Alles kits in Amerika
Kamperen in de westelijke VS
Voordat de Amerikaanse dollar onvermijdelijkerwijs een schier Houdini-achtige ontsnapping aan het financiële drijfzand aan de dag zal gaan leggen, werd het tijd voor een bezoek aan de Verenigde Staten. Ziehier een ooggetuigeverslag van een trip van Seattle naar San Francisco, tussen welke steden de natuurschone parels zich als aan een ketting aaneenregen. Reizen door een groot land als de Verenigde Staten impliceert dat er tussen die sieraden somtijds aanzienlijke stukken koord zaten in de hoedanigheid van buscorvee. Simpelweg Ctrl+F-en op woorden als fantastisch, indrukwekkend en geweldig (want dat was het) voorkomt dat u met eindeloze plakken asfalt, aride woestenijen en informele bezoekjes aan benzinestations wordt geconfronteerd.
Dag 1: Amsterdam – Atlanta – Seattle
Donderdag 10 september 2009
Nadat ik op het wereldwijde web al een lijst met stompzinnige vragen heb moeten beantwoorden – bent u van zins in de Verenigde Staten een terroristische aanslag te plegen?; lijdt u aan aids?; bent u heimelijk verliefd op Rick Brandsteder?; dat werk – valt mij op Schiphol een vraaggesprek van even bedenkelijk allooi ten deel. Wanneer ik mijn rugzak heb ingepakt, wil de binnensmonds murmelende douanebeambte weten, en waar ik dat heb gedaan, en of ik dat in mijn eentje heb gedaan. In vergelijking daarmee lopen een uurtje of tien en een saaie oversteek van de grote plas later de grensformaliteiten in Atlanta op rolletjes. Dat geluk valt overigens niet iedereen ten deel. M., een van de twee Nederlandse reisgenoten in een voor het overige internationaal reisgezelschap, tracht doodleuk haar op Schiphol aangeschafte en keurig in doorzichtig en verzegeld tasje ingepakte alcoholische waar door de röntgen te krijgen, maar dat is duidelijk niet de bedoeling. Ze wordt door twee douaniers en een hoge pief in muisgrijs Walmart-kostuum een zweethokje in gedirigeerd. Na een prettig en ontspannen tête-à-tête ("Madam, answer the question!") checkt ze de flesjes whisky en Drambuie godbetert dan maar in. F., de andere Nederlandse, komt er genadig van af met een gedegen fouilleersessie. Na een luidruchtige aansluitende vlucht naar Seattle, met als valreephoogtepunt het uitzicht op de in de oranje gloed van de ondergaande zon badende, besneeuwde piek van de Mt. Rainier, halen we slaapdronken onze bagage exclusief flesjes drank op, regelen we een transfer naar het hotel en gaan we in de enigszins gedateerde, maar prima geoutilleerde kamers zonder eten, whisky en Drambuie naar bed.
Dag 2: Seattle
Vrijdag 11 september 2009
Warme, zonovergoten en vooral heldere dagen zijn de inwoners van Seattle niet dikwijls gegeven. Dat verklaart de drommen mensen die in de rij staan voor de Space Needle, de even plaatselijke als verbeterde variant op de Euromast. Nadat we in een stief halfuur schuifelen een solide basis hebben gelegd voor een diepbruine teint en ons hebben verbaasd over de uitdossing en/of lichaamsomvang van menig mede-lotgenoot schieten we in de glazen lift omhoog en ontvouwt zich een superbe panorama aan ons. Onder onze gepijnigde voeten (de straten die van de kust af lopen zijn nogal steil) de uitgestekte stad met een relatief compacte downtown met wolkenkrabbers en buitenwijken met hoofdzakelijk vrijstaande huizen, in het zuiden de hijskranen van de haven, industriële gebieden en twee enorme stadions, in het westen een zee-inham met aan de overzijde de imposante bergketen van het Olympic-schiereiland en in het oosten de toppen van de Cascade Mountains. Her en der aan de horizon doemen de besneeuwde kegels van vulkanen als Mt. Baker en Mt. Rainier op; deze worden op een doodnormale, grijze, miezerige dag in het grungemekka algauw aan het oog onttrokken. We vieren deze bijzondere ervaring met een kartonnen beker schandalig dure koffie en splitsen daarna op. M. en F. hebben elkaar gisteren op het vliegveld van Atlanta gevonden in elkanders hoedanigheid van trekkie en voelen zich derhalve verplicht om het sciencefictionmuseum te bezoeken dat overigens in een buitengewoon bezienswaardig gebouw van de hand van Frank Gehry gehuisvest is. Ik neem een kijkje bij deze in de najaarszon schitterende, geplooide creatie die een groot contrast vormt met de andere, hoofdzakelijk lelijke optrekjes op het Space Needle-terrein en neem daarna de monorail naar het centrum. Pike Market is volkomen begrijpelijk de grootste toeristische trekpleister van de stad. De levendige stalletjes met kleurig en geurig fruit, dito bloemen, verse vis en groente, alsmede de mix van dagjesmensen en koopjesbeluste autochtonen maakt de geboortegrond van Starbucks tot een paradijsje voor de fotograaf. Een opmerkelijk, spontaan ontstaan fenomeen bevindt zich in een achteraf gelegen expeditiestraatje van Pike Market: de Wall of Gum, een bakstenen muur die volgeplakt is met kleurige kauwgumpjes. Gezien de op strategische plekken geplaatste kauwgumballenautomaten is de toeristische potentie van dit curiosum inmiddels onderkend.
Een namiddagwandeling brengt me onder meer langs de openbare bibliotheek van Rem Koolhaas (als ik dit van een shock-and-awe-atrium behepte gebouw op de gevoelige plaat vastleg bijt een van de weinige chagrijnige Amerikanen die ik tegen het allerminst afgetrainde lijf zal lopen me toe: "Dat iemand die kooi kan waarderen!") en Bell Town, een voorheen enigszins verlopen buurt die door de vestiging van tientallen hippe cafeetjes en restaurantjes onderhevig is aan een drastische metamorfose. Ten slotte zijg ik neer op een zeepier, waar ik onder het genot van krijsende meeuwen, verliefde stelletjes en die typische zeegeur mijn dagboekje bijwerk. In de verte steelt Mt. Rainier de show, het zicht op de stad wordt grotendeels ontnomen door een monsterlijk viaduct. Vis eten met F. en M. met uitzicht op het water en de zon die achter de bergen van het Olympic-schiereiland zakt. Nadat we nog wat tijd hebben stukgeslagen in een spelletjeshal waar de eenentwintigste eeuw nog niet is doorgedrongen nemen we de shuttle naar het hotel. Daar blijkt de drank van M. terecht en ontmoet ik mijn kamer- en tentgenoot M., een Australiër die oorspronkelijk uit Nieuw-Zeeland komt.
Een namiddagwandeling brengt me onder meer langs de openbare bibliotheek van Rem Koolhaas (als ik dit van een shock-and-awe-atrium behepte gebouw op de gevoelige plaat vastleg bijt een van de weinige chagrijnige Amerikanen die ik tegen het allerminst afgetrainde lijf zal lopen me toe: "Dat iemand die kooi kan waarderen!") en Bell Town, een voorheen enigszins verlopen buurt die door de vestiging van tientallen hippe cafeetjes en restaurantjes onderhevig is aan een drastische metamorfose. Ten slotte zijg ik neer op een zeepier, waar ik onder het genot van krijsende meeuwen, verliefde stelletjes en die typische zeegeur mijn dagboekje bijwerk. In de verte steelt Mt. Rainier de show, het zicht op de stad wordt grotendeels ontnomen door een monsterlijk viaduct. Vis eten met F. en M. met uitzicht op het water en de zon die achter de bergen van het Olympic-schiereiland zakt. Nadat we nog wat tijd hebben stukgeslagen in een spelletjeshal waar de eenentwintigste eeuw nog niet is doorgedrongen nemen we de shuttle naar het hotel. Daar blijkt de drank van M. terecht en ontmoet ik mijn kamer- en tentgenoot M., een Australiër die oorspronkelijk uit Nieuw-Zeeland komt.
Dag 3: Seattle – Mt. Rainier N.P.
Zaterdag 12 september 2009
Voor dag en dauw aan de yoghurt met muesli en fruit plus een op de kaart als koffie bestempelde, even onbestemde als lauwwarme vloeistof die, het dient gezegd, vage herinneringen aan vers gezette, dampende pleur tracht op te roepen. F. schuift een onvergetelijke hoeveelheid pannenkoekjes naar binnen. Ik maak kennis met een aantal reisgenoten en in de lobby volgt de rest: drie Nederlanders, drie Engelsen, twee Welshwomen, twee Aussies, een Japanse en een Française. Stipt om 7.30 uur melden zich twee wild bebaarde, beteenslipperde skaterboys aan het front die zich voorstellen als P. en T. respectievelijk onze reisbegeleiders. Na het invullen van enige paperassen en het doen alsof ik het veiligheidsgebazel aandachtig doorlees (iets met gordels en een snelheidsbegrenzer) is het tijd om richting Mt. Rainier te tuffen. In het busje blijkt de aanwezigheid van veiligheidsgordels en een snelheidsbegrenzer te worden gecompenseerd door ruimte, of liever het gebrek daaraan. Daarnaast bevinden de ramen zich op pygmeehoogte, waardoor ons uitzicht bij een te doen gebruikelijke zithouding wordt gereduceerd tot de muisgrijze stoffering boven het gewenste spectaculaire uitzicht. Het hoofd enigszins laten zakken levert algauw hetzij een aanvaring met een onwillekeurige stoel, hetzij een ongemakkelijke uitwisseling van schouders, ellebogen en andere priemende lichaamsdelen met de buurman of -vrouw op. Het zal het enige puntje blijken te zijn waarover gegrond genuild mag worden, maar niettemin zie ik de in het verschiete lange reisdagen met angst en beven (maar niet te veel wegens reeds gememoreerd ongemak) tegemoet. "Buckle up!" klinkt het al vanuit de bestuurdersstoel: riemen vast.
Vanaf zeeniveau klimmen we vlotjes naar 1.700 meter, door Amerikaanse clichédorpjes vol houten huisjes en brede boulevards in schaakbordpatroon, afgewisseld door uitgestrekte naaldwouden. Op het moment dat de oren beginnen te ploppen komt de reusachtige Mt. Rainier (4.392 meter) in het gezichtsveld. Het is zeldzaam mooi weer: ons wordt te verstaan gegeven dat de top normaliter in wolken, mist en motregen gehuld is; de dag van vandaag brengt echter een strakblauwe hemel en hitte. Na overvloedig bochtenwerk bereiken we het nagelnieuwe bezoekerscentrum van het nationale park. Hier begint een steil pad dat via bergweides diverse punten met verbluffend uitzicht aandoet. Onder auspiciën van de goedgeluimde weergoden en het weekend is het erg druk. Dat laat onverlet dat Mt. Rainier, die zich tijdens de klim van 300 meter continu voor mijn neus bevindt, met zijn rotspartijen, gletsjers en watervallen een lust voor het oog is. Legio tamme eekhoorns en chipmunks kruisen het eerst geasfalteerde, maar later onverharde, rotsige pad en het gefluit van bergmarmotten vult tezamen met het gekraak en gedonder van het gletsjerijs het geluidsspectrum. Eenmaal boven de boomgrens passeer ik enkele sneeuwvelden en op het hoogste punt is een pad vanwege sneeuw en ijs afgesloten, een ietwat bevreemdende gewaarwording nu het kwik uitdagend het 30-gradenstreepje kietelt. Een gemakkelijke afdaling door de bergweides, langs heldere stroompjes en watervallen. Een berggeit ligt ter afkoeling op een gletsjertong. Ver beneden mij glinsteren de vele autootjes op de ruime parkeerplaats in de brandende zon; in de verte zijn de besneeuwde kegel van Mt. Hood (3.429 meter) en de afgetopte, kale piek van Mt. St.-Helens (2.550 meter) duidelijk te zien. Mt. Rainier en de wijde omtrek, inclusief de agglomeratie rond Seattle, staat eenzelfde rampscenario te wachten als de omgeving van Mt. St.-Helens, die tijdens de catastofale eruptie in 1980 aan algehele verwoesting onderhevig was. Ingeval van een uitbarsting van Mt. Rainier zal het zaaien van dood en verderf naar verwachting nog steviger uitpakken, vermits de hoeveelheid sneeuw en ijs op de berg een veelvoud is van die op Mt. St.-Helens van voor 1980.
Een korte rit brengt ons naar onze eerste overnachtingsplaats, een primitieve camping met eenvoudige sanitaire voorzieningen middenin het bos. In een vloek en een zucht staan de ruime tenten overeind. P. en T. bereiden een smakelijke maaltijd van artisjokken, gegrilde zalm, rijst en asperges.
Vanaf zeeniveau klimmen we vlotjes naar 1.700 meter, door Amerikaanse clichédorpjes vol houten huisjes en brede boulevards in schaakbordpatroon, afgewisseld door uitgestrekte naaldwouden. Op het moment dat de oren beginnen te ploppen komt de reusachtige Mt. Rainier (4.392 meter) in het gezichtsveld. Het is zeldzaam mooi weer: ons wordt te verstaan gegeven dat de top normaliter in wolken, mist en motregen gehuld is; de dag van vandaag brengt echter een strakblauwe hemel en hitte. Na overvloedig bochtenwerk bereiken we het nagelnieuwe bezoekerscentrum van het nationale park. Hier begint een steil pad dat via bergweides diverse punten met verbluffend uitzicht aandoet. Onder auspiciën van de goedgeluimde weergoden en het weekend is het erg druk. Dat laat onverlet dat Mt. Rainier, die zich tijdens de klim van 300 meter continu voor mijn neus bevindt, met zijn rotspartijen, gletsjers en watervallen een lust voor het oog is. Legio tamme eekhoorns en chipmunks kruisen het eerst geasfalteerde, maar later onverharde, rotsige pad en het gefluit van bergmarmotten vult tezamen met het gekraak en gedonder van het gletsjerijs het geluidsspectrum. Eenmaal boven de boomgrens passeer ik enkele sneeuwvelden en op het hoogste punt is een pad vanwege sneeuw en ijs afgesloten, een ietwat bevreemdende gewaarwording nu het kwik uitdagend het 30-gradenstreepje kietelt. Een gemakkelijke afdaling door de bergweides, langs heldere stroompjes en watervallen. Een berggeit ligt ter afkoeling op een gletsjertong. Ver beneden mij glinsteren de vele autootjes op de ruime parkeerplaats in de brandende zon; in de verte zijn de besneeuwde kegel van Mt. Hood (3.429 meter) en de afgetopte, kale piek van Mt. St.-Helens (2.550 meter) duidelijk te zien. Mt. Rainier en de wijde omtrek, inclusief de agglomeratie rond Seattle, staat eenzelfde rampscenario te wachten als de omgeving van Mt. St.-Helens, die tijdens de catastofale eruptie in 1980 aan algehele verwoesting onderhevig was. Ingeval van een uitbarsting van Mt. Rainier zal het zaaien van dood en verderf naar verwachting nog steviger uitpakken, vermits de hoeveelheid sneeuw en ijs op de berg een veelvoud is van die op Mt. St.-Helens van voor 1980.
Een korte rit brengt ons naar onze eerste overnachtingsplaats, een primitieve camping met eenvoudige sanitaire voorzieningen middenin het bos. In een vloek en een zucht staan de ruime tenten overeind. P. en T. bereiden een smakelijke maaltijd van artisjokken, gegrilde zalm, rijst en asperges.
Dag 4: Mt. Rainier N.P. – Ellensburg, WA
Zondag 13 september 2009
Het is licht, maar ik heb geen idee hoe laat het is. Mijn mobieltje heb ik thuis gelaten en op Schiphol heb ik tevergeefs gezocht naar een vers batterijtje voor mijn reiswekker. Het speelgoedwekkertje van Chinese makelij dat ik voor een absurd bedrag heb aangeschaft heeft het in Seattle al begeven. P. en T. zijn echter al druk doende om het ontbijt klaar en koffie te zetten. M. en ik slaan wat tijd stuk door onze spullen in te pakken en onze tent af te breken. Het is koel, de hemel is strakblauw. Er zijn ruim voldoende etenswaren om luxe, rijkbegarneerde broodjes in elkaar te bouwen; desondanks staat de angelsaksische goegemeente erop hun oatmeal in te nemen. De vergelijking met nijlpaardenkots dringt zich sneller dan gewenst met schalks priemende ellebogen op. De wespen weten het assortiment aan broodbeleg beter op waarde te schatten. De improvisatiekoffie is ondrinkbaar; thee dus. Het brood is gezoet, zoals vrijwel alles in de Verenigde Staten gezoet is. Er is bruin brood, maar ook dat roept jeugdherinneringen aan de Jamin op.
Na een kort ritje maken we een fotostop aan de oevers van een meertje, in het rimpelloze water van welk Mt. Rainier schitterend reflecteert. Anderhalve mijl verderop maken we een wandeling van een uurtje of tweeënhalf langs de Bench en Snow Lakes. Afwisselend door bos en bergweides, het pad blijft stijgen en dalen. Het wordt snel warmer. Langs het pad groeien heerlijke bosbessen, waar we regelmatig van snoepen. Het water van Snow Lake is smaragdgroen en gaat over in helderblauw in de diepere gedeeltes.
Aan de rand van het nationale park maken we nog een ommetje door de groene Grove of the Patriarchs. Een brede zandweg voert zonder al te veel klimmen en dalen langs de Ohanapecosh River. Op een eiland in de rivier, dat we via een schommelende touwbrug bereiken, staan enkele reusachtige, duizend jaar oude douglassparren.
Onder overweldigende belangstelling van wespen en tamme chipmunks (een soort stationsduiven, maar dan met hoge aaibaarheidsfactor) lunchen we. 's Middags dalen we af en komen we in de regenschaduw van de Cascade Mountains terecht, met alle dramatische landschapsveranderingen vandien. De meren, besneeuwde bergen, snelstromende rivieren en dennenwouden hebben we achter ons gelaten; dorre, bruine vlaktes en heuvels met wat toefjes zielig gras zijn ervoor in de plaats gekomen. Schijn bedriegt echter, want door toedoen van de Yakima River is dit een vruchtbare vallei. Er wordt fruit geteeld, als we af moeten gaan op de borden langs de weg vooral perziken, en het is het belangrijkste wijngebied van de staat Washington. In het stadje Yakima, waar de zon ongenadig brandt, houden we een wijnproeverijtje en kopen we enkele flessen ter consumptie op de camping. Aan de boorden van een riviertje en een knooppunt van autosnelwegen zetten we de tenten op. Na het primitieve kampement in het bos is deze van enige sfeer gespeende, lommerarme staatscamping in de nabijheid van de stad Ellensburg even slikken. De pastamaaltijd, het campingwinkeltje en de douches met warm water maken echter veel goed. 's Nachts stormt het.
Na een kort ritje maken we een fotostop aan de oevers van een meertje, in het rimpelloze water van welk Mt. Rainier schitterend reflecteert. Anderhalve mijl verderop maken we een wandeling van een uurtje of tweeënhalf langs de Bench en Snow Lakes. Afwisselend door bos en bergweides, het pad blijft stijgen en dalen. Het wordt snel warmer. Langs het pad groeien heerlijke bosbessen, waar we regelmatig van snoepen. Het water van Snow Lake is smaragdgroen en gaat over in helderblauw in de diepere gedeeltes.
Aan de rand van het nationale park maken we nog een ommetje door de groene Grove of the Patriarchs. Een brede zandweg voert zonder al te veel klimmen en dalen langs de Ohanapecosh River. Op een eiland in de rivier, dat we via een schommelende touwbrug bereiken, staan enkele reusachtige, duizend jaar oude douglassparren.
Onder overweldigende belangstelling van wespen en tamme chipmunks (een soort stationsduiven, maar dan met hoge aaibaarheidsfactor) lunchen we. 's Middags dalen we af en komen we in de regenschaduw van de Cascade Mountains terecht, met alle dramatische landschapsveranderingen vandien. De meren, besneeuwde bergen, snelstromende rivieren en dennenwouden hebben we achter ons gelaten; dorre, bruine vlaktes en heuvels met wat toefjes zielig gras zijn ervoor in de plaats gekomen. Schijn bedriegt echter, want door toedoen van de Yakima River is dit een vruchtbare vallei. Er wordt fruit geteeld, als we af moeten gaan op de borden langs de weg vooral perziken, en het is het belangrijkste wijngebied van de staat Washington. In het stadje Yakima, waar de zon ongenadig brandt, houden we een wijnproeverijtje en kopen we enkele flessen ter consumptie op de camping. Aan de boorden van een riviertje en een knooppunt van autosnelwegen zetten we de tenten op. Na het primitieve kampement in het bos is deze van enige sfeer gespeende, lommerarme staatscamping in de nabijheid van de stad Ellensburg even slikken. De pastamaaltijd, het campingwinkeltje en de douches met warm water maken echter veel goed. 's Nachts stormt het.
Dag 5: Ellensburg, WA – Coeur d'Alene, ID – Missoula, MT
Maandag 14 september 2009
Een lange rijdag door drie staten. Vanaf de camping rijden we de autosnelweg op. Het landschap is eentonig, dor met lage heuvels. De kloof van Columbia River is een weinig opwindender. Ofschoon er aan ruimte geen gebrek is in dit land, worden nieuwe wijken met houten prefaboptrekjes pal langs de snelweg gebouwd, zonder geluidswal of andere, het leven veraangenamende voorzieningen. Een tankstop in Ritzville, waarna we Idaho binnenrijden. We strekken de benen in Coeur d'Alene, aan de oevers van het gelijknamige meer. Een leuke, zonnige wandeling. Er zijn een paar strandjes, enkelen wagen zich in het koude water. Lunch in een onberispelijk onderhouden stadspark. Door naar Montana, Big Sky Country. Het landschap wordt bergachtiger en beboster, dan wordt het weer weidser en ten slotte zijn er weer bergen en bossen. Tijdens een korte stop zijn er ter vermaak wat souvenirwinkeltjes, een forellenaqarium en een postkantoor. De staatscamping bevindt zich aan de rand van het stadje Missoula. Na de pastamaaltijd wagen sommigen een dansje en een drankje in downtown. Dat blijkt niet mee te vallen. Ik vermaak me met een boek van Herman Brusselmans en een biertje.
Dag 6: Missoula, MT – Yellowstone N.P.
Dinsdag 15 september 2009
Het belooft weer een stralende dag te worden, maar dit zullen we pas aan het einde van de dag ten volle kunnen uitnutten, als het eerste bezoekje aan Yellowstone N.P. op het programma staat. Eerst dienen echter nog 280 mijl ofwel viereneenhalf uur buscorvee te worden weggewerkt. Het landschap van Montana biedt in eerste instantie bergen en bos; naarmate de ochtend verstrijkt wordt het almaar opener, vlakker en kaler. Er verschijnen vriendelijke, witte wolken aan het firmament. Juist tijdens een tankpauze wordt de grijze massa aan het werk gezet: welke van de minstens twintig soorten automatenkoffie te nemen? Een uur voor de toegangspoort van Yellowstone N.P. lunchen we in een parkje aan Yellowstone River. In de verte zijn de bergen van het nationale park al te zien, waarboven een dreigende, donkere lucht hangt. Er is een openluchtkerk. Iemand speelt een paar wijsjes op een gitaar.
We bivakkeren op een camping in Gardiner, een backpackersdorpje net buiten de grenzen van het park. Het is buitengewoon fraai gelegen: uitzicht op bruingele bergen, onder ons wurmt het helblauwe water van de Yellowstone River zich met veel omhaal door een smalle kloof. Ingegeven door zowel het vooruitzicht op menig fraais in het park als de hoogzwangere buienwolken zetten we de tenten in sneltreintempo op en sluiten we achter aan in de file voor de kassa's. Het stratenplan in Yellowstone N.P. is dusdanig dat alle toeristische hoogtepunten gemakkelijk te bereiken zijn. Het wildernisgebied is echter zo uitgestrekt dat het overgrote deel enkel met een rugzaktocht te bereiken is. Vanuit de monumentale toegangspoort is het slechts een paar minuten rijden naar Mammoth Hot Springs en het naastgelegen dorpje met voorzieningen. Het minutieus gemaaide gras in het dorpje wordt begraasd door edelherten, die zich niets aantrekken van de menselijke activiteiten alhier. Direct achter de bebouwing doemen de stomende, witte, roze en gele terrassen op. We slingeren naar een hooggelegen uitzichtpunt en wandelen via plankieren weer naar beneden. Mammoth Hot Springs is als een levend organisme, dat elke dag verandert. Grote delen zijn uitgedroogd, andere zijn springlevend, met afzettingen in alle kleuren van de regenboog, walmende, naar rotte eieren stinkende poeltjes en helderblauwe bronnen. Tezamen met de geelbruine bergruggen en de schilderachtige lucht, met zowel felblauwe stukken, gitzwarte onweerswolken als knalwitte donderkoppen, is dit een feest voor het oog. Het begint te rommelen en dan gebeurt het onvermijdelijke: dikke druppels regen. Hollend naar beneden en het busje in. We rijden een stukje naar het noorden, naar een punt waar de kokende Boiling River uitmondt in de koele Gardiner River. Waar de twee stromen mengen is een aantal bassins aangelegd waar men kan baden. Vanaf een parkeerplaats is het vijf minuten lopen over een pad langs de rivier. Het is weer droog, maar het kan elk moment opnieuw gaan regenen. Aan gene zijde loopt een groepje edelherten, één mannetje en een stuk of acht vrouwtjes. We ontdoen ons van onze aantoonbaar voor warme beken ongeschikte kledij en met handen en voeten kruipen we door de modder en via glibberige keien het heerlijke water in. De setting is fenomenaal: een grasvlakte gaat algauw over in een rug van hoge, bruingele bergen. Een onweersbui trekt over de graat, met bliksemflitsen en knetterende donderslagen. Ik vind het spannend om tijdens het onweer in het water te zitten, maar de bui houdt voldoende afstand, hoewel de bliksem een enkele keer voor de bergen langs gaat. Het begint te regenen, maar dat houdt een moment later weer op. Op nog geen twintig meter van ons vandaan steekt een mannetjesedelhert de rivier over, waarschijnlijk hetzelfde exemplaar dat we zo-even langs de waterkant hebben gezien.
Op de camping spoel ik de onaangename vulkanische geuren van me af onder de douche. Terwijl de lucht openbreekt, het donker wordt en een fraaie sterrenhemel zich aan ons ontsluit eten en drinken we. Het koelt snel af, het kwik versiert het vriespunt. We zitten dan ook op bijna 2.500 meter hoogte; de warme jas, de vandaag nog bij Walmart aangeschafte muts en de handschoenen kunnen uit de rugzak. Het is stil, het vrolijke geklets en het geraas van Yellowstone River daargelaten.
We bivakkeren op een camping in Gardiner, een backpackersdorpje net buiten de grenzen van het park. Het is buitengewoon fraai gelegen: uitzicht op bruingele bergen, onder ons wurmt het helblauwe water van de Yellowstone River zich met veel omhaal door een smalle kloof. Ingegeven door zowel het vooruitzicht op menig fraais in het park als de hoogzwangere buienwolken zetten we de tenten in sneltreintempo op en sluiten we achter aan in de file voor de kassa's. Het stratenplan in Yellowstone N.P. is dusdanig dat alle toeristische hoogtepunten gemakkelijk te bereiken zijn. Het wildernisgebied is echter zo uitgestrekt dat het overgrote deel enkel met een rugzaktocht te bereiken is. Vanuit de monumentale toegangspoort is het slechts een paar minuten rijden naar Mammoth Hot Springs en het naastgelegen dorpje met voorzieningen. Het minutieus gemaaide gras in het dorpje wordt begraasd door edelherten, die zich niets aantrekken van de menselijke activiteiten alhier. Direct achter de bebouwing doemen de stomende, witte, roze en gele terrassen op. We slingeren naar een hooggelegen uitzichtpunt en wandelen via plankieren weer naar beneden. Mammoth Hot Springs is als een levend organisme, dat elke dag verandert. Grote delen zijn uitgedroogd, andere zijn springlevend, met afzettingen in alle kleuren van de regenboog, walmende, naar rotte eieren stinkende poeltjes en helderblauwe bronnen. Tezamen met de geelbruine bergruggen en de schilderachtige lucht, met zowel felblauwe stukken, gitzwarte onweerswolken als knalwitte donderkoppen, is dit een feest voor het oog. Het begint te rommelen en dan gebeurt het onvermijdelijke: dikke druppels regen. Hollend naar beneden en het busje in. We rijden een stukje naar het noorden, naar een punt waar de kokende Boiling River uitmondt in de koele Gardiner River. Waar de twee stromen mengen is een aantal bassins aangelegd waar men kan baden. Vanaf een parkeerplaats is het vijf minuten lopen over een pad langs de rivier. Het is weer droog, maar het kan elk moment opnieuw gaan regenen. Aan gene zijde loopt een groepje edelherten, één mannetje en een stuk of acht vrouwtjes. We ontdoen ons van onze aantoonbaar voor warme beken ongeschikte kledij en met handen en voeten kruipen we door de modder en via glibberige keien het heerlijke water in. De setting is fenomenaal: een grasvlakte gaat algauw over in een rug van hoge, bruingele bergen. Een onweersbui trekt over de graat, met bliksemflitsen en knetterende donderslagen. Ik vind het spannend om tijdens het onweer in het water te zitten, maar de bui houdt voldoende afstand, hoewel de bliksem een enkele keer voor de bergen langs gaat. Het begint te regenen, maar dat houdt een moment later weer op. Op nog geen twintig meter van ons vandaan steekt een mannetjesedelhert de rivier over, waarschijnlijk hetzelfde exemplaar dat we zo-even langs de waterkant hebben gezien.
Op de camping spoel ik de onaangename vulkanische geuren van me af onder de douche. Terwijl de lucht openbreekt, het donker wordt en een fraaie sterrenhemel zich aan ons ontsluit eten en drinken we. Het koelt snel af, het kwik versiert het vriespunt. We zitten dan ook op bijna 2.500 meter hoogte; de warme jas, de vandaag nog bij Walmart aangeschafte muts en de handschoenen kunnen uit de rugzak. Het is stil, het vrolijke geklets en het geraas van Yellowstone River daargelaten.
Dag 7: Yellowstone N.P.
Woensdag 16 september 2009
Nog voor zonsopkomst verruil ik de warmte van het eendendons voor de kou van de buitenlucht. Ontbijt terwijl het eerste daglicht op de toppen van de bergen valt. Als onze magen gevuld zijn en de lunchpakketten gemaakt tuffen we naar Norris Geyser Basin, dat niet is vernoemd naar Chuck Norris, maar naar de een of andere hoge pief die hier in een grijs verleden met deze of gene scepter gezwaaid heeft. Onderweg steekt een bizon op zijn elfendertigst en allerminst onder de indruk van de haag van fotografen de weg over. Bizons mogen zich dan wel wentelen in een misleidend aura van labbekakkerigheid, de mastodonten zijn agressief en kunnen hun lang niet misselijke gewicht met een snelheid van een degelijke middenklasser in het stadsverkeer in de strijd werpen. Waar Clarence Seedorf en zijn kabelmakkers tot vermoeiens toe smeekten om respect, verdient de bizon het en is afstand houden op zijn plaats. Norris Geyser Basin valt uiteen in twee separate bassins, het Back Basin en het Porcelain Basin. Een lange lus door eerstgenoemde loopt door een losse verzameling kleine, rokende geisers, hete waterpoelen en stoompotten. Onder hen is de grootste geiser ter wereld, de Steamboat Geyser, die echter slechts zeer sporadisch en onregelmatig tot een uitbarsting komt. Wij moeten het doen met een alleszins indrukwekkend en navenant lawaaierig uitbraaksel van stoom. Een veelkleuriger verhaal is Porcelain Basin, het heetste en actiefste bronnengebied in Yellowstone N.P. Plankenpaden leiden ons over een in allerlei tinten wit, geel en rood uitgeslagen bodem vol actieve geisers, stoomspuiters, gifblauwe bronnen en gloeiende, stinkende stroompjes die door bacterievorming groen, rood en bruin gekleurd zijn. Bomen en planten hebben in dit gloeiende maanlandschap geen schijn van kans. Slechts een enkele stoïcijnse kakkerlak in de hoedanigheid van een dennenboompje overleeft in deze vijandige omgeving. Her en der liggen verrotte slachtoffers van hun eigen naïviteit.
Na de het op peil brengen van de energiereserves beklimmen we de 3.122 meter hoge Mt. Washburn. Ten onrechte klinkt dat als een buitenproportionele helletocht met bijbehorende opentrekking van een voordeelblik graatmagere, barrevoetse sjerpa's. Het betreft hier een lange, maar allerminst steile bedwinging van ruim vierhonderd hoogtemeters over een brede, autovriendelijke grindweg die naar een observatorium op de top leidt. Omdat onderhavige pukkel aan de rand van een bergrug ligt, is er aan de rechterhand continu verpletterend uitzicht op het lager gelegen, golvende berglandschap. Aan het diepblauwe firmament zijn de nodige wolken verschenen waarachter de zon zich bij tijd en wijle verstopt. Het gevolg is een boeiend spel van licht en schaduw op de met goudkleurige grassen en dennenwouden begroeide bergen. Na een met een fotografische vastlegging van onderhavige mijlpaal gepaard gaande recuperatieperiode op de top aanvaarden we de afdaling via een ander pad, dat evenmin noopt tot aanwending van scribent dezes' bergwandeltechniek en -ervaring. Er verschijnt een aantal nieuwe elementen in het landschap: aan de einder het nogal uitgestrekte Yellowstone Lake en dichterbij de zogeheten Grand Canyon of the Yellowstone, een spectaculaire, door de rivier de Yellowstone uitgesleten kloof die zijn aanwezigheid mede verraadt door de wolken van opstuivend water van de Upper en Lower Falls. Een kort ritje brengt ons tot aan de rand van de immense diepte. Via Uncle Tom's Trail kuieren we van Upper Falls naar het toeristische uitzichtpunt Artist Point. Eén blik op de kloofwanden maakt het hoe en waarom van deze naam duidelijk. Het is alsof een schilder van buitenaardse komaf hier flink met rode en gele verf in de weer is geweest. De felle kleuren vloeken enorm met de helderblauwe kleur van het water, dat zich kolkend door de canyon perst. We passeren de prachtige Lower Falls en klimmen en dalen naar Artist Point, van waaruit de gehele kloof is te overzien.
We rijden naar onze camping aan de oevers van Yellowstone Lake en raken onderweg verzeild in een kilometerslange file, die een klein uur later blijkt te worden veroorzaakt door een grote kudde overstekende bizons. Even verderop zien we met moeite een coyote in het struweel sluipen. De weg volgt de rivier en even later zijn bron, Yellowstone Lake. Aan gene zijde ontlaadt een onweersbui zich en er verschijnen valstrepen en een prachtige regenboog boven het meer, welke een fotostop rechtvaardigen. Vlak voor zonsondergang bereiken we het kampement dat midden in het bos gelegen is. Drie reeën houden zich op op onze kampeerplek; doodgemoedereerd knabbelen ze aan dennentakken. De lucht staat in brand, in allerhande pastelkleuren, het druppelt nog wat na. De duisternis valt snel in en we koken en eten in het donker. Tegen alle verwachtingen in zakt de temperatuur niet onder het vriespunt.
Na de het op peil brengen van de energiereserves beklimmen we de 3.122 meter hoge Mt. Washburn. Ten onrechte klinkt dat als een buitenproportionele helletocht met bijbehorende opentrekking van een voordeelblik graatmagere, barrevoetse sjerpa's. Het betreft hier een lange, maar allerminst steile bedwinging van ruim vierhonderd hoogtemeters over een brede, autovriendelijke grindweg die naar een observatorium op de top leidt. Omdat onderhavige pukkel aan de rand van een bergrug ligt, is er aan de rechterhand continu verpletterend uitzicht op het lager gelegen, golvende berglandschap. Aan het diepblauwe firmament zijn de nodige wolken verschenen waarachter de zon zich bij tijd en wijle verstopt. Het gevolg is een boeiend spel van licht en schaduw op de met goudkleurige grassen en dennenwouden begroeide bergen. Na een met een fotografische vastlegging van onderhavige mijlpaal gepaard gaande recuperatieperiode op de top aanvaarden we de afdaling via een ander pad, dat evenmin noopt tot aanwending van scribent dezes' bergwandeltechniek en -ervaring. Er verschijnt een aantal nieuwe elementen in het landschap: aan de einder het nogal uitgestrekte Yellowstone Lake en dichterbij de zogeheten Grand Canyon of the Yellowstone, een spectaculaire, door de rivier de Yellowstone uitgesleten kloof die zijn aanwezigheid mede verraadt door de wolken van opstuivend water van de Upper en Lower Falls. Een kort ritje brengt ons tot aan de rand van de immense diepte. Via Uncle Tom's Trail kuieren we van Upper Falls naar het toeristische uitzichtpunt Artist Point. Eén blik op de kloofwanden maakt het hoe en waarom van deze naam duidelijk. Het is alsof een schilder van buitenaardse komaf hier flink met rode en gele verf in de weer is geweest. De felle kleuren vloeken enorm met de helderblauwe kleur van het water, dat zich kolkend door de canyon perst. We passeren de prachtige Lower Falls en klimmen en dalen naar Artist Point, van waaruit de gehele kloof is te overzien.
We rijden naar onze camping aan de oevers van Yellowstone Lake en raken onderweg verzeild in een kilometerslange file, die een klein uur later blijkt te worden veroorzaakt door een grote kudde overstekende bizons. Even verderop zien we met moeite een coyote in het struweel sluipen. De weg volgt de rivier en even later zijn bron, Yellowstone Lake. Aan gene zijde ontlaadt een onweersbui zich en er verschijnen valstrepen en een prachtige regenboog boven het meer, welke een fotostop rechtvaardigen. Vlak voor zonsondergang bereiken we het kampement dat midden in het bos gelegen is. Drie reeën houden zich op op onze kampeerplek; doodgemoedereerd knabbelen ze aan dennentakken. De lucht staat in brand, in allerhande pastelkleuren, het druppelt nog wat na. De duisternis valt snel in en we koken en eten in het donker. Tegen alle verwachtingen in zakt de temperatuur niet onder het vriespunt.
Dag 8: Yellowstone N.P.
Donderdag 17 september 2009
Het kwik mag dan nog in de plus zitten, koud is het. Met een warm ontbijt met pannenkoeken en worstjes in het verschiet maak ik een ommetje bij het meer. Er hangen wat flarden mist boven het water, een sprookjesachtig gezicht. Nadat de calorieënspiegel weer op peil is gebracht rijden we via een bosrijke route naar de omgeving van Old Faithful, zonder enige twijfel de bekendste geiser van Yellowstone. Plankieren die door Biscuit Basin, een geothermisch actief gebied met verspreide bronnen en kleine geisers, slingeren leiden naar een leuk, gestaag klimmend pad naar Mystic Falls. De waterval is leuk, het uitzicht over de bergen, de stoompluimen en de in de zon glimmende Little Firehole River is prachtig. Goed is ook de schade in het landschap te zien die de grote bosbranden hebben aangericht. De afdaling leidt naar Biscuit Basin en aan gene zijde van de weg leidt een pad dwars door Upper Geyser Basin naar Old Faithful. We komen ogen en tijd te kort voor een gretige selectie uit de schier eindeloze verzameling geisers, poelen en stoombronnen die zich langs Firehole River ophoudt. Na dit feest voor het oog is de mythische Old Faithful eigenlijk een forse tegenvaller. Het is niet de grootste geiser van Yellowstone en al evenmin de spectaculairste. Maar de relatieve voorspelbaarheid van diens uitbarstingen maakt dat rondom Old Faithful een keur aan bezoekerscentra, hotels en pubs als paddenstoelen uit de grond is geschoten. Maar vandaag is de geiser een beetje eigenwijs. Na het gebruiken van de lunch aan de rand van een enorme parkeerplaats wandel ik naar Old Faithful, in de waan ruim op tijd te zijn voor de eerstvolgende eruptie, maar de geiser is alvast begonnen. Ik kan nog net het staartje van de eruptie meepikken, terwijl sommige reisgenoten die nog na mij komen al helemaal bot vangen.
De rest van de middag sta ik stuk bij de tent en in de wasserette.
De rest van de middag sta ik stuk bij de tent en in de wasserette.
Dag 9: Yellowstone N.P. – Grand Teton N.P. – Jackson Hole, WY
Vrijdag 18 september 2009
In de wetenschap hier met speels gemak nog wekenlang te kunnen vertoeven verlaten we Yellowstone National Park met gemengde gevoelens. Een relatief korte rit van vier uur over de (adem in) John D. Rockefeller, Jr. Memorial Parkway (adem uit) brengt ons naar de bescheiden geproportioneerde, evenzeer fraaie zuiderbuur Grand Teton National Park. De Tetons vormen een kleine, jonge bergketen, de toppen van welke allerminst aan borsten doen denken (hun naam is verwant aan een van Herman Brusselmans' stokpaardjes: tetten), maar eerder aan een trits rotte haaientanden, die steil oprijzen vanuit de uitgestrekte, grassige vlakte van Snake River. Het park wordt daarnaast gekarakteriseerd door een groot stuwmeer en een aantal kleinere meren. Het direct aan de voet van de bergen gelegen Jenny Lake is in een paar uur te omcirkelen, niet geheel toevallig onze voormiddagbesteding. Een gemakkelijk pad langs de oever van het meer onder een strakblauwe lucht, enkel wat wolken rondom de vrijwel sneeuwloze bergtoppen. Een klimmend, rotsig zijpad leidt naar een uitzichtpunt en Hidden Falls, waar ik, en velen met mij, het lunchpakketje ter hand neem. Het pad loopt vervolgens een kloofdal in, na vijf minuten sla ik rechtsaf en daal ik af naar het meer. De rest van de wandeling gaat over licht geaccidenteerd terrein, door berken- en dennenbossen die flink te lijden hebben gehad onder bosbranden. We ontmoeten elkaar bij het bezoekerscentrum en rijden verder door Jackson Hole, een door bergketens omsloten grasvlakte, door het gelijknamige stadje naar de staatscamping even buiten de bebouwde kom. Het plaatsje is er een van het toeristische soort: veel souvenirwinkeltjes, touroperators, wildwestsaloons en restaurants. Daarnaast is er een respectabel aantal kunstgaleries. Er is een door kleurige, houten gebouwen omzoomd plein met op elke van de vier hoeken een toegangspoort gemaakt uit edelhertgeweien. Ik ga op zoek naar een internetcafé, maar de queeste blijkt algauw tevergeefs: de uitbaters van het internetcafé aan de doorgaande weg even buiten het centrum, waarvan ik het adres in een krantje had opgesnord, blijken er de brui aan te hebben gegeven. In de boekhandel vraag ik aan een bedeesde, maar aardige jongeman of er nog ergens in het dorp een oprit is naar de elektronische snelweg. Hij vreest van niet, en zijn collega hult zich in een veelzeggend stilzwijgen. Maar dit is toch Amerika, mensen, het land van de onbegrensde mogelijkheden? Nergens een internetcomputer te vinden, zelfs in aartsvijand Cuba was e-mailen geen probleem! Ja, maar dit is Wyoming, de dooddoener die mijn laatste restje hoop doet vervliegen. Ik vergeet echter dat Amerikanen erg vriendelijk en behulpzaam zijn en even later sta ik achter de toonbank op de computer van de zaak een e-mailtje te tikken, gratis en voor niks! Ik neem allerhartelijkst afscheid en neem me voor hier morgen een kalender met prachtige zwart-wit landschapsfoto's van Ansel Adams te kopen. Op de camping eten we buffaloburgers en salade.
Dag 10: Jackson Hole, WY
Zaterdag 19 september 2009
Terwijl anderen zich onder het genot van wederom stralend weer verlustigen aan de bruuskste capriolen als mountainbiking en whitewaterrafting, onderga ik een relaxed ontbijt op de camping en laat ik mij, gewapend met wandelstokken en proviand, in Jackson Hole afzetten. Voor ik de held ga uithangen neem ik een kijkje bij een kunstmanifestatie die gaande is op het centrale plein. Zwaar opgedofte vrouwen en stoere mannen met kekke laarzen en cowboyhoeden zijn, onder belangstelling van een niet al te gemêleerd, want tevens rijkelijk van opdoffing c.q. wildwestkledij voorzien gezelschap, hartstochtelijk doende paarden met woest in de wind wapperende manenpartijen op veelkleurige wijze aan het witte doek aan het toevertrouwen. Onderhavige pareltjes van schilderkunst worden met de föhn gedroogd, opdat ze terstond tegen een financiële vergoeding in de maag kunnen worden gesplitst. Met het gemak van een na een feestmaal uitbuikend leeuwenwijfje weersta ik de toch al niet al te opdringerige verleiding en wandel ik naar de rand van het stadje, waar onder de rook van een tactisch geplaatst, schoon toiletgebouwtje de beklimming van Snow King Mountain op mij wacht. Deze als skihelling geoutilleerde bult torent een meter of vijfhonderd boven de vlakte uit. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de ruige Tetons mag dit dan een berg van bescheiden formaat zijn, de klim over een bochtige, brede steenslagweg is er een van het venijnige soort, met gemeen steile stukken. Dat weerhoudt strak en bont geklede, beoordopte types met voorbeeldige lichaamsbouw die zo uit een ronkend reclamespotje voor fitnessapparatuur gewandeld zouden kunnen zijn er niet van deze landschappelijke hindernis in een straf tempo en met even schijnbare als jaloersmakende souplesse te bedwingen. Gedwee laat ik mij door hen inhalen en na stief anderhalf uur sta ik bovenop. Een picknickbank en een vakantiefolderuitzicht over het stadje, de goudgele vlakte met kronkelende Snake River en de machtige Tetons in de verte vormen mijn loon na werken. Na een banaantje op de top en een cappuccino in het dorp douchen en lezen op de camping. In de namiddag terug in Jackson Hole. Ik bezoek een galerie met prachtige fotografische impressies van de omgeving en koop de Ansel Adams-kalender in de boekhandel, waar men mij herkent en ik desgevraagd bedank voor het reuzevriendelijke aanbod weer te e-mailen. Ik krijg waar voor mijn geld in het Teton Steakhouse. De dag afpilsen op de camping. 's Nachts trekt een onweersfront over en tijdens het krieken van de dag begint het te regenen.
Dag 11: Jackson Hole, WY – Craters of the Moon – Ruby Mountains
Zondag 20 september 2009
Net op tijd wordt het droog voor het ontbijt en het opbreken van het kamp.
Vandaag en morgen zullen we aan den lijve gaan ondervinden hoe overweldigend groot dit land nu eigenlijk is. Er staat een transfer naar Lake Tahoe op het menu, met een overnachting ergens in de Ruby Mountains, goed voor een slordige 780 mijl ofwel 1.250 kilometer. Op een kaart van de Verenigde Staten lijkt het een afstand die, weliswaar na een avondje flink doorzakken, met een krachtige straal urine overbrugbaar is, maar geprojecteerd op Europa reikt de metaforische pisboog, mits verzonden vanuit Amsterdam, helemaal tot Turijn. Dat is andere koek, en – o, paradox! – tegelijkertijd toch ook weer dezelfde koek. Verrassend is het derhalve niet dat we zo'n vijftien uur zitvlees zullen kweken voordat we onze tenten aan de boorden van Lake Tahoe zullen opzetten.
Het is flink opgeklaard als we het kampeerterrein afrijden. Dramatische bergformaties zullen we even op onze buik kunnen schrijven, vermits we ons op de uitgestrekte vlakte van Snake River ophouden. Het lover toont zijn veelkleurige herfsttooi. In de loop van de ochtend maken de bomen plaats voor meer agrarische plaatjes en uiteindelijk gelooft welke begroeiing dan ook het wel en is het van horizon tot horizon een dorre, geelbruine bedoening, een landschap dat archetypisch zal blijken te zijn voor Nevada. En dat in Idaho.
De U-vormige vlakte van Snake River is niet zomaar een door een rivier uitgesleten dal: het heeft een vulkanische oorsprong is geleidelijk gevormd toen de Noord-Amerikaanse plaat over de hotspot schoof die zich heden ten dage onder Yellowstone N.P. bevindt. In dat licht is het niet verwonderlijk dat we rond het middaguur arriveren in het natuurgebied Craters of the Moon, een enorme lavavlakte midden in een streek die tegenwoordig in niets meer aan vulkanische activiteit doet denken. Na al het spektakel in de nationale parken dreigt hier het blaséë hersenkwabje geactiveerd te worden, maar nu we zo lang veroordeeld zijn tot de bus is het allerminst vervelend hier even de benen te strekken, te lunchen en iets te doen in het bezoekerscentrum waarvoor het bedoeld is, namelijk het bezoeken. Onderwijl leven P. en T. zich uit op het skateboard.
Gedurende de rest van de rit beperkt het uitzicht zich tot een dorre woestenij met lage, bruine bergen en een paar kleine nederzettingen. Een van die nederzettingen is Jackpot, net over de staatsgrens van Nevada met Idaho, met een tiental casino's een wel heel klein zusje van Las Vegas. In tegenstelling tot in de omringende staten is het gokken gelegaliseerd in Nevada. Dat gebeurde in de crisis van de jaren dertig om de economie te stimuleren en tot op de dag van vandaag is het gokwezen de grootste bron van inkomsten in de Silver State. Eisten tot nu toe de koffieautomaten de aandacht op op tankstations, hier ondervinden ze serieuze concurrentie van de fruitmachines en er wordt dan ook door menigeen een gokje gewaagd. Onze reisleiders hebben een even verrassende als naïeve kijk op het gokken: "Er zit ook een goede kant aan de zaak, want dertig procent van de inkomsten gaat naar het onderwijs."
Oorspronkelijk was het plan om de nacht door te brengen in Nat-Soo-Pah, een kleine familiekampeerplaats met een divers bronnenassorti, maar omdat Labor Day, dat in de Verenigde Staten het eind van het hoogseizoen markeert, al achter de rug is, zijn de campingbestierders iets voor zichzelf gaan doen. We zoeken derhalve onze toevlucht tot een in het volstrekte niets gelegen camping in de Ruby Mountains. De voorzieningen beperken zich tot hoog, geel gras, wat berkenbomen, een koe, een gebouwtje met chemische toiletten en enkele plaatsjes waar we de tenten in Pinkpop-formatie kunnen opzetten. Maar wat dit tot misschien wel de geweldigste camping maakt waar ik ooit heb gestaan is de stilte, het gevoel dat je van de rest van de wereld geïsoleerd bent en de diepblauwe hemel die na zonsondergang in rap tempo verandert in een met schijnbaar talloze sterren bezaaide koepel. Groene curry eten onder een dergelijk onvergetelijk firmament, je maakt het niet dagelijks mee.
Vandaag en morgen zullen we aan den lijve gaan ondervinden hoe overweldigend groot dit land nu eigenlijk is. Er staat een transfer naar Lake Tahoe op het menu, met een overnachting ergens in de Ruby Mountains, goed voor een slordige 780 mijl ofwel 1.250 kilometer. Op een kaart van de Verenigde Staten lijkt het een afstand die, weliswaar na een avondje flink doorzakken, met een krachtige straal urine overbrugbaar is, maar geprojecteerd op Europa reikt de metaforische pisboog, mits verzonden vanuit Amsterdam, helemaal tot Turijn. Dat is andere koek, en – o, paradox! – tegelijkertijd toch ook weer dezelfde koek. Verrassend is het derhalve niet dat we zo'n vijftien uur zitvlees zullen kweken voordat we onze tenten aan de boorden van Lake Tahoe zullen opzetten.
Het is flink opgeklaard als we het kampeerterrein afrijden. Dramatische bergformaties zullen we even op onze buik kunnen schrijven, vermits we ons op de uitgestrekte vlakte van Snake River ophouden. Het lover toont zijn veelkleurige herfsttooi. In de loop van de ochtend maken de bomen plaats voor meer agrarische plaatjes en uiteindelijk gelooft welke begroeiing dan ook het wel en is het van horizon tot horizon een dorre, geelbruine bedoening, een landschap dat archetypisch zal blijken te zijn voor Nevada. En dat in Idaho.
De U-vormige vlakte van Snake River is niet zomaar een door een rivier uitgesleten dal: het heeft een vulkanische oorsprong is geleidelijk gevormd toen de Noord-Amerikaanse plaat over de hotspot schoof die zich heden ten dage onder Yellowstone N.P. bevindt. In dat licht is het niet verwonderlijk dat we rond het middaguur arriveren in het natuurgebied Craters of the Moon, een enorme lavavlakte midden in een streek die tegenwoordig in niets meer aan vulkanische activiteit doet denken. Na al het spektakel in de nationale parken dreigt hier het blaséë hersenkwabje geactiveerd te worden, maar nu we zo lang veroordeeld zijn tot de bus is het allerminst vervelend hier even de benen te strekken, te lunchen en iets te doen in het bezoekerscentrum waarvoor het bedoeld is, namelijk het bezoeken. Onderwijl leven P. en T. zich uit op het skateboard.
Gedurende de rest van de rit beperkt het uitzicht zich tot een dorre woestenij met lage, bruine bergen en een paar kleine nederzettingen. Een van die nederzettingen is Jackpot, net over de staatsgrens van Nevada met Idaho, met een tiental casino's een wel heel klein zusje van Las Vegas. In tegenstelling tot in de omringende staten is het gokken gelegaliseerd in Nevada. Dat gebeurde in de crisis van de jaren dertig om de economie te stimuleren en tot op de dag van vandaag is het gokwezen de grootste bron van inkomsten in de Silver State. Eisten tot nu toe de koffieautomaten de aandacht op op tankstations, hier ondervinden ze serieuze concurrentie van de fruitmachines en er wordt dan ook door menigeen een gokje gewaagd. Onze reisleiders hebben een even verrassende als naïeve kijk op het gokken: "Er zit ook een goede kant aan de zaak, want dertig procent van de inkomsten gaat naar het onderwijs."
Oorspronkelijk was het plan om de nacht door te brengen in Nat-Soo-Pah, een kleine familiekampeerplaats met een divers bronnenassorti, maar omdat Labor Day, dat in de Verenigde Staten het eind van het hoogseizoen markeert, al achter de rug is, zijn de campingbestierders iets voor zichzelf gaan doen. We zoeken derhalve onze toevlucht tot een in het volstrekte niets gelegen camping in de Ruby Mountains. De voorzieningen beperken zich tot hoog, geel gras, wat berkenbomen, een koe, een gebouwtje met chemische toiletten en enkele plaatsjes waar we de tenten in Pinkpop-formatie kunnen opzetten. Maar wat dit tot misschien wel de geweldigste camping maakt waar ik ooit heb gestaan is de stilte, het gevoel dat je van de rest van de wereld geïsoleerd bent en de diepblauwe hemel die na zonsondergang in rap tempo verandert in een met schijnbaar talloze sterren bezaaide koepel. Groene curry eten onder een dergelijk onvergetelijk firmament, je maakt het niet dagelijks mee.
Dag 12: Ruby Mountains – Lake Tahoe
Maandag 21 september 2009
De vlakte van Snake River mag dan een vlakte zijn, het is wel een hoogvlakte. In de loop van gisteren zijn we nietsvermoedend gestegen naar een kloeke 2.500 meter, hetgeen niet heel veel wenkbrauwen moet doen fronsen. We bevinden ons immers in de bergen, de Ruby Mountains welteverstaan. Het is vannacht dan ook gemeen afgekoeld en op het afwaswater van gisteravond heeft zich een dun laagje ijs gevormd. En dat terwijl ik tijdens het ommetje door de lavastromen, in de brandende zon nog smakelijk lachte om het gegeven dat de naam Nevada is afgeleid van het Spaanse woord voor sneeuw. Ik kan me inlezen tot ik een ons weeg, hetgeen niet snel zal gebeuren (het een ons wegen, niet het inlezen), maar voor een gezonde polderjongen als scribent dezes went het nooit, die enorme temperatuurverschillen in hooggelegen terrein. En daarin sta ik niet alleen, gezien het feit dat het prille ijs nogal wat bekijks trekt. De Walmart-mutsen en -handschoenen bewijzen weer goede diensten. Het zachte, roze licht dat op de brede toppen valt kondigt aan dat de zon op het punt staat boven de einder te klimmen en koning winter definitief zijn plaats te wijzen, althans voor vandaag.
En terwijl we de slaap nog uit onze ogen wrijven zijn we weer on the road. Over het landschap valt niets noemenswaardigs te vermelden: dat is vooralsnog hetzelfde als gisteren. Dat geeft mij de mogelijkheid om iets over de sanitaire pitsstops te vertellen, want in tegenstelling tot spuitende geisers en midden in een dorpje grazend wild zijn die er elke dag. We hebben afgesproken dat we de sanitaire annonces doen in de vorm van een soort aandrangsschaal van 1 tot 10, waarbij 1 staat voor geen aandrang, 6 voor aandrang aanwezig, maar als het moet is het nog wel te doen, 8 voor heel nodig moeten en tja, bij 10 is de bus feitelijk al ondergezeken. Er ligt een motel aan gene zijde van de snelweg en enorme reclameborden doen kond van hetgeen het etablissement aan vertier te bieden heeft aan de gemiddelde trucker: a comfy room; a hearty meal; a hot cup of coffee; a pretty woman to sit on your lap. Waarvan akte. De reisleiding informeert nog maar even verlekkerd of het achterin niet 10 out of 10 is.
De lunchstop is in het merkwaardige plaatsje Lovelock. Er is werkelijk geen klap te beleven, ware het niet dat in 2006 het voorbeeldig aangeharkte Lover's Lock Plaza is geopend. Naar oud Chinees gebruik kunnen verliefden, verloofden en getrouwden hier hun wederzijdse liefde bezegelen door een slotje aan een ketting te hangen. Iets dergelijks hadden G. en ik al in Moskou gezien. Overigens lijkt Lovelock lieflijker dan het is: er is een groot gevangeniscomplex (door Amerikanen, de ongekroonde koningen van het eufemisme, correctional center genoemd) waar ene O.J. Simpson tegen wil en dank domicilie houdt en tot medio jaren zestig lag er een aanzienlijk militair oefenterrein onder de rook van het stadje.
Nadat de autosnelweg ons slangsgewijs door het gokkersparadijs Reno heeft geloodst - de kleinste grote stad ter wereld, zoals het zichzelf pleegt te afficheren - laten we de woestijn eindelijk achter ons. We wisten bijna niet meer hoe zoiets eruit zag, maar we spotten een boom. En nog een boom. En nog een. En alsof dat nog niet genoeg is bevinden we ons, voor we er erg in hebben, in een heus bos. We nemen de wuft kronkelende, toeristische route naar de pas die ons een magnifiek uitzicht biedt op de natuurlijke habitat van reisbegeleider T.: Lake Tahoe, dat is omringd door bergen. Hoe hoger we komen, hoe meer T. begint te praten. We leggen onze Engelstalige reisgenoten uit wat het Nederlandse spreekwoord "hij ruikt de stal" betekent. T. dreunt, onderverdeeld per seizoen, een schier eindeloze lijst buitensportactiviteiten op die hier zoal worden beoefend en als toetje legt hij uit dat de grens tussen Nevada en Californië het meer doorklieft. Op de oever ligt een plaatsje precies op de grens: Stateline. Dat zien we bevestigd op het uitzichtpunt: het deel dat in Nevada ligt blijkt een kloeke verzameling monsterlijke casino's, terwijl de andere helft, dat wordt gedomineerd door tweede huizen, schuilgaat in de naaldbossen.
Ergens halverwege de middag rijden we het campingterrein op. De verkeersborden langs de weg lieten er al geen misverstand over bestaan: dit is bear country en derhalve wordt ons te verstaan gegeven etens- en geparfumeerde waren in de bear boxes te deponeren. Het is een grote, maar schitterende camping midden in het bos en je hoeft maar de weg over te steken en je zit met je piña coladaatje aan de oever van het meer. Daar is vandaag echter geen tijd voor. Na het opbouwen van het kampement picknicken we en 's avonds stappen we op de boot voor een sunset cruise. Ondanks de Amerikaans-hysterische gastvrouw wordt het een ontspannen bedoening en de zonsondergang stelt niet teleur.
En terwijl we de slaap nog uit onze ogen wrijven zijn we weer on the road. Over het landschap valt niets noemenswaardigs te vermelden: dat is vooralsnog hetzelfde als gisteren. Dat geeft mij de mogelijkheid om iets over de sanitaire pitsstops te vertellen, want in tegenstelling tot spuitende geisers en midden in een dorpje grazend wild zijn die er elke dag. We hebben afgesproken dat we de sanitaire annonces doen in de vorm van een soort aandrangsschaal van 1 tot 10, waarbij 1 staat voor geen aandrang, 6 voor aandrang aanwezig, maar als het moet is het nog wel te doen, 8 voor heel nodig moeten en tja, bij 10 is de bus feitelijk al ondergezeken. Er ligt een motel aan gene zijde van de snelweg en enorme reclameborden doen kond van hetgeen het etablissement aan vertier te bieden heeft aan de gemiddelde trucker: a comfy room; a hearty meal; a hot cup of coffee; a pretty woman to sit on your lap. Waarvan akte. De reisleiding informeert nog maar even verlekkerd of het achterin niet 10 out of 10 is.
De lunchstop is in het merkwaardige plaatsje Lovelock. Er is werkelijk geen klap te beleven, ware het niet dat in 2006 het voorbeeldig aangeharkte Lover's Lock Plaza is geopend. Naar oud Chinees gebruik kunnen verliefden, verloofden en getrouwden hier hun wederzijdse liefde bezegelen door een slotje aan een ketting te hangen. Iets dergelijks hadden G. en ik al in Moskou gezien. Overigens lijkt Lovelock lieflijker dan het is: er is een groot gevangeniscomplex (door Amerikanen, de ongekroonde koningen van het eufemisme, correctional center genoemd) waar ene O.J. Simpson tegen wil en dank domicilie houdt en tot medio jaren zestig lag er een aanzienlijk militair oefenterrein onder de rook van het stadje.
Nadat de autosnelweg ons slangsgewijs door het gokkersparadijs Reno heeft geloodst - de kleinste grote stad ter wereld, zoals het zichzelf pleegt te afficheren - laten we de woestijn eindelijk achter ons. We wisten bijna niet meer hoe zoiets eruit zag, maar we spotten een boom. En nog een boom. En nog een. En alsof dat nog niet genoeg is bevinden we ons, voor we er erg in hebben, in een heus bos. We nemen de wuft kronkelende, toeristische route naar de pas die ons een magnifiek uitzicht biedt op de natuurlijke habitat van reisbegeleider T.: Lake Tahoe, dat is omringd door bergen. Hoe hoger we komen, hoe meer T. begint te praten. We leggen onze Engelstalige reisgenoten uit wat het Nederlandse spreekwoord "hij ruikt de stal" betekent. T. dreunt, onderverdeeld per seizoen, een schier eindeloze lijst buitensportactiviteiten op die hier zoal worden beoefend en als toetje legt hij uit dat de grens tussen Nevada en Californië het meer doorklieft. Op de oever ligt een plaatsje precies op de grens: Stateline. Dat zien we bevestigd op het uitzichtpunt: het deel dat in Nevada ligt blijkt een kloeke verzameling monsterlijke casino's, terwijl de andere helft, dat wordt gedomineerd door tweede huizen, schuilgaat in de naaldbossen.
Ergens halverwege de middag rijden we het campingterrein op. De verkeersborden langs de weg lieten er al geen misverstand over bestaan: dit is bear country en derhalve wordt ons te verstaan gegeven etens- en geparfumeerde waren in de bear boxes te deponeren. Het is een grote, maar schitterende camping midden in het bos en je hoeft maar de weg over te steken en je zit met je piña coladaatje aan de oever van het meer. Daar is vandaag echter geen tijd voor. Na het opbouwen van het kampement picknicken we en 's avonds stappen we op de boot voor een sunset cruise. Ondanks de Amerikaans-hysterische gastvrouw wordt het een ontspannen bedoening en de zonsondergang stelt niet teleur.
Dag 13: Lake Tahoe
Dinsdag 22 september 2009
Hoezeer de campinggasten ook hun best hebben gedaan om hun lege blikjes, lege flesjes, poepluiers, afgekloven kipkluifjes en andere met kamperen te associëren troepjes in de afvalbak te deponeren, is dit noeste werk vannacht op tamelijk onzorgvuldige wijze tenietgedaan door een beer. Het is door het vuilnis waden richting het uitstekend geoutilleerde toiletgebouw.
We maken een stevige en stoffige, maar ook stille en vredige wandeltocht naar Marlette Lake. De wandeling gaat vals plat omhoog door een dalletje over zandweggetjes, door bos en langs een aantal steenformaties. Een zijpad leidt naar uitzicht over het veel grotere Lake Tahoe. We dalen af naar het helderblauwe Marlette Lake, lunchen aan de oever en lopen via dezelfde route terug. Het is weer eens een stralende dag en we zien veel eekhoorns.
Ik was het stof van me af, sla een uurtje stuk op het strandje langs Lake Tahoe en nip aan een piña coladaatje op het terras. Na zonsondergang doen we ons tegoed aan een pastamaaltijd met vis op ons kampement. Onder luide toejuichingen speel ik een partijtje schaak met onze Amerikaanse buurman. Het punt blijft na veel wederzijds geknoei in Europese handen.
We maken een stevige en stoffige, maar ook stille en vredige wandeltocht naar Marlette Lake. De wandeling gaat vals plat omhoog door een dalletje over zandweggetjes, door bos en langs een aantal steenformaties. Een zijpad leidt naar uitzicht over het veel grotere Lake Tahoe. We dalen af naar het helderblauwe Marlette Lake, lunchen aan de oever en lopen via dezelfde route terug. Het is weer eens een stralende dag en we zien veel eekhoorns.
Ik was het stof van me af, sla een uurtje stuk op het strandje langs Lake Tahoe en nip aan een piña coladaatje op het terras. Na zonsondergang doen we ons tegoed aan een pastamaaltijd met vis op ons kampement. Onder luide toejuichingen speel ik een partijtje schaak met onze Amerikaanse buurman. Het punt blijft na veel wederzijds geknoei in Europese handen.
Dag 14: Lake Tahoe - Yosemite N.P.
Woensdag 23 september 2009
Op Sicilië kreeg ik het al voor elkaar om door een aardbeving van 5,6 op de schaal van Richter heen te slapen, maar deze mag er ook wezen. Terwijl ik op één oor lig, weet een beer met het nodige kabaal onze aanhanger open te breken en het kliekje vispasta van gisteravond op te snorren. Vervolgens begint hij doodgemoedereerd ervan te smikkelen, hemelsbreed op circa 43 centimeter afstand van mijn reeds gememoreerde oor. (Er zit nog een tentzeil en een door schrijver dezes opgetrokken muur van geluid tussen.) Iedereen, inclusief mijn tentgenoot, wordt wakker, kijkt wat er aan de hand is, schijt alle kleuren van de regenboog en wekt reisbegeleider P., die het dier met een woeste oerkreet de heuvels in jaagt. Het is tijdens het ontbijt niet duidelijk wat het verhaal van de dag gaat worden: de beer die ons eten heeft gejat of ik die de hele toestand kennelijk in halfcomateuze toestand is ontgaan.
We breken het kamp op en rijden via Carson City, de hoofdstad van Nevada, naar Californië. Op de grens worden we nog even ondervraagd door een soortement milieupolitie. Voetheuvels, bergen met een beetje sneeuw in de verte. Ter hoogte van het Mono Lake slaan we de weg naar Yosemite N.P. in. Het is een prachtige route door een diepe kloof naar de Tiogapas op 3.031 meter hoogte. Hier bevinden zich de kassa's van het nationale park. Verder over een hoogvlakte met wat meertjes. Het wordt al snel duidelijk waar Yosemite wereldvermaard om is: torenhoge kliffen van graniet en uitgestrekte naaldwouden, met her en der een verdwaald bosje sequoiabomen. Het hart van het park, zowel in geografische als toeristische zin, is Yosemite Valley, een langgerekte, door gletsjers uitgesleten kloof van een kilometer diep. Naast uitbundig natuurschoon, waaronder steile granietwanden en watervallen, zijn hier vele voorzieningen: een uitgebreid netwerk van wandelpaden, een aantal grote campings, gratis shuttlebusjes en twee dorpjes met winkeltjes, supermarkten, bezoekerscentra, tentoonstellingsruimtes en een heuse pizza patio.
We maken een ommetje naar een trosje torenhoge sequoia's en even verderop hebben we ons eerste adembenemende uitzicht over de vallei, met de twee kenmerkende pieken Half Dome en El Capitan. We dalen af, door een aantal tunnels en door een door bosbranden verwoest bosgebied, en eenmaal in het dal zien we pas echt hoe nekverstuikend hoog de granieten wanden zijn. Als gekreukeld aluminiumfolie torenen ze hoog boven de wouden en Merced River uit. Rond zonsondergang bereiken we de schaduwrijke camping en zetten we onze tenten op. We zien veel eekhoorns en naar het schijnt worden er elke dag beren gesignaleerd op het terrein.
We breken het kamp op en rijden via Carson City, de hoofdstad van Nevada, naar Californië. Op de grens worden we nog even ondervraagd door een soortement milieupolitie. Voetheuvels, bergen met een beetje sneeuw in de verte. Ter hoogte van het Mono Lake slaan we de weg naar Yosemite N.P. in. Het is een prachtige route door een diepe kloof naar de Tiogapas op 3.031 meter hoogte. Hier bevinden zich de kassa's van het nationale park. Verder over een hoogvlakte met wat meertjes. Het wordt al snel duidelijk waar Yosemite wereldvermaard om is: torenhoge kliffen van graniet en uitgestrekte naaldwouden, met her en der een verdwaald bosje sequoiabomen. Het hart van het park, zowel in geografische als toeristische zin, is Yosemite Valley, een langgerekte, door gletsjers uitgesleten kloof van een kilometer diep. Naast uitbundig natuurschoon, waaronder steile granietwanden en watervallen, zijn hier vele voorzieningen: een uitgebreid netwerk van wandelpaden, een aantal grote campings, gratis shuttlebusjes en twee dorpjes met winkeltjes, supermarkten, bezoekerscentra, tentoonstellingsruimtes en een heuse pizza patio.
We maken een ommetje naar een trosje torenhoge sequoia's en even verderop hebben we ons eerste adembenemende uitzicht over de vallei, met de twee kenmerkende pieken Half Dome en El Capitan. We dalen af, door een aantal tunnels en door een door bosbranden verwoest bosgebied, en eenmaal in het dal zien we pas echt hoe nekverstuikend hoog de granieten wanden zijn. Als gekreukeld aluminiumfolie torenen ze hoog boven de wouden en Merced River uit. Rond zonsondergang bereiken we de schaduwrijke camping en zetten we onze tenten op. We zien veel eekhoorns en naar het schijnt worden er elke dag beren gesignaleerd op het terrein.
Dag 15: Yosemite N.P.
Donderdag 24 september 2009
Na een warm ontbijt worden we door onze reisbegeleiders afgezet op Glacier Point, een klassiek en navenant drukbezocht uitzichtpunt dat zich precies een kilometer boven de valleibodem verheft. Het is zo'n punt waar je je vinger slechts met de grootst mogelijke moeite van de ontspanknop van je fototoestel afgerukt krijgt en je bijna vergeet om ook even niet door je zoeker te kijken, ofschoon je eigenlijk al weet dat die tweehonderd foto's stuk voor stuk totaal geen recht doen aan de adembenemende werkelijkheid. En dan nog te bedenken dat de watervallen zich aan het eind van de zomer niet op hun uitbundigst tonen. Alle sneeuw is immers al lang en breed gesmolten en van de Nevada en Vernal Falls is niet meer over dan een relatief iel stroompje. Yosemite Fall is zelfs helemaal opgedroogd en is alleen te herkennen aan een donkere plek op de rotswand aan gene zijde van de kloof, alsof een beschonken reus er heeft staan wildplassen. Ondanks alles menen we het gebulder van Vernal Fall nog te kunnen ontwaren uit de oorverdovende stilte, die verder slechts wordt verstoord door het geklik van fototoestellen.
Ter hoogte van de parkeerplaats leidt een gruizig zigzagpad Yosemite Valley in: de Four Mile Trail, die eigenlijk 4,8 mijl ofwel 7,4 kilometer lang is. En dat is maar goed ook, want we hebben het hier wel over een knieverslindend gemiddeld dalingspercentage van 13,5%. We kopen veel water bij het winkeltje - voor de lezer begint het zonder enige twijfel al saai te worden, maar het is ziedend heet met geen wolkje aan de lucht - prepareren onze telescopische wandelstokken en beginnen aan de afdaling. Na overvloedig pauzeren, drinken, fotograferen en genieten van de afwisselende panorama's staan we een stiefe twee uur later met pijnlijke voeten en knikkende knieën beneden in de verkoelende bossen. Ik steek het bruggetje over de Merced River over - alwaar een roedel Bob Rossen Half Dome, alsmede zijn weerspiegeling in het water op het canvas aan het vereeuwigen is - en sla wat tijd stuk in Yosemite Village met internetten, boodschappen doen en het aandoen van het bezoekerscentrum en de tentoonstelling van Ansel Adams. Volgens het informatiebord in het bezoekerscentrum is het vandaag 31 graden. Celsius. Morgen van hetzelfde klamme laken een zonnebrandcrèmefabrikantwinstgenererend pak.
Ter hoogte van de parkeerplaats leidt een gruizig zigzagpad Yosemite Valley in: de Four Mile Trail, die eigenlijk 4,8 mijl ofwel 7,4 kilometer lang is. En dat is maar goed ook, want we hebben het hier wel over een knieverslindend gemiddeld dalingspercentage van 13,5%. We kopen veel water bij het winkeltje - voor de lezer begint het zonder enige twijfel al saai te worden, maar het is ziedend heet met geen wolkje aan de lucht - prepareren onze telescopische wandelstokken en beginnen aan de afdaling. Na overvloedig pauzeren, drinken, fotograferen en genieten van de afwisselende panorama's staan we een stiefe twee uur later met pijnlijke voeten en knikkende knieën beneden in de verkoelende bossen. Ik steek het bruggetje over de Merced River over - alwaar een roedel Bob Rossen Half Dome, alsmede zijn weerspiegeling in het water op het canvas aan het vereeuwigen is - en sla wat tijd stuk in Yosemite Village met internetten, boodschappen doen en het aandoen van het bezoekerscentrum en de tentoonstelling van Ansel Adams. Volgens het informatiebord in het bezoekerscentrum is het vandaag 31 graden. Celsius. Morgen van hetzelfde klamme laken een zonnebrandcrèmefabrikantwinstgenererend pak.
Dag 16: Yosemite N.P.
Vrijdag 25 september 2009
Een egoboostje! De fanatiekelingen in het reisgezelschap zijn verbaasd dat ik pas voor de wandeltocht der wandeltochten in Yosemite: de beklimming van Half Dome, het icoon van dit park: rond zonsopgang vertrekken, tien tot twaalf uur lopen (exclusief pauzes en de wachtrij voor de levensgevaarlijke staalkabelsectie om de laatste 130 hoogtemeters te overbruggen), ruim 27 kilometer, 1.600 meter stijgen en evenzovele meters dalen, advieshoeveelheid water mee van minstens vier liter per persoon. En dus een maximumtemperatuur van 31 graden. Celsius. Zonder al te veel beschutting. Kennelijk ben ik een van hen, maar deze jongen gaat het vandaag wat rustiger aan doen, hoewel mijn geplande ommetje langs de Vernal en Nevada Falls ook menigeen al te machtig zal zijn.
Terwijl voornoemde bikkels al en route aan het zwoegen zijn, verruil ik met F. op een christelijk tijdstip de slaapzak voor een vreetschuur in Curry Village ter tegoeddoening aan een schandelijk ontbijtbuffet. Na de afdaling van gisteren kiest F. ervoor om in de vallei te blijven; ik neem het shuttlebusje naar Happy Isles, het startpunt van de Mist Trail. Mist verwijst hier naar de enorme wolken minuscule waterdruppeltjes rondom de watervallen die nietsvermoedende wandelaars een onverwachte douche bezorgen, maar daar kan in het vroege najaar geen sprake van zijn. Een gestaag klimmend, maar breed asfaltpad langs de rechteroever van de wildstromende, rijkberotste Merced River komt na een stief kwartier gaans uit bij een brug, die het eind van de toeristische zone markeert. De eerste waterval is hier al in de verte te zien, maar er moet een serieuze bende calorieën worden verstookt om Vernal Fall in vol ornaat te aanschouwen. Het begint vrij vlak, maar algauw doemt er een afschuwelijk steile, in het graniet uitgehakte trap op. Ruim tweehonderd hoogtemeters worden overbrugd middels een dikke zeshonderd treden. Een ravitaillering op het uitkijkpunt en dan verder omhoog naar de vlakte boven de waterval, alwaar de poriën tijdens het uitpuffen vol open gaan. Hoe verleidelijk is het dan om in het verstilde, koele, blauwgroene water van Emerald Pool te springen? Heel verleidelijk, maar er staat hier een lelijke onderstroom die rechtstreeks naar Vernal Fall en een wisse dood leidt. Niet voor niets is de Mist Trail naar verluidt niet de gevaarlijkste, maar wel de dodelijkste wandeling in heel Yosemite.
Na een sanitaire annonce - de beheerders van het pad hebben zich terdege gerealiseerd dat al dat water uitnodigt tot plassen en dus zijn op strategische plekken toiletblokken geplaatst - volgt een stenige maar lommerrijke passage, waarna het weer keren en draaien is via een ditmaal gemakkelijker trappenpaadje naar de top van Nevada Fall. Het uitzicht op het suïcidale water en de granieten kamelenbult Liberty Cap is magnifiek te noemen, maar het mooiste panorama van de dag moet nog komen. Na de lunch, waarbij ik de brutale chipmunks bijna van me af moet slaan, besluit ik naar Happy Isles terug te keren via de John Muir Trail, zeg maar het Pieterpad van de Sierra Nevada. Dit is een iets langere, maar daarom ook minder steile en traptredenloze route. Voor elke onoverzichtelijke bocht zing ik het refrein van The Passenger van Iggy Pop om eventuele op de loer liggende beren af te schrikken. Kennelijk jaag ik er ook medewandelaars mee de stuipen op het lijf, want tegenliggers zijn op de worstenvingers van één klamme hand te tellen. Een kilometer of anderhalf na de boterhammen kijk ik over mijn schouder en doen mijn staafjes en kegeltjes een vreugdedansje bij het aanschouwen van dit weidse vergezicht, waarin de toch zonet zo machtige Nevada Fall in het niet valt bij Liberty Cap en de bochel van Half Dome. Daarna duikt het pad de bossen in en na vele haarspeldbochten komt het uit bij de brug, waarna ik slalommend tussen de kinderwagens de halteplaats van het shuttlebusje poog te bereiken.
Een verfrissende douche. Pizza eten en Fat Tire drinken op de befaamde pizza patio in Curry Village, volgens P. en naar ik aanneem alleen volgens P. Yosemites jachtgebied voor alleenstaande mannen.
Terwijl voornoemde bikkels al en route aan het zwoegen zijn, verruil ik met F. op een christelijk tijdstip de slaapzak voor een vreetschuur in Curry Village ter tegoeddoening aan een schandelijk ontbijtbuffet. Na de afdaling van gisteren kiest F. ervoor om in de vallei te blijven; ik neem het shuttlebusje naar Happy Isles, het startpunt van de Mist Trail. Mist verwijst hier naar de enorme wolken minuscule waterdruppeltjes rondom de watervallen die nietsvermoedende wandelaars een onverwachte douche bezorgen, maar daar kan in het vroege najaar geen sprake van zijn. Een gestaag klimmend, maar breed asfaltpad langs de rechteroever van de wildstromende, rijkberotste Merced River komt na een stief kwartier gaans uit bij een brug, die het eind van de toeristische zone markeert. De eerste waterval is hier al in de verte te zien, maar er moet een serieuze bende calorieën worden verstookt om Vernal Fall in vol ornaat te aanschouwen. Het begint vrij vlak, maar algauw doemt er een afschuwelijk steile, in het graniet uitgehakte trap op. Ruim tweehonderd hoogtemeters worden overbrugd middels een dikke zeshonderd treden. Een ravitaillering op het uitkijkpunt en dan verder omhoog naar de vlakte boven de waterval, alwaar de poriën tijdens het uitpuffen vol open gaan. Hoe verleidelijk is het dan om in het verstilde, koele, blauwgroene water van Emerald Pool te springen? Heel verleidelijk, maar er staat hier een lelijke onderstroom die rechtstreeks naar Vernal Fall en een wisse dood leidt. Niet voor niets is de Mist Trail naar verluidt niet de gevaarlijkste, maar wel de dodelijkste wandeling in heel Yosemite.
Na een sanitaire annonce - de beheerders van het pad hebben zich terdege gerealiseerd dat al dat water uitnodigt tot plassen en dus zijn op strategische plekken toiletblokken geplaatst - volgt een stenige maar lommerrijke passage, waarna het weer keren en draaien is via een ditmaal gemakkelijker trappenpaadje naar de top van Nevada Fall. Het uitzicht op het suïcidale water en de granieten kamelenbult Liberty Cap is magnifiek te noemen, maar het mooiste panorama van de dag moet nog komen. Na de lunch, waarbij ik de brutale chipmunks bijna van me af moet slaan, besluit ik naar Happy Isles terug te keren via de John Muir Trail, zeg maar het Pieterpad van de Sierra Nevada. Dit is een iets langere, maar daarom ook minder steile en traptredenloze route. Voor elke onoverzichtelijke bocht zing ik het refrein van The Passenger van Iggy Pop om eventuele op de loer liggende beren af te schrikken. Kennelijk jaag ik er ook medewandelaars mee de stuipen op het lijf, want tegenliggers zijn op de worstenvingers van één klamme hand te tellen. Een kilometer of anderhalf na de boterhammen kijk ik over mijn schouder en doen mijn staafjes en kegeltjes een vreugdedansje bij het aanschouwen van dit weidse vergezicht, waarin de toch zonet zo machtige Nevada Fall in het niet valt bij Liberty Cap en de bochel van Half Dome. Daarna duikt het pad de bossen in en na vele haarspeldbochten komt het uit bij de brug, waarna ik slalommend tussen de kinderwagens de halteplaats van het shuttlebusje poog te bereiken.
Een verfrissende douche. Pizza eten en Fat Tire drinken op de befaamde pizza patio in Curry Village, volgens P. en naar ik aanneem alleen volgens P. Yosemites jachtgebied voor alleenstaande mannen.
Dag 17: Yosemite N.P. – San Francisco
Zaterdag 26 september 2009
Tweeënhalve dag is veel te kort voor een nationaal park ter grootte van een Nederlandse provincie. Sterker nog, het is veel te kort voor een vallei van twaalf kilometer lang en anderhalve kilometer breed. Toch is het tijd om deze Amerikaanse topattractie te verlaten. Voor de laatste keer breken we de tenten af en rijden we in vijf uur naar San Francisco, doorheen een niet bepaald onvergetelijk landschap van fruitgaarden, wijnranken en kale bergen. Vlak voor de drukke Bay Bridge zien we voor het eerst auto's die kleiner zijn dan een truck. Het is een mooie entree tot de stad en in de verte zien we de beroemde Golden Gate Bridge al. Ons hotel ligt midden in het centrum en het is volgeboekt door homo's die zich er niet voor schamen slechts gekleed in leren string door de lobby te banjeren. Het zwembad op het dak laat ik dit weekend dan ook maar aan mij voorbijgaan. We dumpen onze bagage en krijgen nog een rondrit door de stad, inclusief uitzichtpunt op de Golden Gate Bridge, die een aardig eindje buiten het centrum ligt. Nadat we afscheid hebben genomen van P. en T., nemen we de tram naar Fisherman's Wharf, een toeristisch gebied aan het water, waar we een visrestaurant opzoeken.
Dag 18: San Francisco
Zondag 27 september 2009
Een leuke, zonovergoten dag in San Francisco. Na een eenvoudig ontbijt beklim ik Nob Hill voor een klassiek uitzicht op de trams die heuveltje op, heuveltje af gaan. (Zoals vele wereldsteden is San Francisco op "zeven" heuvels gebouwd. Volgens de Wikipedia zijn het er 44, maar dat bekt minder lekker.) Mijn toeristische route doet vervolgens Fisherman's Wharf aan (zeehondenkolonie kijken, broodje krab eten), Coit Tower (uitzichtje doen), Little Italy (guido's en guidettes kijken), Chinatown (Chinezen kijken en heerlijke etensgeuren ruiken), het financiële district (stijve nek krijgen van de wolkenkrabbers) en Alamo Square (Victoriaanse pastelhuisjes uit Full House fotograferen met wolkenkrabbers op de achtergrond). 's Avonds chinees eten in een heel klein tentje en heuveltje af paaldansen op de tram.
Dag 19 en 20: San Francisco – Atlanta – Amsterdam
Maandag 28 en dinsdag 29 september 2009
In het holst van de nacht nemen we een taxi naar het claustrofobische vliegveld van San Francisco.