fabuleuze wandeltocht nog vers in de benen mosterd na de maaltijd. Onderhavige trekpleister kent echter een tweede blikvanger, te weten het betonnen karkas van wat ooit een megalomaan vijfsterrenhotel was. De korte geschiedenis van dit voormalige Monte Palace kent opvallende parallellen met de levensloop van het Oriental Palace te Breukelen: uit de grond gestampt op de ondoordachtst denkbare locatie – op een eenzame heuveltop ver weg van basale voorzieningen, laat staan de bewoonde wereld, waar het tweehonderd dagen per jaar regent en het reisfolderpanorama op de caldeira dikwijls schuilgaat achter laaghangende bewolking, dit alles op een perifeer eiland in een geïsoleerde archipel, respectievelijk in een weiland tussen infrastructurele slagaders met op loopafstand enkel een bloedeloos dorp aan gene zijde van het Amsterdam-Rijnkanaal –, brandend van ambitie, blaartrekkend pretentieus en over de kop gegaan voor de exploitatie goed en wel is begonnen. De overeenkomsten houden echter op bij het ontbreken van een Gerrit van der Valk op de Azoren; ironisch genoeg is er naar verluidt Chinese interesse om het gevandaliseerde spookhotel nieuw leven in te blazen.
Een vast gegeven van een groepsreis is het bezoek aan een pottenbakkerij, een tapijtenfabriek of een kaasboerderij. Op de Azoren wordt deze rol vervuld door een ananaskwekerij. Het doel van dit programmaonderdeel – geld wegbrengen – mag dan niet verrassend zijn, de locatie is dat wel: de kassen bevinden zich middenin een gribuswijk van Ponta Delgada. Al snel heeft de reisbegeleidster echter al in het snotje dat de interesse voor een ananashapje, ananassapje of ananaslikeurtje suboptimaal is, en we worden dan ook terstond afgeleverd bij het hotel.
Aangezien we morgen in alle vroegte naar Terceira vliegen, maak ik van de laatste gelegenheid gebruik het historische centrum van Ponta Delgada enige aandacht te schenken. Nadat ik met behulp van een simpel hotelscheersetje een bloedbad heb aangericht in de badkamer, wend ik mij tot het modale buffet in het hotelrestaurant.
Onbelemmerd zicht is ons echter vooralsnog niet vergund: als we de autosnelweg hebben verruild voor een stijgende bergweg door een tafereel met heuvels, vulkanische kegels en door hortensiahagen dan wel houtwallen begrensde weides, gaat het onherroepelijk letterlijk de mist in. De wandeling neemt een aanvang bij een negentiende-eeuws aquaduct dat is overgeleverd aan de strapatsen van de natuur. Over een betonnen wasbordweg klimmen we vervolgens tegen de rand van de caldeira op, om deze bovengekomen kilometerslang te volgen over een brede zandweg. Nu eens gaat het omhoog en dan weer omlaag, maar de laagtes aan beide zijden – links de krater en rechts de kuststrook en de Atlantische Oceaan – weigeren aanvankelijk hun geheimen prijs te geven. Na een uur gaans trekt de mist zich echter enkele tientallen seconden terug, alsof de weergoden ons willen belonen voor de getrooste inspanningen, en kunnen we niets anders dan onze adem inhouden bij de woest aantrekkelijke aanblik van de meren, de kraterwanden, de graslanden en het dorpje Sete Cidades in de diepte. Schielijk sluit het grijze gordijn zich weer.
Tegen de middag heeft de zon genoeg kracht om, in eendrachtige samenwerking met de bries van zee, de mist op te ruimen en is de mooiste dag tot nu toe, zowel weer- als wandeltechnisch, een feit. Het naar de grote plas aflopende land aan de rechterhand is er een van het kleinschalig agrarische snit, ruim voorzien van koeien en her en der doorsneden door heggen en beboste beekdalen. We vinden een open plek met een subliem uitzicht op de caldeira, waar ik mijn met de blote knuisten geprepareerde broodjes verorber, belegd met de Tsjernobylste chorizo die ik in de supermarkt vinden kon.
Na de gastronomische onderbreking vervolgen we het pad over de kraterrand, waarna een ruraal, sterk dalend betonplatenweggetje ons in de bebouwde kom van het aan de oever gelegen Sete Cidades brengt. Het café tegenover het idyllische laantje naar de kerk houdt Ruhetag, waardoor we voor een koele versnapering veroordeeld zijn tot Green Love; een niet bepaald alledaagse naam voor een eivol, beduimeld en luidruchtig etablissement in de zakelijke stijl van een AC Restaurant.
Met de bus worden we, via het kleine, maar fijne Lagoa de Santiago, naar het voor Azorische begrippen toeristische Visto do Rei vervoerd, met de fabuleuze wandeltocht nog vers in de benen mosterd na de maaltijd. Onderhavige trekpleister kent echter een tweede blikvanger, te weten het betonnen karkas van wat ooit een megalomaan vijfsterrenhotel was. De korte geschiedenis van dit voormalige Monte Palace kent opvallende parallellen met de levensloop van het Oriental Palace te Breukelen: uit de grond gestampt op de ondoordachtst denkbare locatie – op een eenzame heuveltop ver weg van basale voorzieningen, laat staan de bewoonde wereld, waar het tweehonderd dagen per jaar regent en het reisfolderpanorama op de caldeira dikwijls schuilgaat achter laaghangende bewolking, dit alles op een perifeer eiland in een geïsoleerde archipel, respectievelijk in een weiland tussen infrastructurele slagaders met op loopafstand enkel een bloedeloos dorp aan gene zijde van het Amsterdam-Rijnkanaal –, brandend van ambitie, blaartrekkend pretentieus en over de kop gegaan voor de exploitatie goed en wel is begonnen. De overeenkomsten houden echter op bij het ontbreken van een Gerrit van der Valk op de Azoren; ironisch genoeg is er naar verluidt Chinese interesse om het gevandaliseerde spookhotel nieuw leven in te blazen.
Een vast gegeven van een groepsreis is het bezoek aan een pottenbakkerij, een tapijtenfabriek of een kaasboerderij. Op de Azoren wordt deze rol vervuld door een ananaskwekerij. Het doel van dit programmaonderdeel – geld wegbrengen – mag dan niet verrassend zijn, de locatie is dat wel: de kassen bevinden zich middenin een gribuswijk van Ponta Delgada. Al snel heeft de reisbegeleidster echter al in het snotje dat de interesse voor een ananashapje, ananassapje of ananaslikeurtje suboptimaal is, en we worden dan ook terstond afgeleverd bij het hotel.
Aangezien we morgen in alle vroegte naar Terceira vliegen, maak ik van de laatste gelegenheid gebruik het historische centrum van Ponta Delgada enige aandacht te schenken. Nadat ik met behulp van een simpel hotelscheersetje een bloedbad heb aangericht in de badkamer, wend ik mij tot het modale buffet in het hotelrestaurant.
Dag 5: Ponta Delgada – Praia da Vitória (Terceira) – Angra do Heroísmo – Praia da Vitória
Dinsdag 13 september 2022
Met een onbestemd gevoel super-G ik voor dag en dauw rond de uitgestalde ontbijtwaren. Hedenochtend zullen we naar het tweede eiland van de reis vliegen, dat vertaald uit het Portugees gek genoeg Derde heet – Terceira. Ondanks de perikelen met de spoorloze ruimbagage heb ik met volle teugen genoten van de natuur, de alleraardigste plaatsjes en de dito inwoners van São Miguel, en zelfs van de noodgedwongen shopsessie in de Decathlon wisten we het beste te maken. Ik zou derhalve niet tegengesputterd hebben als we nog enkele dagen hadden kunnen blijven, al was het maar om het moment af te wachten dat onze koffers Ponta Delgada zouden bereiken. Nu het eilandhoppen een aanvang neemt en het lot van de bagage nog immer in nevelen gehuld is, is het allerminst ondenkbaar dat we het ook de komende anderhalve week zullen moeten rooien met onze schamele bloemlezing uit de Quechua-catalogus.
Het vliegveld is al in zicht als een reisgenote verneemt dat onze bagage op de Azoren zou zijn gearriveerd. In plaats van de incheckbalie vervoegen we ons dan ook fluks tot de afdeling gevonden voorwerpen, waar de twee dames van dienst weinig genegen zijn om spoedig een einde aan onze onzekerheid te maken. Een zenuwslopend uur volgt, waarna we ten langen leste een voor een worden herenigd met onze spullen, om deze meteen weer aan de goden over te leveren tijdens het inchecken. Een vlucht van een klein halfuur en een kort busritje brengen ons op Terceira respectievelijk ons hotel te Praia da Vitória op loopafstand van het compacte centrum.
Het pronkjuweel van het eiland is het zuidelijker gelegen Angra do Heroísmo – met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het meest passief-agressief klinkende toponiem ter wereld. Het is de bisschopszetel van de Azoren en het kan bovenal een binnenstad overleggen die op de Werelderfgoedlijst is geplaatst. Daarnaast herbergt Angra het Wembley van het Azorisch stierenvechten – waarbij, in tegenstelling tot bij de continentale varianten, de dieren niet opzettelijk worden verwond of gedood. Als de openbare bus die we hebben genomen de rotonde voor onderhavig stadion oprijdt, is een afkeurende blik op het monsterlijke beeldhouwwerk van twee stieren niet te vermijden.
Angra do Heroísmo is met de ananaskassen van gisteren verwikkeld in een play-off om het regionale kampioenschap broeierigheid. Met mijn verbrande hoofdhuid in een nagelnieuw petje gedompeld eet ik een broodje aan het water en vertoef ik een paar uurtjes in een greep uit het stratenaanbod. Het stadje is prachtig gerestaureerd nadat het op Nieuwjaarsdag van 1980 een zware aardbeving verre van ongeschonden had doorstaan. Halverwege de middag krijgt de onaangename warmte sluipenderwijs de overhand op de schilderachtige klinkerstraatjes vol statige panden, de pastelkleurige kerken en de sierlijke balkons en neem ik een bus, die me doorheen een lint van plaatsjes, waaronder Fonte do Bastardo, terugbrengt naar Praia. Het weer kunnen beschikken over mijn zwembroek vertaalt zich in een verfrissende en ontspannende duik in de binnentuin van het hotel, terwijl een voor de buienradars van deze wereld amper te registeren regen neerdaalt.
's Avonds vinden we een uitstekend visrestaurant in een onopvallend straatje ter hoogte van de haven. We zijn in een uitgelaten stemming: er wordt gelachen dat het een aard heeft, de wijn van de nog te bepotelen Azoor Pico vloeit rijkelijk en we laten de even innemende als kordate serveerster haar verkooptalenten maximaal benutten.
Het vliegveld is al in zicht als een reisgenote verneemt dat onze bagage op de Azoren zou zijn gearriveerd. In plaats van de incheckbalie vervoegen we ons dan ook fluks tot de afdeling gevonden voorwerpen, waar de twee dames van dienst weinig genegen zijn om spoedig een einde aan onze onzekerheid te maken. Een zenuwslopend uur volgt, waarna we ten langen leste een voor een worden herenigd met onze spullen, om deze meteen weer aan de goden over te leveren tijdens het inchecken. Een vlucht van een klein halfuur en een kort busritje brengen ons op Terceira respectievelijk ons hotel te Praia da Vitória op loopafstand van het compacte centrum.
Het pronkjuweel van het eiland is het zuidelijker gelegen Angra do Heroísmo – met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het meest passief-agressief klinkende toponiem ter wereld. Het is de bisschopszetel van de Azoren en het kan bovenal een binnenstad overleggen die op de Werelderfgoedlijst is geplaatst. Daarnaast herbergt Angra het Wembley van het Azorisch stierenvechten – waarbij, in tegenstelling tot bij de continentale varianten, de dieren niet opzettelijk worden verwond of gedood. Als de openbare bus die we hebben genomen de rotonde voor onderhavig stadion oprijdt, is een afkeurende blik op het monsterlijke beeldhouwwerk van twee stieren niet te vermijden.
Angra do Heroísmo is met de ananaskassen van gisteren verwikkeld in een play-off om het regionale kampioenschap broeierigheid. Met mijn verbrande hoofdhuid in een nagelnieuw petje gedompeld eet ik een broodje aan het water en vertoef ik een paar uurtjes in een greep uit het stratenaanbod. Het stadje is prachtig gerestaureerd nadat het op Nieuwjaarsdag van 1980 een zware aardbeving verre van ongeschonden had doorstaan. Halverwege de middag krijgt de onaangename warmte sluipenderwijs de overhand op de schilderachtige klinkerstraatjes vol statige panden, de pastelkleurige kerken en de sierlijke balkons en neem ik een bus, die me doorheen een lint van plaatsjes, waaronder Fonte do Bastardo, terugbrengt naar Praia. Het weer kunnen beschikken over mijn zwembroek vertaalt zich in een verfrissende en ontspannende duik in de binnentuin van het hotel, terwijl een voor de buienradars van deze wereld amper te registeren regen neerdaalt.
's Avonds vinden we een uitstekend visrestaurant in een onopvallend straatje ter hoogte van de haven. We zijn in een uitgelaten stemming: er wordt gelachen dat het een aard heeft, de wijn van de nog te bepotelen Azoor Pico vloeit rijkelijk en we laten de even innemende als kordate serveerster haar verkooptalenten maximaal benutten.
Dag 6: Praia da Vitória – Serreta – Biscoitos – Praia da Vitória
Woensdag 14 september 2022
We nemen de overdadig geproportioneerde autoweg naar gene zijde van Terceira, teneinde via een halfopen boerenland met door lavamuurtjes van elkaar gescheiden percelen uit te komen in een lommerrijk natuurgebied even buiten de bebouwing van Serreta. De markeringen leiden ons over een flinke klim door een weelderig oerbos, dat her en der wijkt ten gunste van golvende weilanden met Hollandse koeien. Aanvankelijk bewandelen we een breed pad, dat echter gaandeweg smaller en drassiger wordt, nu eens overgaat in een holle weg door een overgroeid lavaveld en dan weer via treden doorstijgt. Daar waar het uitzicht niet wordt belemmerd door geboomte dan wel hortensiahagen kijken we uit over de weidse oceaan. Qua luchtvochtigheid wanen we ons in Burgers' Bush en het rommelt onophoudelijk. Telkens lijkt de donder te naderen, om zich even later weer terug te trekken. Ter hoogte van een open grasland met grazende koeien bereiken we een pas waar we even rusten, temeer daar het er minder klam aanvoelt. Een glibberig, steil zijpaadje leidt naar een vista, maar nog voordat we het meertje in zicht krijgen begint het pijpenstelen te regenen. We keren om en eten langs het hoofdpad ons brood, terwijl het droog is geworden en de zon zich laat zien. Aantrekkelijke kronkelpaadjes door subtropische vegetatie completeren zowel de rondwandeling als het respectabele aantal hoogtemeters.
Onze buschauffeur houdt halt in Biscoitos, waar een achttiende-eeuwse lavastroom in zee uitmondt. In deze op het eerste gezicht onooglijke vlek wordt op bescheiden schaal wijnbouw bedreven; daarnaast zijn er tussen de grillige lavaformaties aan de kust natuurlijke baden te vinden. Ik laat een duik aan me voorbijgaan en tuur in plaats daarvan naar de wilde golven die uiteenspatten op de zwarte rotsen.
Even verderop dalen we af in een grot genaamd Algar do Carvão, feitelijk een holle pijp van vulkanische origine. De kratermond is weelderig begroeid, waarna betonnen trappen uitkomen in een zaal met prachtige kleuren; nog dieper is een even kraakheldere als ondergrondse poel. Ten slotte nemen we de oude klinkerweg tussen Angra en Praia, waar we tegen het vallen van de avond nog enkele minuten halteren bij een panorama over het schaakbordpatroon van landerijen dat de oostelijke helft van Terceira karakteriseert.
Na een lange dag strijken we neer bij een eetgelegenheid aan het water, waar mijn keuze andermaal valt op een op vis gestoelde maaltijd en de regen met bakken uit de lucht komt.
Onze buschauffeur houdt halt in Biscoitos, waar een achttiende-eeuwse lavastroom in zee uitmondt. In deze op het eerste gezicht onooglijke vlek wordt op bescheiden schaal wijnbouw bedreven; daarnaast zijn er tussen de grillige lavaformaties aan de kust natuurlijke baden te vinden. Ik laat een duik aan me voorbijgaan en tuur in plaats daarvan naar de wilde golven die uiteenspatten op de zwarte rotsen.
Even verderop dalen we af in een grot genaamd Algar do Carvão, feitelijk een holle pijp van vulkanische origine. De kratermond is weelderig begroeid, waarna betonnen trappen uitkomen in een zaal met prachtige kleuren; nog dieper is een even kraakheldere als ondergrondse poel. Ten slotte nemen we de oude klinkerweg tussen Angra en Praia, waar we tegen het vallen van de avond nog enkele minuten halteren bij een panorama over het schaakbordpatroon van landerijen dat de oostelijke helft van Terceira karakteriseert.
Na een lange dag strijken we neer bij een eetgelegenheid aan het water, waar mijn keuze andermaal valt op een op vis gestoelde maaltijd en de regen met bakken uit de lucht komt.
Dag 7: Praia da Vitória – Velas (São Jorge) – Sete Fontes – Velas
Donderdag 15 september 2022
We zeggen adeus tegen Terceira en vliegen door naar São Jorge.
Het verblijf op onderhavige lange, doch smalle landmassa is schijnbaar vanzelfsprekend opgenomen in het programma, maar leek in het vroege voorjaar minder voor de hand te liggen: een zwerm aardbevingen, die op zeker moment zelfs werd vermeld in het reisadvies van Portugal, liet de grond rond de hoofdplaats Velas trillen en het scenario van een vulkaanuitbarsting, dat vorig jaar werkelijkheid werd op het Canarische eiland La Palma, leek gerecycleerd te gaan worden op de Azoren. Na de serie meestentijds niet of nauwelijks voelbare schokken keerde de seismische rust echter weer terug op het sigaarvormige eiland.
We tijgen naar het mondeinde van de bolknak, waar we bij aankomst worden belaagd door een kolonie tamme eenden en ganzen die het heeft voorzien op ons middagmaal. Gelaafd en gevoederd slaan we een roestbruine landweg in, die ons, hoog boven de noordelijke kust, zonder al te veel klimmen en dalen tot vlak voor een verlaten vuurtoren op het westelijke uiteinde van São Jorge brengt. Glooiende weides, lage muurtjes van lavastenen en enige bosschages zijn ons deel, maar het blikveld wordt gedomineerd – en zal tot de terugreis naar Nederland worden gedomineerd – door de immense, 2.351 meter hoge vulkaan Pico op het gelijknamige buureiland, de enige tweeduizender van Portugal. We verlaten het gemarkeerde GR-pad en lopen oostwaarts terug, nu langs de middels kliffen verfraaide zuidkust. De laatste kilometer gebruiken we om op te drogen van een regenbui die even snel de plaat poetste als hij kwam opzetten.
In de namiddag installeren we ons in ons hotel in Velas, op een haar na een luxe resort met een zwembad en een palmentuin, die beide uitzien op de azuurblauwe zeestraat tussen São Jorge en Pico en het silhouet van de reeds gememoreerde, in een grijs verleden vuurspuwende berg.
We bewandelen de met bankjes en planten geoutilleerde zeepromenade en stuiten op het sfeervolle kerkplein, dat samen met de belendende voetgangerszone het horeca-accentgebied van Velas vormt. We krijgen een tafel op een dakterras, waar we ons andermaal laten bewijnen en ik opteer voor de, naar zal blijken, voortreffelijk bereide inktvis. Voor het slapengaan nip ik nog aan een Portugese cognac.
Het verblijf op onderhavige lange, doch smalle landmassa is schijnbaar vanzelfsprekend opgenomen in het programma, maar leek in het vroege voorjaar minder voor de hand te liggen: een zwerm aardbevingen, die op zeker moment zelfs werd vermeld in het reisadvies van Portugal, liet de grond rond de hoofdplaats Velas trillen en het scenario van een vulkaanuitbarsting, dat vorig jaar werkelijkheid werd op het Canarische eiland La Palma, leek gerecycleerd te gaan worden op de Azoren. Na de serie meestentijds niet of nauwelijks voelbare schokken keerde de seismische rust echter weer terug op het sigaarvormige eiland.
We tijgen naar het mondeinde van de bolknak, waar we bij aankomst worden belaagd door een kolonie tamme eenden en ganzen die het heeft voorzien op ons middagmaal. Gelaafd en gevoederd slaan we een roestbruine landweg in, die ons, hoog boven de noordelijke kust, zonder al te veel klimmen en dalen tot vlak voor een verlaten vuurtoren op het westelijke uiteinde van São Jorge brengt. Glooiende weides, lage muurtjes van lavastenen en enige bosschages zijn ons deel, maar het blikveld wordt gedomineerd – en zal tot de terugreis naar Nederland worden gedomineerd – door de immense, 2.351 meter hoge vulkaan Pico op het gelijknamige buureiland, de enige tweeduizender van Portugal. We verlaten het gemarkeerde GR-pad en lopen oostwaarts terug, nu langs de middels kliffen verfraaide zuidkust. De laatste kilometer gebruiken we om op te drogen van een regenbui die even snel de plaat poetste als hij kwam opzetten.
In de namiddag installeren we ons in ons hotel in Velas, op een haar na een luxe resort met een zwembad en een palmentuin, die beide uitzien op de azuurblauwe zeestraat tussen São Jorge en Pico en het silhouet van de reeds gememoreerde, in een grijs verleden vuurspuwende berg.
We bewandelen de met bankjes en planten geoutilleerde zeepromenade en stuiten op het sfeervolle kerkplein, dat samen met de belendende voetgangerszone het horeca-accentgebied van Velas vormt. We krijgen een tafel op een dakterras, waar we ons andermaal laten bewijnen en ik opteer voor de, naar zal blijken, voortreffelijk bereide inktvis. Voor het slapengaan nip ik nog aan een Portugese cognac.
Dag 8: Velas
Vrijdag 16 september 2022
Het is zonnig en met de kennis van nu heeft Pluvius van zijn leidinggevende vernomen dat hij terstond het metaforische waterpeil in zijn verlofurenstuwmeer dient te verlagen. De reisorganisatie heeft vandaag niet in een programma voorzien en dus moeten er op eigen houtje knopen worden doorgehakt. Op een wandelreis ligt een voettocht voor de hand, maar het vakantiefolderzwembad lonkt – met succes, zo zal aan het licht komen.
Na een duchtig robbertje uitslapen en een loom ontbijt schort ik de chillaxsessie in kwestie nog even op. Aan de rand van Velas priemt een schiereilandje dat is behept met de Morro Grande Picowaarts; dit 165 meter hoge restant van een vulkanische kegel smeekt om te worden beklommen. Achter een kapelletje vind ik het pad dat met een te verhapstukken hellingspercentage naar de top voert. Daar aangekomen zijn de contouren van Pico en Faial moeiteloos te onderscheiden; mijn blik wendend tot over mijn rechterschouder ontwaar ik de kliffen en golvende weides van São Jorge. Op het plateautje houden zich tevens de overblijfselen op van een uitkijkpost die in vroeger tijden werd gebruikt voor de walvisjacht. De torenstomp biedt tegenwoordig menig schaduwrijke schuilplaats voor de talloze hagedissen die de heuveltop bevolken.
Eenmaal weer beneden flaneer ik naar het knusse dorpscentrum met zijn autovrije winkelpromenade die afloopt naar de kerk en gebruik ik voor een scheet en drie knikkers te midden van louter locals een eenvoudige warme lunch: gebonden kippensoep met kool en wortel en een lauwe kabeljauwsalade met aardappel, kool, bonen en ei.
En dan wordt een gedegen zwembadervaring ten langen leste werkelijkheid.
's Avonds eet ik rijst met zeevruchten bij hetzelfde restaurantje, in het warme gezelschap van het merendeel van de groep, ruim binnen gehoorsafstand van de kerkklokken.
Na een duchtig robbertje uitslapen en een loom ontbijt schort ik de chillaxsessie in kwestie nog even op. Aan de rand van Velas priemt een schiereilandje dat is behept met de Morro Grande Picowaarts; dit 165 meter hoge restant van een vulkanische kegel smeekt om te worden beklommen. Achter een kapelletje vind ik het pad dat met een te verhapstukken hellingspercentage naar de top voert. Daar aangekomen zijn de contouren van Pico en Faial moeiteloos te onderscheiden; mijn blik wendend tot over mijn rechterschouder ontwaar ik de kliffen en golvende weides van São Jorge. Op het plateautje houden zich tevens de overblijfselen op van een uitkijkpost die in vroeger tijden werd gebruikt voor de walvisjacht. De torenstomp biedt tegenwoordig menig schaduwrijke schuilplaats voor de talloze hagedissen die de heuveltop bevolken.
Eenmaal weer beneden flaneer ik naar het knusse dorpscentrum met zijn autovrije winkelpromenade die afloopt naar de kerk en gebruik ik voor een scheet en drie knikkers te midden van louter locals een eenvoudige warme lunch: gebonden kippensoep met kool en wortel en een lauwe kabeljauwsalade met aardappel, kool, bonen en ei.
En dan wordt een gedegen zwembadervaring ten langen leste werkelijkheid.
's Avonds eet ik rijst met zeevruchten bij hetzelfde restaurantje, in het warme gezelschap van het merendeel van de groep, ruim binnen gehoorsafstand van de kerkklokken.
Dag 9: Velas – Caldeira de Cima – Velas
Zaterdag 17 september 2022
Vanuit het vliegtuig hadden we al gezien dat de noordkust van São Jorge nogal spectaculair is: groene, steil uit zee oprijzende wanden, van elkaar gescheiden door al even groene kloven. En dan is er ook nog een fenomeen dat in het Portugees fajã wordt genoemd: vlakke, vruchtbare landtongen, bestaande uit hetzij gestolde lava, hetzij het puin van bezweken kliffen, op enkele waarvan zelfs dorpjes zijn verrezen. Het is dan ook geen toeval dat dit het decor is van de vandage wandeling.
We worden pal op de centrale graat van het eiland de bus uit gebonjourd, op een slordige 700 meter hoogte, en na een kort klimmetje volgt een lange, steile afdaling tot op zeeniveau over smalle, glibberige en somtijds rotsige paadjes doorheen een vallei. We zijn omgeven door een halfopen, laag bos en kijken uit over de oceaan in de verte; tegen de hellingen hangen wollige wolkenplukken, als de restanten van wegwerpwashandjes in ontluikende baardgroei. Een uur of twee gaans verderop volgen we een beekje in de richting van de kust en dan kan het fajãhoppen een aanvang nemen. Onmiddellijk bereiken we de Fajã da Caldeira de Santo Cristo met zijn kenmerkende lagune; we zijgen er neer in het gras voor een natje en een droogje. In het van karakter uitpuilende gehucht blijkt het café-restaurant te zijn geopend en staat er een welkome soep op het vuur.
We wijken niet af van het onverharde weggetje langs de ruige noordkust, dat nog een tweetal colletjes van de tweede categorie blijkt te herbergen. De fajãdorpjes liggen bijzonder afgelegen en het enige gemotoriseerde verkeer wordt gevormd door quads, die hier worden ingezet voor het personenvervoer en ter bevoorrading van de nederzettingen. Niet zelden moeten we dan ook aan de kant om een dergelijk scheurijzer te laten passeren. Ter hoogte van de Fajã dos Cubres, dat wordt gesierd door een meertje, begint onze fajãconditie respect afdwingende vormen aan te nemen; aan het uitnutten hiervan komen we echter niet toe, vermits de parkeerplaats reeds in zicht is, evenals een eenvoudige kiosk die blijkt te zijn geoutilleerd met een koelkast vol blikjes koude cola.
Vanaf een uitzichtpunt werpen we een laatste blik op het spectaculaire landschap dat we mochten bewandelen, we laten de receptie een eetgelegenheid voor de avond reserveren en doen een welverdiend bommetje in het zwembad.
We worden pal op de centrale graat van het eiland de bus uit gebonjourd, op een slordige 700 meter hoogte, en na een kort klimmetje volgt een lange, steile afdaling tot op zeeniveau over smalle, glibberige en somtijds rotsige paadjes doorheen een vallei. We zijn omgeven door een halfopen, laag bos en kijken uit over de oceaan in de verte; tegen de hellingen hangen wollige wolkenplukken, als de restanten van wegwerpwashandjes in ontluikende baardgroei. Een uur of twee gaans verderop volgen we een beekje in de richting van de kust en dan kan het fajãhoppen een aanvang nemen. Onmiddellijk bereiken we de Fajã da Caldeira de Santo Cristo met zijn kenmerkende lagune; we zijgen er neer in het gras voor een natje en een droogje. In het van karakter uitpuilende gehucht blijkt het café-restaurant te zijn geopend en staat er een welkome soep op het vuur.
We wijken niet af van het onverharde weggetje langs de ruige noordkust, dat nog een tweetal colletjes van de tweede categorie blijkt te herbergen. De fajãdorpjes liggen bijzonder afgelegen en het enige gemotoriseerde verkeer wordt gevormd door quads, die hier worden ingezet voor het personenvervoer en ter bevoorrading van de nederzettingen. Niet zelden moeten we dan ook aan de kant om een dergelijk scheurijzer te laten passeren. Ter hoogte van de Fajã dos Cubres, dat wordt gesierd door een meertje, begint onze fajãconditie respect afdwingende vormen aan te nemen; aan het uitnutten hiervan komen we echter niet toe, vermits de parkeerplaats reeds in zicht is, evenals een eenvoudige kiosk die blijkt te zijn geoutilleerd met een koelkast vol blikjes koude cola.
Vanaf een uitzichtpunt werpen we een laatste blik op het spectaculaire landschap dat we mochten bewandelen, we laten de receptie een eetgelegenheid voor de avond reserveren en doen een welverdiend bommetje in het zwembad.
Dag 10: Velas – Madalena (Pico) – Furna de Frei Matias – Madalena
Zondag 18 september 2022
We hebben kaartjes voor de eerste afvaart naar Pico en derhalve roept de plicht op matineuze wijze voor onze respectievelijke spijsverteringsstelsels. Teneinde de tijdens het ontbijt getrooste moeite niet op stel en sprong ongedaan te maken is het horizonnetjeturen geblazen, maar dat is nog geen sinecure, gezien de aandacht die opgeëist wordt door de zonsopkomst en de machtige vulkaan, welke laatste zich in vol ornaat laat bewonderen. We arriveren dermate vroeg in het tegenover de veerhaven van Madalena gesitueerde hotel dat we er nog van het ontbijtbuffet gebruik kunnen maken.
Ik verenig het nuttige met het aangename door de gang naar de supermarkt te combineren met het vastleggen van wat couleur locale: een Chinese Action, een grijpmachine met behoorlijk gelijkende Cristiano Ronaldo-poppetjes en de lokale outdoorzaak met de curieuze naam Sniper.
In de loop van de ochtend worden we afgezet bij Furna de Frei Matias, een lavatunnel die naar verluidt is vernoemd naar ene broeder Matthias die hier, bevreesd als hij was voor piraten, een kluizenaarsbestaan leidde. Het begin van de wandelroute terug naar Madalena laat zich aanvankelijk niet eenvoudig vinden; we doorkruisen een aantal overgroeide weilandjes met verraderlijke kuilen, klauteren over instabiele lavamuurtjes en vinden een potentiële enkelsloper in de vorm van een rustiek koeienpad, dat enkel nog door eigenwijze dan wel verdwaalde wandelaars wordt bepoteld – het vee prefereert tegenwoordig de voorbeeldig geasfalteerde doorgaande verkeersweg, zoals we op de heenweg konden constateren. Ten slotte dalen we nagenoeg liniaalrecht af naar Madalena over brede zandwegen door een met lavamuurtjes doorspekt boerenland, in de helaas slechts spreekwoordelijke schaduw van de Pico, die geleidelijk wordt omspoeld door wolken. Voor ons is het op een steenworp afstand gelegen eiland Faial niet te missen.
Madalena, de hoofdplaats van Pico, is een langgerekt oord en ontbeert een klassieke stedenbouwkundige structuur. Waar het hotel, de veerhaven, de kerk en de supermarkt zich in een straal van ternauwernood honderd meter ophouden, zijn de meeste restaurants gevestigd langs een uitvalsweg en aan de rand van het dorp. We hebben zodoende reeds een flinke tippel achter de kiezen als de menukaarten worden gebracht.
Ik verenig het nuttige met het aangename door de gang naar de supermarkt te combineren met het vastleggen van wat couleur locale: een Chinese Action, een grijpmachine met behoorlijk gelijkende Cristiano Ronaldo-poppetjes en de lokale outdoorzaak met de curieuze naam Sniper.
In de loop van de ochtend worden we afgezet bij Furna de Frei Matias, een lavatunnel die naar verluidt is vernoemd naar ene broeder Matthias die hier, bevreesd als hij was voor piraten, een kluizenaarsbestaan leidde. Het begin van de wandelroute terug naar Madalena laat zich aanvankelijk niet eenvoudig vinden; we doorkruisen een aantal overgroeide weilandjes met verraderlijke kuilen, klauteren over instabiele lavamuurtjes en vinden een potentiële enkelsloper in de vorm van een rustiek koeienpad, dat enkel nog door eigenwijze dan wel verdwaalde wandelaars wordt bepoteld – het vee prefereert tegenwoordig de voorbeeldig geasfalteerde doorgaande verkeersweg, zoals we op de heenweg konden constateren. Ten slotte dalen we nagenoeg liniaalrecht af naar Madalena over brede zandwegen door een met lavamuurtjes doorspekt boerenland, in de helaas slechts spreekwoordelijke schaduw van de Pico, die geleidelijk wordt omspoeld door wolken. Voor ons is het op een steenworp afstand gelegen eiland Faial niet te missen.
Madalena, de hoofdplaats van Pico, is een langgerekt oord en ontbeert een klassieke stedenbouwkundige structuur. Waar het hotel, de veerhaven, de kerk en de supermarkt zich in een straal van ternauwernood honderd meter ophouden, zijn de meeste restaurants gevestigd langs een uitvalsweg en aan de rand van het dorp. We hebben zodoende reeds een flinke tippel achter de kiezen als de menukaarten worden gebracht.
Dag 11: Madalena – Monte – Madalena
Maandag 19 september 2022
Als ik de ontbijtzaal betreed, hebben vier reisgenoten al lang en breed het pand verlaten ter beklimming van de Pico. Met een slordige 1.100 meter klimmen en evenzovele meters dalen zijn er minder hoogtemeters te consumeren dan tijdens mijn geslaagde toppoging van de gelijknamige vulkaan op het Kaapverdiaanse eiland Fogo, maar niettemin had ik in het postnatale stadium van de reis reeds besloten me niet bij even voornoemd als illuster kwartet aan te sluiten. Hoewel het weer de afgelopen dagen ontegenzeglijk gestabiliseerd is, leek me onbelemmerd zicht vanaf de lavahellingen, de kraterrand en het voor de Pico typerende supplementaire kegeltje niet bepaald gegarandeerd, en inderdaad blijkt de berg, sinds deze de show steelt, een wolkenmagneet te zijn. Zoals ik op de Laugavegur op IJsland al ooit aan den lijve heb ondervonden, haal ik amper voldoening uit een volle dag lopen in dichte mist. Daarnaast is er een alleraardigst alternatief, te weten een wandeling door een wijnbouwgebied dat door zijn niet unieke, maar wel bijzondere karakter op de Werelderfgoedlijst is geplaatst.
Al sedert de vijftiende eeuw worden er druiven geteeld op de vruchtbare lavavelden van Pico, maar wijnranken zoals die elders op deze aardkloot worden aangetroffen zouden op het door de elementen geteisterde eiland niet kunnen overleven. De fragiele wijnstokken groeien hier dan ook letterlijk laag-bij-de-gronds, en worden beschut tegen de zeewind en het opstuivende, zoute water van de branding door talloze muurtjes van basaltstenen, die haaks op elkaar zijn opgetrokken en het glooiende land hebben herschapen in een lappendeken van rechthoekige kavels van postzegelformaat. Onderhavig cultuurlandschap troffen we ook bij Biscoitos op São Jorge aan; op Pico zijn er echter zoveel hectares van bewaard gebleven, dat het de UNESCO heeft behaagd het een beschermde status toe te kennen.
De wijnen die op Pico worden geproduceerd genoten weleer wijd en zijd grote bekendheid en werden wereldwijd geëxporteerd; heden ten dage blijft het gros der flessen op Portugees grondgebied en biedt een bezoek aan de Azoren doorgaans de enige mogelijkheid om aan een glas Picowijn te nippen. Wij hebben al menige avond mogen ervaren dat de lokale witte wijnen het predicaat pico bello verdienen.
We stappen op een openbare bus naar Monte, nemen een rustig asfaltweggetje naar de westkust en gaan vervolgens over een verhard tracé noordwaarts met aan de rechterhand het wijnbouwgebied en aan gene zijde de branding die te pletter slaat op de grillige rotsen van een lavatong, de zeestraat en Faial. Het landschap is gelardeerd met riante zomerhuizen. Het is onaangenaam drukkend en al snel is de Pico achter een dreigend wolkenpakket verdwenen. Later voeren de markeringen ons dwars door de druivenranken en komen we rond lunchtijd uit bij de Moinho do Frade, een kleine molen die de omgeving verder verfraait.
Al vroeg in de middag leggen we beslag op badhanddoeken bij de receptie en installeren we ons in en rond het hotelzwembad. Zichtbaar moe en voldaan keren de klimgeiten terug van hun avontuur op de hoogste berg van Portugal en een klaterende ovatie is hun deel. Hun ontvangst bij de ingang van ons onderkomen was echter minder warm: de glazen schuifdeuren werden aan het gezicht onttrokken door een roedel oortjes in pak, kennelijk omdat de Portugese minister van Justitie haar intrek zou hebben genomen in het hotel. Niet veel later gonst haar kamernummer al olijk rond – de ambtgenote van Dilan Yeşilgöz-Zegerius vertoeft aan dezelfde gang als scribent dezes, en een mannetje houdt de wacht ter hoogte van haar kamerdeur.
Bij de buren van het restaurant van gisteravond vinden we een knus buitenterras, waar ik mijn gastronomische voorkeur voor een filet mignon te berde breng en vraag om een fles rode wijn van het eiland.
"Niet doen, hoor. Ik zou de witte nemen."
"Maar de witte ken ik nu wel. Ik zou graag een rode willen proberen."
"Doe toch maar de witte, de rode is niet te hachelen."
Met het buikje rond en nog een bodempje witte Picowijn in de hand laat ik de ober weten dat het hoofdgerecht pico bello was, doch deze witz sterft in schoonheid.
Nadat we om de rekening hebben gevraagd komt de minister van Justitie met haar gevolg en een troep gorilla's het terras op gestoven.
Al sedert de vijftiende eeuw worden er druiven geteeld op de vruchtbare lavavelden van Pico, maar wijnranken zoals die elders op deze aardkloot worden aangetroffen zouden op het door de elementen geteisterde eiland niet kunnen overleven. De fragiele wijnstokken groeien hier dan ook letterlijk laag-bij-de-gronds, en worden beschut tegen de zeewind en het opstuivende, zoute water van de branding door talloze muurtjes van basaltstenen, die haaks op elkaar zijn opgetrokken en het glooiende land hebben herschapen in een lappendeken van rechthoekige kavels van postzegelformaat. Onderhavig cultuurlandschap troffen we ook bij Biscoitos op São Jorge aan; op Pico zijn er echter zoveel hectares van bewaard gebleven, dat het de UNESCO heeft behaagd het een beschermde status toe te kennen.
De wijnen die op Pico worden geproduceerd genoten weleer wijd en zijd grote bekendheid en werden wereldwijd geëxporteerd; heden ten dage blijft het gros der flessen op Portugees grondgebied en biedt een bezoek aan de Azoren doorgaans de enige mogelijkheid om aan een glas Picowijn te nippen. Wij hebben al menige avond mogen ervaren dat de lokale witte wijnen het predicaat pico bello verdienen.
We stappen op een openbare bus naar Monte, nemen een rustig asfaltweggetje naar de westkust en gaan vervolgens over een verhard tracé noordwaarts met aan de rechterhand het wijnbouwgebied en aan gene zijde de branding die te pletter slaat op de grillige rotsen van een lavatong, de zeestraat en Faial. Het landschap is gelardeerd met riante zomerhuizen. Het is onaangenaam drukkend en al snel is de Pico achter een dreigend wolkenpakket verdwenen. Later voeren de markeringen ons dwars door de druivenranken en komen we rond lunchtijd uit bij de Moinho do Frade, een kleine molen die de omgeving verder verfraait.
Al vroeg in de middag leggen we beslag op badhanddoeken bij de receptie en installeren we ons in en rond het hotelzwembad. Zichtbaar moe en voldaan keren de klimgeiten terug van hun avontuur op de hoogste berg van Portugal en een klaterende ovatie is hun deel. Hun ontvangst bij de ingang van ons onderkomen was echter minder warm: de glazen schuifdeuren werden aan het gezicht onttrokken door een roedel oortjes in pak, kennelijk omdat de Portugese minister van Justitie haar intrek zou hebben genomen in het hotel. Niet veel later gonst haar kamernummer al olijk rond – de ambtgenote van Dilan Yeşilgöz-Zegerius vertoeft aan dezelfde gang als scribent dezes, en een mannetje houdt de wacht ter hoogte van haar kamerdeur.
Bij de buren van het restaurant van gisteravond vinden we een knus buitenterras, waar ik mijn gastronomische voorkeur voor een filet mignon te berde breng en vraag om een fles rode wijn van het eiland.
"Niet doen, hoor. Ik zou de witte nemen."
"Maar de witte ken ik nu wel. Ik zou graag een rode willen proberen."
"Doe toch maar de witte, de rode is niet te hachelen."
Met het buikje rond en nog een bodempje witte Picowijn in de hand laat ik de ober weten dat het hoofdgerecht pico bello was, doch deze witz sterft in schoonheid.
Nadat we om de rekening hebben gevraagd komt de minister van Justitie met haar gevolg en een troep gorilla's het terras op gestoven.
Dag 12: Madalena – Horta (Faial)
Dinsdag 20 september 2022
We ontwijnen de respectievelijke levers onder de zure lappen en ontbijten pas als de tweede lading roerei wordt afgeleverd. Tegen het middaguur steken we over naar de veerhaven, waar we na het inchecken van de tassen en koffers nog tijd hebben om het barretje uit te checken, dat wordt bezwangerd door hippe muziek en waar we de beste cappuccino van de hele reis geserveerd krijgen. Minder in onze nopjes zijn we met de chauffeur van het bagagetreintje, die als een poor man's Max Verstappen met gierende banden de bochten aanvalt en het niet kan en zal uitblijven dat niet alle reisgoed op de karretjes blijft liggen. Reeds een halfuurtje na vertrek meert het eivolle pontje aan in het haventje van Horta, de big smoke van Faial.
Vergeleken met de slaperige plaatsjes waar we op Terceira, São Jorge en Pico hebben overnacht is Horta een kosmopolitisch en bedrijvig stadje, dankzij de drukke jachthaven die halverwege de trans-Atlantische oversteek per vaartuig ligt. Naast even glimmende als Dato-witte scheurijzers is rond het water plenty streetart avant la lettre te bewonderen: conform traditie laat de bemanning van elk schip een muurschildering achter op de kademuren, de trottoirs of waar dan ook maar ruimte is voor deze of gene droedel.
We betrekken onze kamers in ons luxueuze onderkomen en gaan op zoek naar een gelegenheid om de lunch te gebruiken. Na enig dwalen krijgen we een tafel op het buitenterras van het onder zeebonken gekende en gevierde Peter Café Sport. Wij landrotten vinden het eten en de geboden service een mager zesje waard en zijn evenmin erg enthousiast over het niet aflatende voorbijrazende verkeer op de Rua José Azevedo – welke straatnaam verwijst naar onderhavige vermaledijde Peter, die José Azevedo in zijn paspoort had staan. Peter was overigens een uitgesproken duizendpoot, vermits de verkeersader ook Loja Peter (Peters winkel) en Whale Watching Peter tot zijn aanpalende ondernemingen mag rekenen.
Waar menigeen de infinity pool van het hotel opzoekt, sla ik enkele uurtjes stuk aan een stadswandeling. Ik loop naar het schilderachtige oude haventje, beklim een heuvel en flaneer door alle straten en stegen. De vergane glorie is niet van de lucht, maar op elke straathoek vinden stijlvolle opstallen mijn blikveld en liefhebbers van snuisterijenlojae hoeven in geen geval te wanhopen. Zodra het kwik de hoogste stand heeft bereikt vervoeg ik mij tot mijn badderende dan wel zonnende reisgenoten.
Vergeleken met de slaperige plaatsjes waar we op Terceira, São Jorge en Pico hebben overnacht is Horta een kosmopolitisch en bedrijvig stadje, dankzij de drukke jachthaven die halverwege de trans-Atlantische oversteek per vaartuig ligt. Naast even glimmende als Dato-witte scheurijzers is rond het water plenty streetart avant la lettre te bewonderen: conform traditie laat de bemanning van elk schip een muurschildering achter op de kademuren, de trottoirs of waar dan ook maar ruimte is voor deze of gene droedel.
We betrekken onze kamers in ons luxueuze onderkomen en gaan op zoek naar een gelegenheid om de lunch te gebruiken. Na enig dwalen krijgen we een tafel op het buitenterras van het onder zeebonken gekende en gevierde Peter Café Sport. Wij landrotten vinden het eten en de geboden service een mager zesje waard en zijn evenmin erg enthousiast over het niet aflatende voorbijrazende verkeer op de Rua José Azevedo – welke straatnaam verwijst naar onderhavige vermaledijde Peter, die José Azevedo in zijn paspoort had staan. Peter was overigens een uitgesproken duizendpoot, vermits de verkeersader ook Loja Peter (Peters winkel) en Whale Watching Peter tot zijn aanpalende ondernemingen mag rekenen.
Waar menigeen de infinity pool van het hotel opzoekt, sla ik enkele uurtjes stuk aan een stadswandeling. Ik loop naar het schilderachtige oude haventje, beklim een heuvel en flaneer door alle straten en stegen. De vergane glorie is niet van de lucht, maar op elke straathoek vinden stijlvolle opstallen mijn blikveld en liefhebbers van snuisterijenlojae hoeven in geen geval te wanhopen. Zodra het kwik de hoogste stand heeft bereikt vervoeg ik mij tot mijn badderende dan wel zonnende reisgenoten.
Dag 13: Horta
Woensdag 21 september 2022
Nog voor zonsopkomst zitten we reeds aan de ontbijtdis, die – met alle respect voor de uitgestalde etenswaren – wordt geoptimaliseerd middels het pastelkleurige ochtendgloren rond het silhouet van de Pico.
We melden ons in het haventje teneinde in een zestienpersoonszodiac op zoek te gaan naar dolfijnen en walvissen. Na een grondig exposé aangaande voornoemde zeezoogdieren bestijgen we, gehesen in tomaatkleurige oliejassen, de rubberboot en koersen we deinend en stuiterend in de richting van in de driehoek Faial-Pico-São Jorge gelegen wateren. Aanvankelijk moeten we ons tevredenstellen met een roedel Portugese oorlogsschepen en enig gevogelte, maar prompt laat onze vrouwelijke kapitein zien over een scherp oog – en vermoedelijk functionerende communicatieapparatuur – te beschikken en wordt het geruis der zee overstemd door de eerste verrukte kirretjes.
Ik had er op voorhand voor geopteerd het kansloze op de gevoelige plaat vastleggen van tweepixelflippers en wazige moby-dicks na te laten; lezer dezes zal mij dus op mijn spreekwoordelijke blauwe ogen moeten geloven dat we in de drie uur die ons op de woelige baren vergund zijn een karrenvracht aan dolfijnen en een stiefe handvol walvissen waar mogen nemen.
Eenmaal weer in het hotel laat ik bij wijze van lunch een vissalade aanrukken en neem ik in en rond de infinity pool een horizontale houding aan. 's Avonds getroosten we ons de inspanning niet meer een tafeltje te vinden in de stad en maken we gebruik van het voortreffelijke buffet in het hotelrestaurant. Om onduidelijke redenen laat de slaap zeer te wensen over.
We melden ons in het haventje teneinde in een zestienpersoonszodiac op zoek te gaan naar dolfijnen en walvissen. Na een grondig exposé aangaande voornoemde zeezoogdieren bestijgen we, gehesen in tomaatkleurige oliejassen, de rubberboot en koersen we deinend en stuiterend in de richting van in de driehoek Faial-Pico-São Jorge gelegen wateren. Aanvankelijk moeten we ons tevredenstellen met een roedel Portugese oorlogsschepen en enig gevogelte, maar prompt laat onze vrouwelijke kapitein zien over een scherp oog – en vermoedelijk functionerende communicatieapparatuur – te beschikken en wordt het geruis der zee overstemd door de eerste verrukte kirretjes.
Ik had er op voorhand voor geopteerd het kansloze op de gevoelige plaat vastleggen van tweepixelflippers en wazige moby-dicks na te laten; lezer dezes zal mij dus op mijn spreekwoordelijke blauwe ogen moeten geloven dat we in de drie uur die ons op de woelige baren vergund zijn een karrenvracht aan dolfijnen en een stiefe handvol walvissen waar mogen nemen.
Eenmaal weer in het hotel laat ik bij wijze van lunch een vissalade aanrukken en neem ik in en rond de infinity pool een horizontale houding aan. 's Avonds getroosten we ons de inspanning niet meer een tafeltje te vinden in de stad en maken we gebruik van het voortreffelijke buffet in het hotelrestaurant. Om onduidelijke redenen laat de slaap zeer te wensen over.
Dag 14: Horta – Lissabon – Amsterdam – Alverna
Donderdag 22 september 2022
Stipt om 8.00 uur worden we per touringcar naar het kleine vliegveld van Horta gebracht, waar de schrik mij nog een laatste maal om het hart slaat, doordat de securitymedewerkers buiten mijn gezichtsveld mijn paspoort tussen twee bakken laten vallen. Onze Airbus gebruikt de korte startbaan over de volle lengte en algauw heeft het toestel voldoende hoogte gewonnen om pontificaal over de Pico te vliegen. Vanuit mijn raamplaats kijk ik de hoofdkrater vol in de bek en is het karakteristieke bonuspiekje uit duizenden herkenbaar. Ook het vervolg van de terugreis verloopt zonder ook maar een enkele wanklank. Zodoende zijn we tijdig op veilige afstand van tropische storm Gaston, die de westelijke Azoren een wind- en regenrijk weekend zou bezorgen.