Sûre-footed
Luxe(mburgs) wandelarrangement rond Esch-sur-Sûre
In het paasweekend deed ik voor het eerst sinds vele jaren de Ardennen aan. Vanuit een retailpark aan de rand van Malmedy – gemiste kans: Mallmedy – maakte ik een tweedaagse trektocht door bos- en schaduwrijke beekdalen en over even glooiende als panoramische plateaus. De weergoden stapten beide dagen met het goede been uit bed, doch gedurende de rit huiswaarts werd mijn haringgrijze bolide gegeseld door een waterballet.
Amper twee weken nadien mag het middelgebergte in kwestie zich andermaal in scribent dezes' belangstelling verheugen: ik maak een aantal rondwandelingen in het dunbevolkte noorden van Luxemburg, dat met eenzelfde landschapsprofiel is behept. Uitvalsbasis is een hotel-restaurant in het geïsoleerde kasteeldorpje Esch-sur-Sûre, waar ik een kamer met jacuzzi heb weten te bemachtigen en ik elke avond wordt vergast op een heus viergangendiner. In meteorologische zin zou onderhavig reisje rond Bevrijdingsdag het spiegelbeeld worden van mijn vorige bezoek aan de door Herman Finkers bezongen heuvels: tot mijn dagdagelijkse uitrusting zou mijn Dwayne Wayne-clip-on-zonnebril behoren; nochtans zouden mijn ruitenwissers op de heenweg gezwind heen en weer dienen te zwiepen.
Amper twee weken nadien mag het middelgebergte in kwestie zich andermaal in scribent dezes' belangstelling verheugen: ik maak een aantal rondwandelingen in het dunbevolkte noorden van Luxemburg, dat met eenzelfde landschapsprofiel is behept. Uitvalsbasis is een hotel-restaurant in het geïsoleerde kasteeldorpje Esch-sur-Sûre, waar ik een kamer met jacuzzi heb weten te bemachtigen en ik elke avond wordt vergast op een heus viergangendiner. In meteorologische zin zou onderhavig reisje rond Bevrijdingsdag het spiegelbeeld worden van mijn vorige bezoek aan de door Herman Finkers bezongen heuvels: tot mijn dagdagelijkse uitrusting zou mijn Dwayne Wayne-clip-on-zonnebril behoren; nochtans zouden mijn ruitenwissers op de heenweg gezwind heen en weer dienen te zwiepen.
Dag 0: Alverna – Wemperhardt
Zaterdag 3 mei 2025
Teneinde me op de eerste wandeldag niet te hoeven beperken tot een inloopommetje, reis ik vandaag al af naar het groothertogdom, waar ik overnacht in de negorij Wemperhardt (55 zielen), pal aan de grens met België. Het hotel is integraal onderdeel van een immens winkelcentrum, dat op zijn beurt is omsloten door een heksenkring van parkeerplaatsen en tankstations. Mijn oponthoud in de natuur van Noord-Luxemburg heeft aanvankelijk derhalve meer weg van een Trauerrees.
Terwijl het aanrijden nog wordt gebalsemd door zonneschijn, zet Pluvius er ter hoogte van Maastricht de schouders onder. Het driekwart ronden van de zwevende rotonde van de labyrintische verkeerswisselaar van Cheratte en het aansnijden der chicanes bij Verviers gaan gepaard met zware regenbuien. Daar waar onze zuiderburen de Duitse taal bezigen verlaat ik de cellulitische E42 ten faveure van een secundair bochtenparcours. Boven de golvende graslanden hangt een dreigend zwerk, dat zich spoedig ontlaadt in de vorm van plasregen, donder en bliksem. Het asfalt is bezaaid met takken; op de andere weghelft is een vrachtwagen met oplegger in een greppel terechtgekomen. Bij aankomst in Wemperhardt is de fut van het juist nog zo zomers aandoende onweer eruit; het kinderachtige gerommel en dito gespetter dat de nakende tenietgang van de betreffende stapelwolk nog ontkent markeert de laatste stuiptrekking van een warme episode. De atmosfeer zal vlot tot rust komen, maar hetzelfde zal opgeld doen voor 's mans zweetklieren.
Onder mijn verblijf is een yuppen-Lidl gelegen, waar ik op jacht ga op enige hartigheden om na de inspanningen van de komende dagen het zoutverlies te compenseren. Naast hofleverancier van chips in allerhande soorten en maten blijkt de P.C. Hooft-supermarkt echter tevens de royaalst gesorteerde whiskyboer van Luxemburg te wezen. Gewapend met twee kokers Pringles en evenzovele flessen Islay-levenswater verlaat ik het winkelcentrum, dat voor het overige wordt gedomineerd door dertien-in-een-dozijn-kledingzaken, enkele laagdrempelige restaurants en diverse goedkope kappers, waaronder de Ryanhair – zouden de kappers alhier werkzaam zijn opgeleid in een vlechtsimulator?
Ik prik een vorkje in de brasserie van het hotel. Zoals te doen gebruikelijk in het kleinste der Benelux-landen verloopt de communicatie met de bediening in alle talen van eenieders tong, met uitzondering van het Luxemburgs.
Terwijl het aanrijden nog wordt gebalsemd door zonneschijn, zet Pluvius er ter hoogte van Maastricht de schouders onder. Het driekwart ronden van de zwevende rotonde van de labyrintische verkeerswisselaar van Cheratte en het aansnijden der chicanes bij Verviers gaan gepaard met zware regenbuien. Daar waar onze zuiderburen de Duitse taal bezigen verlaat ik de cellulitische E42 ten faveure van een secundair bochtenparcours. Boven de golvende graslanden hangt een dreigend zwerk, dat zich spoedig ontlaadt in de vorm van plasregen, donder en bliksem. Het asfalt is bezaaid met takken; op de andere weghelft is een vrachtwagen met oplegger in een greppel terechtgekomen. Bij aankomst in Wemperhardt is de fut van het juist nog zo zomers aandoende onweer eruit; het kinderachtige gerommel en dito gespetter dat de nakende tenietgang van de betreffende stapelwolk nog ontkent markeert de laatste stuiptrekking van een warme episode. De atmosfeer zal vlot tot rust komen, maar hetzelfde zal opgeld doen voor 's mans zweetklieren.
Onder mijn verblijf is een yuppen-Lidl gelegen, waar ik op jacht ga op enige hartigheden om na de inspanningen van de komende dagen het zoutverlies te compenseren. Naast hofleverancier van chips in allerhande soorten en maten blijkt de P.C. Hooft-supermarkt echter tevens de royaalst gesorteerde whiskyboer van Luxemburg te wezen. Gewapend met twee kokers Pringles en evenzovele flessen Islay-levenswater verlaat ik het winkelcentrum, dat voor het overige wordt gedomineerd door dertien-in-een-dozijn-kledingzaken, enkele laagdrempelige restaurants en diverse goedkope kappers, waaronder de Ryanhair – zouden de kappers alhier werkzaam zijn opgeleid in een vlechtsimulator?
Ik prik een vorkje in de brasserie van het hotel. Zoals te doen gebruikelijk in het kleinste der Benelux-landen verloopt de communicatie met de bediening in alle talen van eenieders tong, met uitzondering van het Luxemburgs.
Dag 1: Wemperhardt – Merscheid – Esch-sur-Sûre
Zondag 4 mei 2025
Laagjeskledingweer: het is fris en het wolkendek laat slechts luttele doorkijkjes op het hemelblauw toe, maar als de zon dan de kans grijpt om door te breken, dan gaat de gevoelstemperatuur fluks in de lift.
Met een stevig ontbijt in de maag tijg ik naar Merscheid, een rit van niet minder dan drie kwartier, hetgeen ondubbelzinnig aantoont dat Luxemburg menig maatje te groot is voor een dwergstaat. Het gegeven dat ik me door toedoen van een motorevenement gedwongen zie de Vlaamse TomTom-deerne tot wanhoop te drijven doet daar niets aan af. Ik parkeer de auto naast een opstal die ooit dienstdeed als uitrukbasis voor de plaatselijke brandweer, doch waarin heden ten dage een bistro is gehuisvest. Het is buiten de horeca van Esch-sur-Sûre de enige uitspanning die ik de komende dagen onderweg tegen zal komen.
Meteen na het verlaten van de bebouwde kom daal ik af in het eerste van vele nog te bepotelen, uitbundig beboste valleitjes. Aanvankelijk hebben het gekabbel van het water en het gekwinkeleer der vogels nog geduchte concurrentie van het optrekken der Harleys en aanverwante tweewielers, maar algauw verstomt het gebulder. Passages over hoger gelegen landbouwgronden en door diep ingesneden beekdalen wisselen elkaar vervolgens af. In het tweede deel volg ik geruime tijd de loop van de Mëchelbaach, die zich gezellig kronkelend een weg baant tussen de hellingbossen. Pas op dit fraaie pad groet ik de eerste tegenliggers: eerst een hardloper, niet veel later een mede-wandelaarster. Ter hoogte van een weitje lopen twee paarden een eindje met me op; verderop waagt een vos zich buiten het geboomte.
Een – ik citeer – "mooi stukje over een smal pad" is jammerlijk opgegaan in een omgeploegde kapvlakte. Met de gps in de hand baan ik mij een weg naar de verharding. De laatste kilometers volg ik het asfalt over de altiplano naar mijn auto.
In mijn aan de voet van de burchtruïne van Esch-sur-Sûre gesitueerde hotel word ik naar mijn kamer gedirigeerd, Fromagerie gedoopt. Mijn afkeer van het betreffende zuivelproduct wordt supplementair uit de tent gelokt middels enkele ingelijste platen met het periodiek systeem der kazen. Ter compensatie is er echter het reeds gememoreerde bubbelbad.
In het gourmetrestaurant wordt een voortreffelijk viergangendiner uitgeserveerd. Ik les de dorst met een lokaal amberbiertje, waarvan het etiket om redenen waarnaar wij eenvoudige zielen louter kunnen gissen wordt gesierd door een vrouwelijk achterwerk waarvan slechts de bilnaad aan het gulzige oog wordt onttrokken door een g-string. Ik word in volstrekt willekeurige volgorde in het Nederlands, Engels, Duits en Frans te woord gestaan – mijn spraakcentrum raakt naarmate de avond vordert dusdanig in een Gordiaanse knoop dat ik ten tijde van het nagerecht met mijn mond vol tanden sta. Ik grijp een schemerklimmetje naar de burchtruïne aan om de binnenboel terug te ontwarren.
Met een stevig ontbijt in de maag tijg ik naar Merscheid, een rit van niet minder dan drie kwartier, hetgeen ondubbelzinnig aantoont dat Luxemburg menig maatje te groot is voor een dwergstaat. Het gegeven dat ik me door toedoen van een motorevenement gedwongen zie de Vlaamse TomTom-deerne tot wanhoop te drijven doet daar niets aan af. Ik parkeer de auto naast een opstal die ooit dienstdeed als uitrukbasis voor de plaatselijke brandweer, doch waarin heden ten dage een bistro is gehuisvest. Het is buiten de horeca van Esch-sur-Sûre de enige uitspanning die ik de komende dagen onderweg tegen zal komen.
Meteen na het verlaten van de bebouwde kom daal ik af in het eerste van vele nog te bepotelen, uitbundig beboste valleitjes. Aanvankelijk hebben het gekabbel van het water en het gekwinkeleer der vogels nog geduchte concurrentie van het optrekken der Harleys en aanverwante tweewielers, maar algauw verstomt het gebulder. Passages over hoger gelegen landbouwgronden en door diep ingesneden beekdalen wisselen elkaar vervolgens af. In het tweede deel volg ik geruime tijd de loop van de Mëchelbaach, die zich gezellig kronkelend een weg baant tussen de hellingbossen. Pas op dit fraaie pad groet ik de eerste tegenliggers: eerst een hardloper, niet veel later een mede-wandelaarster. Ter hoogte van een weitje lopen twee paarden een eindje met me op; verderop waagt een vos zich buiten het geboomte.
Een – ik citeer – "mooi stukje over een smal pad" is jammerlijk opgegaan in een omgeploegde kapvlakte. Met de gps in de hand baan ik mij een weg naar de verharding. De laatste kilometers volg ik het asfalt over de altiplano naar mijn auto.
In mijn aan de voet van de burchtruïne van Esch-sur-Sûre gesitueerde hotel word ik naar mijn kamer gedirigeerd, Fromagerie gedoopt. Mijn afkeer van het betreffende zuivelproduct wordt supplementair uit de tent gelokt middels enkele ingelijste platen met het periodiek systeem der kazen. Ter compensatie is er echter het reeds gememoreerde bubbelbad.
In het gourmetrestaurant wordt een voortreffelijk viergangendiner uitgeserveerd. Ik les de dorst met een lokaal amberbiertje, waarvan het etiket om redenen waarnaar wij eenvoudige zielen louter kunnen gissen wordt gesierd door een vrouwelijk achterwerk waarvan slechts de bilnaad aan het gulzige oog wordt onttrokken door een g-string. Ik word in volstrekt willekeurige volgorde in het Nederlands, Engels, Duits en Frans te woord gestaan – mijn spraakcentrum raakt naarmate de avond vordert dusdanig in een Gordiaanse knoop dat ik ten tijde van het nagerecht met mijn mond vol tanden sta. Ik grijp een schemerklimmetje naar de burchtruïne aan om de binnenboel terug te ontwarren.
Dag 2: Esch-sur-Sûre – Lac de la Haute-Sûre – Esch-sur-Sûre
Maandag 5 mei 2025
Vanuit mijn standplaats maak ik de komende dagen een drietal rondwandelingen. Vermits Esch-sur-Sûre in een komdal ligt en in alle windrichtingen is omgeven door steile hellingen, is het onvermijdelijkerwijs van quitte af aan klimmen geblazen.
Vandaag maak ik kennis met het Lac de la Haute-Sûre, een stuwmeer dat als een adder ligt verscholen in het heuvelland en, benevens water- en energievoorziening, voor recreatieve doeleinden wordt gebruikt. Het aantal zonuren belooft een poging te doen de dubbele cijfers te naderen. Na het bruggetje over de Sûre gaat het gelijk omhoog; reeds na enkele honderden meters vergunt de wijkende bermvegetatie mij een doorkijkje op de kasteelruïne. Even verderop verruil ik het asfalt voor een paadje van anderhalve voet smal hoog boven het weinige verkeer. Al snel bereik ik een bankje met uitzicht op de boogdam, waar de weg overheen loopt en terugbuigt naar Esch-sur-Sûre. Voorbij dit onmiskenbare rustpunt voert de route geruime tijd over zandsporen en onverharde weggetjes op de noordflank van het kunstmatige waterbekken, bergop en bergaf, nu eens in de bosrand, dan weer dieper in het nog frisse groen. Alvorens ik ten langen leste afbuig in de richting van het asfalt op de hoogvlakte, waar zon en wind vrij spel hebben, krijg ik de kans het stuwmeer zonder storende voorgrondelementen op de gevoelige plaat vast te leggen.
Een curieuze aanwijzing in de routebeschrijving: aan de rand van Kaundorf moet ik "linksaf voor de granaat langs". In de verte, in de bocht van de weg, ontwaar ik een wit gebouwtje met een puntdak – vermoedelijk de vermaledijde granaat; dankzij de wandelhobby mocht ik immers al meer wonderlijke terminologie aan mijn vocabulaire toevoegen, zoals daar zijn vorksplitsing, knuppelbrug, gamaschen en knijpduiker. Ter plekke blijkt het echter om een huis-tuin-en-keukengranaat te gaan, opgegraven in een naburig bos en tegenwoordig onderdeel van een monument ter herdenking van de verschrikkingen ten tijde van het Ardennenoffensief.
Andermaal heeft de grootste watermassa des lands de overhand in mijn blikveld. Na een pittige afdaling via serpentines heb ik de oever binnen handbereik, doch pesterig gaat het nog een keer omhoog en omlaag, totdat ik een drijvende brug bereik die een oversteek met droge voeten naar het watersportmekka Lultzhausen mogelijk maakt. Tevens vangt hier een kunstroute van een stief uur gaans aan.
Een Gummbah zou wel raad weten met de even amorfe als abstracte erecties die onderhavig gemarkeerd ommetje zouden moeten rechtvaardigen.
Ook in Luxemburg loeit op de eerste maandag van de maand stipt om 12.00 uur het luchtalarm.
Weer aan gene zijde van de plas klim ik door het bos de altiplano op. De terugweg naar mijn onderkomen voert over landelijke asfaltweggetjes, die in Luxemburg veelal afgesloten zijn voor gemotoriseerd verkeer. Ook fietsers en wandelaars laten echter unaniem verstek gaan, zelfs in de klinische, inwisselbare dorpjes Liefrange en Kaundorf die ik op werktuiglijke wijze passeer. Het lekkerste is voor het laatst bewaard: het zeer spectaculaire vogelperspectief op Esch-sur-Sûre, dat nagenoeg geheel wordt omzoomd door een hoefijzervormige bocht in de Sûre. Tijdens de steile afdaling die volgt is het voorwaar geen sinecure om de aandacht op het pad te houden. Heelhuids bereik ik de brug.
Na wederom formidabel getafeld te hebben buik ik nog een kwartiertje uit. Dan heb ik alle straten en stegen gezien. Buiten de unieke ligging is Esch-sur-Sûre geen schilderachtig plaatsje, in tegenstelling tot toeristische trekpleisters van vergelijkbare snit als Volendam of Marken. Twee besjes nemen in een onverstaanbaar koeterwaals, vermoedelijk Luxemburgs, de laatste roddels door. Een derde laat haar schoothondjes uit, die een kat de stuipen op het lijf jagen. Tot zover de reuring in het dorp; voor het overige is enkel de kebabzaak nog open – onverrichter zake.
Vandaag maak ik kennis met het Lac de la Haute-Sûre, een stuwmeer dat als een adder ligt verscholen in het heuvelland en, benevens water- en energievoorziening, voor recreatieve doeleinden wordt gebruikt. Het aantal zonuren belooft een poging te doen de dubbele cijfers te naderen. Na het bruggetje over de Sûre gaat het gelijk omhoog; reeds na enkele honderden meters vergunt de wijkende bermvegetatie mij een doorkijkje op de kasteelruïne. Even verderop verruil ik het asfalt voor een paadje van anderhalve voet smal hoog boven het weinige verkeer. Al snel bereik ik een bankje met uitzicht op de boogdam, waar de weg overheen loopt en terugbuigt naar Esch-sur-Sûre. Voorbij dit onmiskenbare rustpunt voert de route geruime tijd over zandsporen en onverharde weggetjes op de noordflank van het kunstmatige waterbekken, bergop en bergaf, nu eens in de bosrand, dan weer dieper in het nog frisse groen. Alvorens ik ten langen leste afbuig in de richting van het asfalt op de hoogvlakte, waar zon en wind vrij spel hebben, krijg ik de kans het stuwmeer zonder storende voorgrondelementen op de gevoelige plaat vast te leggen.
Een curieuze aanwijzing in de routebeschrijving: aan de rand van Kaundorf moet ik "linksaf voor de granaat langs". In de verte, in de bocht van de weg, ontwaar ik een wit gebouwtje met een puntdak – vermoedelijk de vermaledijde granaat; dankzij de wandelhobby mocht ik immers al meer wonderlijke terminologie aan mijn vocabulaire toevoegen, zoals daar zijn vorksplitsing, knuppelbrug, gamaschen en knijpduiker. Ter plekke blijkt het echter om een huis-tuin-en-keukengranaat te gaan, opgegraven in een naburig bos en tegenwoordig onderdeel van een monument ter herdenking van de verschrikkingen ten tijde van het Ardennenoffensief.
Andermaal heeft de grootste watermassa des lands de overhand in mijn blikveld. Na een pittige afdaling via serpentines heb ik de oever binnen handbereik, doch pesterig gaat het nog een keer omhoog en omlaag, totdat ik een drijvende brug bereik die een oversteek met droge voeten naar het watersportmekka Lultzhausen mogelijk maakt. Tevens vangt hier een kunstroute van een stief uur gaans aan.
Een Gummbah zou wel raad weten met de even amorfe als abstracte erecties die onderhavig gemarkeerd ommetje zouden moeten rechtvaardigen.
Ook in Luxemburg loeit op de eerste maandag van de maand stipt om 12.00 uur het luchtalarm.
Weer aan gene zijde van de plas klim ik door het bos de altiplano op. De terugweg naar mijn onderkomen voert over landelijke asfaltweggetjes, die in Luxemburg veelal afgesloten zijn voor gemotoriseerd verkeer. Ook fietsers en wandelaars laten echter unaniem verstek gaan, zelfs in de klinische, inwisselbare dorpjes Liefrange en Kaundorf die ik op werktuiglijke wijze passeer. Het lekkerste is voor het laatst bewaard: het zeer spectaculaire vogelperspectief op Esch-sur-Sûre, dat nagenoeg geheel wordt omzoomd door een hoefijzervormige bocht in de Sûre. Tijdens de steile afdaling die volgt is het voorwaar geen sinecure om de aandacht op het pad te houden. Heelhuids bereik ik de brug.
Na wederom formidabel getafeld te hebben buik ik nog een kwartiertje uit. Dan heb ik alle straten en stegen gezien. Buiten de unieke ligging is Esch-sur-Sûre geen schilderachtig plaatsje, in tegenstelling tot toeristische trekpleisters van vergelijkbare snit als Volendam of Marken. Twee besjes nemen in een onverstaanbaar koeterwaals, vermoedelijk Luxemburgs, de laatste roddels door. Een derde laat haar schoothondjes uit, die een kat de stuipen op het lijf jagen. Tot zover de reuring in het dorp; voor het overige is enkel de kebabzaak nog open – onverrichter zake.
Dag 3: Esch-sur-Sûre – Sûre – Esch-sur-Sûre
Dinsdag 6 mei 2025
Het firmament is diepblauw en vooralsnog wolkeloos. Vandaag betreedt de vallei van de Sûre het spreekwoordelijke hoofdpodium: langs de zuidzijde van het riviertje wandel ik heen en ten noorden ervan volg ik het stroomopwaarts terug naar waar ik de tocht aanvatte.
Gelegenheid om de spieren op te warmen is er amper: voorbij een café (gesloten) klotst het melkzuur dat het een aard heeft dankzij een lange trap in de richting van het Mariabeeld dat over Esch-sur-Sûre uitkijkt. Na een begraafplaats wint een breed bospad verder aan hoogte, waardoor de Sûre spoedig diep onder me ligt. Nog één keer ligt het dorp ingeklemd tussen de heuvels mooi te wezen alvorens ik mijn weg vervolg in een zijdalletje, waar slechts het water en onze gevleugelde vrienden mijn trommelvliezen in de watten leggen. Een vol uur later – ondertussen heb ik de Sûre terug binnen handbereik – mengt een drukke weg zich in het geluidsspectrum. Na het oversteken van onderhavige verkeersader passeer ik te Heiderscheidergrund een achtkantig kerkje. Ik sla een zeer smal oeverpaadje in, maar al snel zoekt de route het alweer hogerop.
Tevergeefs zoek ik een ongemarkeerd, onduidelijk paadje dat naar een klaphekje aan de rand van een weitje zou lopen. Mijn gedraal en gedwaal leidt ten slotte tot een aanvaardbaar alternatief dat me zonder een karrenvracht aan extra meters terug bij het riviertje brengt. Steeds rechtdoor gaat het nu, al zijstroompjes kruisend, totdat ik een geschikt bankje zie ter verorbering van het nogal karige lunchpakket (twee kaboutersandwiches, een appel en een reepje chocola).
In Tadler zou een radler er wel ingaan, maar ook hier ontbeert het ten enenmale aan horeca.
Een afwisseling van bos en weidse panorama's geeft de tweede helft van de wandeling kleur. De medemens is de grote afwezige in de middaguren; dit kan niet gezegd worden van de ree, van welke evenhoevige ik twee exemplaren in mijn vizier krijg. Terwijl ik de stal reeds ruik, pakt het parcours, qua venijn in staart, nog menig hoogtemeter mee.
De keukenbrigade meende de tijdelijke bewoner van de Fromagerie een plezier te moeten doen met kaassoep en een al even kazig hoofdgerecht. Tijdig weten de gerant en scribent dezes daar in eendrachtige samenwerking een stokje voor te steken. De tomatensoep en de schnitzel met pasta worden ondergesneeuwd door een intimiderend grote dame blanche – een Rubens-dame blanche zogezegd.
Gelegenheid om de spieren op te warmen is er amper: voorbij een café (gesloten) klotst het melkzuur dat het een aard heeft dankzij een lange trap in de richting van het Mariabeeld dat over Esch-sur-Sûre uitkijkt. Na een begraafplaats wint een breed bospad verder aan hoogte, waardoor de Sûre spoedig diep onder me ligt. Nog één keer ligt het dorp ingeklemd tussen de heuvels mooi te wezen alvorens ik mijn weg vervolg in een zijdalletje, waar slechts het water en onze gevleugelde vrienden mijn trommelvliezen in de watten leggen. Een vol uur later – ondertussen heb ik de Sûre terug binnen handbereik – mengt een drukke weg zich in het geluidsspectrum. Na het oversteken van onderhavige verkeersader passeer ik te Heiderscheidergrund een achtkantig kerkje. Ik sla een zeer smal oeverpaadje in, maar al snel zoekt de route het alweer hogerop.
Tevergeefs zoek ik een ongemarkeerd, onduidelijk paadje dat naar een klaphekje aan de rand van een weitje zou lopen. Mijn gedraal en gedwaal leidt ten slotte tot een aanvaardbaar alternatief dat me zonder een karrenvracht aan extra meters terug bij het riviertje brengt. Steeds rechtdoor gaat het nu, al zijstroompjes kruisend, totdat ik een geschikt bankje zie ter verorbering van het nogal karige lunchpakket (twee kaboutersandwiches, een appel en een reepje chocola).
In Tadler zou een radler er wel ingaan, maar ook hier ontbeert het ten enenmale aan horeca.
Een afwisseling van bos en weidse panorama's geeft de tweede helft van de wandeling kleur. De medemens is de grote afwezige in de middaguren; dit kan niet gezegd worden van de ree, van welke evenhoevige ik twee exemplaren in mijn vizier krijg. Terwijl ik de stal reeds ruik, pakt het parcours, qua venijn in staart, nog menig hoogtemeter mee.
De keukenbrigade meende de tijdelijke bewoner van de Fromagerie een plezier te moeten doen met kaassoep en een al even kazig hoofdgerecht. Tijdig weten de gerant en scribent dezes daar in eendrachtige samenwerking een stokje voor te steken. De tomatensoep en de schnitzel met pasta worden ondergesneeuwd door een intimiderend grote dame blanche – een Rubens-dame blanche zogezegd.
Dag 4: Esch-sur-Sûre – Eschdorf – Esch-sur-Sûre – Alverna
Woensdag 7 mei 2025
Nog voor negenen sta ik op straat. Ik volg de Sûre een eindje stroomopwaarts teneinde buiten de bebouwde kom te geraken en direct na het laatste huis begint een langgerekte stijging van 274 naar 489 meter boven zeeniveau, via een oeverpad door het bos. Eenmaal op de panoramische, glooiende altiplano weet de zon af en toe door de dunne bewolking heen te breken. Na een resem bochtige asfaltweggetjes daal ik af over een slordig bospad dat verderop stenig wordt en waarin een stroompje ontstaat dat zich afscheidt van het pad. Ik kom uit in een stil gemengd bos dat door talrijke beekjes, slootjes en stroompjes wordt doorkruist. De tekens van de Waasser Sënneswee voeren me langs bankjes, bruggetjes en objecten uit de eenprocentkunstregeling, of een combinatie daarvan, getuige het bruggetje met twee artistiekerige ligbanken boven het water.
Ondanks dat vlak terrein tot nu toe niet meer dan een luttel cameootje is vergund, heb ik de eerste zes kilometer in anderhalf uur overbrugd. Vermits ik na de wandeling de thuisreis aanvaard, hoop ik voornoemd tempo te consolideren, maar dat zal buiten de groothertoglijke flora gerekend blijken te zijn.
In navolging van de routeontwerper neem ik een paadje naar links dat vrijwel loodrecht op de isohypsen steil bergopwaarts gaat. Bij de nu volgende aanwijzing in de reisbescheiden besluit de werkelijkheid een andere afslag te nemen.
Ondanks dat vlak terrein tot nu toe niet meer dan een luttel cameootje is vergund, heb ik de eerste zes kilometer in anderhalf uur overbrugd. Vermits ik na de wandeling de thuisreis aanvaard, hoop ik voornoemd tempo te consolideren, maar dat zal buiten de groothertoglijke flora gerekend blijken te zijn.
In navolging van de routeontwerper neem ik een paadje naar links dat vrijwel loodrecht op de isohypsen steil bergopwaarts gaat. Bij de nu volgende aanwijzing in de reisbescheiden besluit de werkelijkheid een andere afslag te nemen.
"Loop langs de ruïne. Volg het kleine paadje erna bergop. Het pad komt aan de rand van een voormalige steengroeve (blijkbaar niet zo duidelijk meer te zien). Op dit punt haaks naar links. Het pad is even wat minder duidelijk, maar wordt na enkele tientallen meters wel duidelijk.
"Op driesprong rechtsaf langs picknicktafel."
De bouwvallige opstal is weliswaar niet te missen, maar hoe ik me ook wend of keer, en hoe hard de gps en de papieren kaart ook schreeuwen dat er heus waar een pad is, het lijdt geen twijfel dat alle wegen die er eventueel ooit zijn geweest zijn herwonnen door de natuur. Ik vind een opening in de bosschages, die buiten mijn gezichtsveld wellicht uit zou kunnen komen op het kleine paadje bergop, maar in een algauw niet meer spreekwoordelijke vloek en zucht ben ik volledig omsloten door de halve plantenencyclopedie – bovenal die voorzien van stekels. Een zich voortslepend worstelen doorheen het struweel, ravotten met de gps, wegbonjouren van een teek en enkele niet mis te verstane krachttermen later stuit ik op de begaanbare wereld – precies bij de picknickbank.
Zo gauw ik tegen twaalven de weidse vista's van de hoogvlakte bereik, en ik op twaalf uur de kerkspits van Eschdorf ontwaar, ben ik een stiefe drie uur onderweg, en pas op de helft. Het resterende traject over brede bospaden blijkt echter een peuleschilletje, en amper twee uur later start ik de auto.
Zo gauw ik tegen twaalven de weidse vista's van de hoogvlakte bereik, en ik op twaalf uur de kerkspits van Eschdorf ontwaar, ben ik een stiefe drie uur onderweg, en pas op de helft. Het resterende traject over brede bospaden blijkt echter een peuleschilletje, en amper twee uur later start ik de auto.